dinsdag 31 januari 2012

Weblogbrief 7.16, 31 januari 2012

Weblogbrief 7.16, 31 januari 2012

         Zit ik alweer een brief aan jullie in elkaar te draaien. ¿Cómo va eso, compadritos, todo en orden detrás del cierre (de cremallera)? Eerlijk is eerlijk, dat klinkt toch een stuk uitheemse dan “Hoe is-t-ie, vrienden, alles kits achter de rits”? Laat ik dus maar weer overgaan op ABN. Maar eens zal het een keer voorkomen dat ik een complete brief in het Spaans schrijf, met op het einde een Nederlands lesje.

         Dit zijn wel de dagen van verjaardagen. Afgelopen vrijdag werd Lux twee en maandag moest Trudie er voor de 62ste keer aan geloven. Ik heb ze allebei gebeld en Trudie kijkt ernaar uit, zegt ze, om mij over 15 dagen in Düsseldorf op te halen voor mijn “vastelaovend in Mestreech”.
         Zal ik nog even doorgaan met verjaardagen? Vandaag is niet alleen hare majesteit jarig, maar ook mijn neef Rik; hij wordt/is 27. En zaterdag is het de beurt aan Marcel, die dan ook al weer 37 meeloopt. Is dat misschien het echte teken dat ik in de herfst van mijn leven zit, dat de nazaten op een leeftijd komen dat hun onbezonnen jeugd voorbij is?

         Gaan we naar mijn muziekkeuze van deze week. Daarvoor ga ik eens een keer in herhaling vervallen. Een paar weken terug brak ik hier een lans voor Tom Petty, al dan niet samen met zijn Heartbreakers. Ik verkondigde toen ook minzaam dat ik zijn live cd’s niet had, niet echt een probleem, en dat ik eigenlijk ook geen muziek van hem had van na 1992, en dat zag ik wel als een euvel. Volgens Jorge was er de laatste 20 jaar ook niet veel moois van Tom Petty meer te bewonderen. Hij wordt oud, vertelde Jorge me, met zijn (i.e., Jorge’s) haarloze centrale kop. Niettemin, als ik daar dan perse  belangstelling voor had, kon hij mij het recente werk van Tom Petty wel bezorgen, geen punt.
         Afgelopen donderdag was het zo ver; of ik maar even mijn memory stick wilde inpluggen, dan zette hij de hele handel er even op, alle oude cd’s, de live cd’s en de cd’s van na 1992, uiteraard netjes geordend met de hoezen, de namen van de componisten et alienis. Om het niet te gek te maken beperk ik me hier tot de zes meest recente studio cd’s, twee zonder The Heartbreakers (Wildflowers en Highway companion) en vier met. Jullie hoeven niet langer voor mij allerlei  tweedehands en andere markten af te struinen op zoek naar de ontbrekende cd’s, ik heb ze:
(1994)        Wildflowers
(1999)        She’s the one (Soundtrack van de film)
(1999)        Echo
(2002)        The last DJ
(2006)        Highway companion (Special edition, 2007)
(2010)        Mojo
         En helaas, de cd uit 2008 met allerlei zeldzame opnames, die ik eerder aankondigde als “Storming”, maar dat is de naam van het label, bestaat naar alle  waarschijnlijkheid niet; in ieder geval heeft Jorge hem niet kunnen vinden.
         In totaal kom ik op 88 nieuwe nummers, bijna zes uur Tom Petty. De man mag dan de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ik hou vol dat hij op zijn oude dag nog steeds van wanten weet. En qua muziek nog steeds iets van Bob Dylan weg heeft, alleen vind ik Tom Petty’s stem zeker vandaag de dag een stuk aangenamer om naar te luisteren. Wat zij het mooie stukjes en wat hoor ik af en toe schitterend gitaarspel! Een keuze welke nummers ik nog weer beter vind dan andere, ga ik deze keer niet maken. Alle zes cd’s zijn mij even lief, maar “Highway companion” nog weer liever dan de andere vijf! Die cd, “Highway companion” hoort in alle oprechtheid bij iedereen van jullie binnen handbereik te zijn.

         Mede omdat ik Tom Petty hier al eens besproken heb, krijgen jullie deze week nog een tweede muzikant van mij, wel uit eenzelfde koker: Jeff Lynne. Hij is, denk ik, de minst bekende van de vijf Traveling Wilburys, zie eerder bij Tom Petty, en dit moet dan maar het moment zijn om zijn aanzien ietsje te vergroten.
         Jeff (met twee effen) Lynne is van 1947 en uit het Engelse Birmingham. In de jaren zeventig was hij de frontman van ELO, de Electric Light Orchestra, die een mengeling van pop, klassiek en futurische muziek bracht, overigens met aardig wat succes. Daarna, vanaf de tachtiger jaren werd hij steeds meer de helper, producer, van andere sterren, zoals daar zijn Brian Wilson, Duane Eddy, de Everly Brothers,  Joe Cocker en zelfs Tom Jones (aan wie ik een hekel heb). Dat hij bevriend was met George Harrison, blijkt o.a. op diens cd “Cloud Nine” uit 1987 en ook met Paul McCartney kon hij lezen en schrijven. Jeff Lynne zat mede achter het uitbrengen van “Free as a bird” als een verlaat opgedoken Beatles-nummer. In 1988 was hij actief in de Traveling Wilburys, zoals gezegd, en hoe goed Roy Orbison met hem overweg kon, moge ook blijken uit diens cd Mystery Girl, die pas na zijn dood verscheen in 1989.
         Jeff Lynne is maar goed voor één solo cd, genaamd “Armchair Theatre” en uitgebracht in 1990. En ik moet het helaas doen met maar enkel een cd die ik van ELO heb, The Very Best Of ELO, ook uit 1990. Ik vraag me daarbij af of ik de cd wel compleet heb, met zijn 12 respectievelijk 11 nummers in MP3 op mijn harde schijf. Bij elkaar is mijn Elo goed voor anderhalf uur muziek. Ik heb de cd intussen een paar keer gedraaid en hier is een vijftal nummers dat er voor mij (in positieve zin)  uitspringt: “Turm to stone” uit 1974, “Can’t get you out of my head” idem, “Don’t bring me down” uit 1979, “Hold on tight” uit 1981 en uiteraard “Here is the news”, ook uit 1981? Kennen jullie dat (nog), “Here is the news” van het “electrisch licht orkest”, volgens mij is het nog gebruikt voor een of ander tv-programma? Heel mooi.

         Zoals gezegd, vrijdag was Lux aan de beurt om gefeliciteerd te worden met haar tweede verjaardag. Eerder in Las Palmas had ik met Eva al overlegd over het cadeautje en wat kreeg ze van mij? Een “Artis De Partis”, dat is een grijze stoffen pop met een groene neus, uit Artis vanzelfsprekend, waar Eva en Lux kind aan huis zijn. Als toetje deed ik er nog een bijpassende muts bovenop.     Lux leek er vrijdag aan de telefoon heel blij mee. Ik belde haar om half 7 Nederlandse tijd en het eerste dat ze in Eva’s mobiel blerde, was: “Opa”. Daarna kwam er helaas niet veel extra meer uit, hoe ik ook aandrong vanuit het parkje bij Castillo De La Luz, een van mijn favoriete plekken om in een boek te lezen en het kleine spul van Las Palmas te zien spelen. Maar zaterdagmiddag bleek dat Lux me per e-mail ook nog eens bedankt had. Er zaten zelfs fotootjes bij van het moment van uitpakken. Gere gedoon, Lux, tot de karneval mer weer.

         Na ons telefoongesprek vrijdagavond had ik nog ampel tijd om het bejaardendansen, vlakbij het oude kasteel, weer eens met een bezoek te vereren. De levende muziek kwam van een man/vrouw duo, zichzelf “Merenque Show” noemend, dat overdreven zijn best deed, dat moet gezegd. De man bespeelde iets dat op een piano of keyboard leek en de vrouw was vooral in de weer met een microfoon, iets te enthousiast naar mijn mening. Op de achtergrond was ik getuige van een avondzon en enkele grote ventilatoren. Vraag aan jullie: wat voor dans is precies een merenque?
         Ik ga jullie niet weer een beschrijving geven van allerlei personen die ik daar zag fuiven en voorbij zag schuiven. Het waren er minder dan bij mijn vorige bezoek begin december, maar wel nog ruim honderd. Vooruit, laat ik één uitzondering maken. een koppel die ik bij het bejaardendansen nog nooit gezien had. Ze waren van mijn leeftijd en ik gok er maar op dat het buitenlanders waren, Scandinaviërs? En de beentjes van de vloer, dat is waar die twee druk mee bezig waren. Aanhoudend moest zij onder een poortje door dat hij voor haar maakte dan wel moest zij met een zwierig gebaar naar zijn andere hand grijpen die hij alvast in gereedheid had gebracht. Bewonderenswaardig!
         Het verhaal is nog niet af. Zaterdagmiddag stond ik zoals wel vaker om een uur of 6 bij La Guarida, mijn favoriete uitspanning voor een stukje levende rock of blues. Daar speelde een bandje genaamd Los Gumbo voor de deur, met een basgitarist, een (Amerikaanse) sologitarist, een drummer die zich als leider op had geworpen en een piepjonge (voor mij dan) zangeres die naar de naam Catarina luisterde. Ze gaven hem met hun vieren flink van katoen. Tot de hoogtepunten reken ik het gespeelde “I’d rather be blind” met zangeres Catarina in een glansrol en met een vette knipoog van de drummer naar de onlangs overleden Etta James (zie een vorige brief). Wat kon die Catarina hoog van de toren blazen. En wie zaten er opzij op de voorste rij van de muziek mee te genieten bij La Guarida? Mijn duo Scandinaviërs, luid klappend na ieder lied.
         Daarmee is weer iets bewezen. Ik ben niet de enige die op vrijdagavond van Spaanse meezingers kan genieten bij het Castillo De La Luz en een dag later langs de boulevard kan worden ondergedompeld in de blues. En, alweer terzijde, naast La Guarida is een nette, royale zaak, La Barca De San Andrés, die meestal maar weinig publiek trekt, zeker niet het terras van de zaak. Echter, als het een drukte van jewelste is bij en vóór La Guarida, zoals afgelopen zaterdag, profiteert de buurman mee. Het terras van die zaak zit dan ook aardig vol met meegenieters. Waarom niet?    

         Ton is altijd goed voor een roddel uit Groot Maastricht. Weten jullie al dat ook dit jaar de halve markt al vóór “’t benkelik momint” wist, of in ieder geval een sterk vermoeden had, wie prins carnaval zou gaan worden. Dit jaar stond er nou eens op de zondagochtend geen Tempeleer met roodgroengele muts voor de deur van de toekomstige prins, maar liep het fout vanwege een kinderoppas. De betreffende dame heeft meer dan één adres waar ze overdag op de kleintjes past en wat gebeurde er? Tegen N.B. de aanbrenger van het prins carnavalnieuws van vorig jaar zei ze dat ze in de vier weken voor carnaval bij die thuis minder zou oppassen, omdat ze dan elders nogal vaak moest zijn. “Bij wie dan?” “Bij de familie van den Akker!”
         En toen viel wederom “t willemke”; die Han van den Akker, de waterpoloër van MZ&PC vroeger, de man die voor Logica helemaal in Heerlen bij het ABP werkte en braaf getrouwd met vier snoepjes van kinderen, dat was er nou typisch zo eentje, waar het PC-benoemingsclubje van de Tempeleers zou vallen. Het werd op Facebook gecommuniceerd en daarna ging het rond als een lopend vuurtje.
         Chapeau! Als ik de aanbrenger “met die daog” tegenkom, krijgt hij van mij een halve liter bier, “una jarra”. De uitverkiezing van prins carnaval in Maastricht is vanzelfsprekend “’t bes bewaorde geheim”, maar als er iets te kraken valt, kunnen we het natuurlijk niet laten. En ik opper hier ook maar eens dat de aanbrenger van het grote nieuws, twee jaar achter elkaar, wat mij betreft volgend jaar zelf maar eens prins carnaval moet worden. (Maar niet nadat hij op zaterdagavond vóór “’t oetrope” op Facebook een ander als prins aankondigt.)

         Nu niet alleen Han van den Akker bekend is, maar ook de “Vors vaan de Keemeleers”, acht ik de tijd gekomen om jullie iets van het carnaval hier te vertellen, althans de periode tot 15 februari, de dag dat ik weer eens naar Maastricht mag “opstijgen”.
         De opening, de “pregón”, is helaas verdwenen in het kader van de bezuiniging; ik kom wel nog een pregonfilmpje tegen op de officiële internetaankondiging van het carnaval hier. “We” beginnen hier dit jaar a.s. vrijdag 3 februari met het Gala De La Reina. Daarin gebeurt echt van alles, maar wordt ongetwijfeld ook een nieuwe koningin gekozen, het equivalent hier van prins carnaval in Maastricht. Laat ik jullie verklappen dat ik al een kaartje in huis heb. Een precies plaatsbewijs is het niet, met stoel en al, dus ik word verondersteld er een beetje op tijd heen te gaan, anders zit ik in het schelletje.
         Gaan we naar de “murgas”, de half uur durende cabaretvoorstellingen van grote groepen heren of dames, meestal steeds van een bepaalde wijk. Veel van de murgas mij wijsmaken, kan ik maar half of niet verstaan; het is me te rap en te locaal, maar leuk vind ik het zeker. Vorig jaar heb ik alle murga-avonden een kijkje genomen. De voorronden zijn dit jaar a.s. maandag, dinsdag en woensdag, 6, 7 en 8 februari. En wanner is el gran final? Op zaterdag 11 februari van 8 uur tot in de kleine uurtjes; dan staat Santa Catalina op zijn kop, met mij in de gelederen uiteraard. Vorig jaar was er voorafgaand op het naburige El caravanales een zogenaamde hardloopwedstrijd voor “verkleiders”. Als die er weer is, ga ik daar eerst kijken.
         Ik heb nog een laatste happening in de aanbieding voor jullie. Op dinsdag 14 februari is het niet alleen Valentijnsdag, maar is ’s avonds ook de “preselección” voor de finale van de verkiezing van de “drag queen” op vrijdagavond de 17de. Misschien kan ik die nog net meepakken, voordat ik jullie de volgende dag kom lastig vallen in Maastricht

         Terug naar de Palmese werkelijkheid van nu. Zoals intussen als bekend mag worden verondersteld bij jullie, woon ik vlakbij twee stranden met aanpalende boulevards, Las Alcaravaneras links en Las Canteras rechts. Mijn wandelingetje aan het einde van de middag gaat meestal naar rechts, langs Las Canteras; op zondagmiddag sjok ik bijna altijd door helemaal tot aan “El Confital”. “El Confital”, waar is dat nou weer?
         Als ik zuiver in de leer wil zijn, loopt de boulevard van Las Canteras niet eindeloos door onder die naam, maar heet het laatste stuk naar rechts anders. Het laatste stuk, vanaf de Plaza Saulo Torón, waar de vissersbootjes liggen, heet het eigenlijk Pasaje De Los Pescadores De La Puntilla en voorbij de hoek naar links, bij o.a. het terras van La Oliva, Calle Prudencio Morales. Op het einde daarvan verlaten we Las Canteras definitief, maken een scherpe hoek naar rechts, bij de Plaza De La Puntilla, en zijn op de calle Alonso Ojeda, die doorloopt tot aan Casa Amigo Camilo bovenaan de straat. Daar neem ik op mijn wandeling steevast de hoek naar rechts voor de Calle Caleta, met links het huisje van Chano El Peligroso; is dat een vervaarlijke hond of mens? Vervolgens maak ik een halve draai naar links naar de Calle Consejal Manuel Rodriguez Costas (wat een lange naam), met al zijn banken. Hoe ver die precies doorloopt onder die naam, weet ik niet. Eerst komt er rechts een ijszaak, dan een Italiaan en verderop ligt restaurantjee Los Nidillos, links zie ik alleen maar water en rotsen, La Laja. Intussen is het tijd voor de diverse “miradores”, uitzichtspunten, langs het water, die ik allemaal langs de Calle Sindo Saavedra situeer, met als laatste “el mirador del Balconcito” bij de Punta Gorda en “El confital”. “El confital”, is dat nou het plein met twee banken, waar ik - zeker op de late zondagmiddag -  graag in mijn boek zit te lezen?
         Als afsluiting van dit stukje kom ik terug op de Calle Sindo Saavedra. Die Sindo Saavedra is, weet iedereen hier, een bekende muziekschrijver, componist, “compositor” zeggen ze hier, o.a. van een carnavalskraker van Las Palmas, vergelijkbaar met “Welt geer neet nao de pieringe, et friet, drink beer, slik hieringe, en de beste raod veur uuch, hawt ’t lever neet te druug” in Maastricht. Zo iets zou bij ons toch ook moeten kunnen, oude (en overleden, dat wel) carnavalscomponisten en -zangers met een straatnaam vereren. “Vanuit het Sjeng Kraftplein kijken we uit op een aantal straten, die erop uitmonden, respectievelijk de Pie Bexstraat, de Annie Haakenstraat, de Thei Mentenallee en het Harry Heltzelsteegje. Verderop ligt het Math Niëlplantsoen er vredig bij.”

         En maandagavond was het zo ver, ik moest en zou Trudie telefonisch feliciteren met haar 62ste verjaardag. Ik ben niet echt een beller en het had best wel wat voeten in de aarde. (Dat krijg je, als je geen beller bent.) Om half 7 Canarische tijd was het zo ver. Eerst probeerde ik het thuisnummer, enkele keren zelfs, maar daar kreeg ik een antwoordapparaat (Probeer het later nog eens). Het was intussen 8 uur en toen bleek dat ik het nummer van de mobiel niet voor het buitenland geprogrammeerd had. Het is niet 06 en dan het nummer, maar 00316 en dan het nummer. Dus moest ik eerst het mobiele nummer wijzigen. Nadat ik dat met succes gedaan had, nam Trudie niet op.
         Gelukkig belde Trudie mij even later zelf. Ze zat met de familie in café Minckelers op de Markt, waar je best lekker kunt eten. Op een gegeven moment had ze eens op het schermpje van haar mobiel gekeken, omdat ik maar niet belde en toen zag ze mijn  nummer staan.
         Perfisia, Trudie! Ook nog eens langs deze mij minstens zo sympathieke weg wens ik je het allerbeste. Gisteravond heb ik me op jouw gezondheid enkele glazen Tropical gedronken. We zien elkaar over 16 (inmiddels 15) dagen in Düsseldorf, als je me daar komt ophalen voor mijn glorieuze intocht in Mestreech (maar niet op een ezel; dat bewaren we voor Palmzondag).  

         Tot slot heb ik deze week een beetje raar Spaans lesje, namelijk van Engelse woorden die in het Spaans zijn binnengeslopen en veelvuldig worden gebruikt. Wij hebben dat in het Nederlands nog erger. Als het zo doorgaat, komt er over enkele generaties een soort semi-Engels uit onze mond.
         Echter, met grote talen als Engels en Spaans heb je ook het omgekeerde. In de V.S. spreken een heleboel mensen alleen Spaans of hebben Spaans als eerste taal. Ongetwijfeld zullen er bovendien de nodige Spaanse woorden in het huidige Engels zitten. Maar goed, ik heb hier een lijstje Engelse woorden, uit mijn argotboekje, die ik Spanjaarden wel hoor gebruiken hier:
Bodi
Camping
Chovinismo
Clinex
Eslogan
Esnob
Fútbal
Gag
Graffiti
Hamburguerería
Klaxon
Parking
Póster
Pub
Slip
Ticket
Zapear
         Mijn argotboekje dateert uit 1998 en het is in de jaren daarna alleen maar toegenomen. Ik kan jullie zonder probleem andere, recentere voorbeelden geven, bijv. in verband met computeren en internet. “El fútbol aquí is degenerado en un duelo solamente entre Barça y Real; otros equipos no importan.” Willen jullie nog een voorbeeld? “Chupa banquillo y zapea”,  is dat niet de titel van een in het Spaans vertaald boek van Yvonne Kroonenberg?

         En daarmee ben ik aanbeland bij de laatste alinea (“párrafo”) van mijn brief, exclusief de boekenhoek dan. Het is intussen afzien in Maastricht; van Ton heb ik begrepen dat het bar en boos wordt. In mijn huis heeft hij de radiatoren op markante plekken alvast maar aangezet. Wat kan ik tegenover jullie “frio glacial neerlandés” anders zetten dan mijn “sol canario agradable”? Vergeet je winterjas niet aan te doen, met gebreide sjaal zou ik zeggen. We komen elkaar over een week weer tegen, als ik mijn volgende brief verstuur. Intussen tot ziens maar weer, hasta luego, Pojl. 

BOEKENHOEK

         Deze week open ik deze illustere rubriek met een boek van de hier eerder gememoreerde Charles McCarry, iemand uit mijn thriller top 10. Ik kreeg het nog niet zo lang geleden te pakken. Het is uit 2004 en heet in het Engels “Old boys”. Ik zou dat vertalen met “Ouwe jongens”, voor mijn part “Ouwe zakken” of “Ouwe lullen”. Wie in plaats daarvan kiest voor “De veteranen” of desnoods “De sjoelbakkenbrigade”, kan mijn zege nog wel krijgen, Maar het vertalen met “Het netwerk”, met daarbij een foto van twee middelbare heren die naar iets onduidelijks kijken, dat is mijn pakje brood niet.
         “Old boys” dus. Het boek gaat over Horace Hubbard van de Amerikaanse geheime dienst, de Outfit, die op de (zogenaamde) ter aarde bestemming van zijn neef Paul Christopher, van  dezelfde dienst, het plan opvat om hem te gaan bevrijden en tegelijkertijd een volkomen foute Arabier, Ibn Awad, erven te weerhouden om het westen onder atoombommen te bedelven. Zijn companen zijn, naast ene David Wong, vier oudgedienden van de geheime dienst, Jack Philindros, Ben Childress, Harley Waters en Charley Hornblower; de “old boys”, all vier met hun eigen kwaliteiten. Horace verkoopt een schilderij van Paul Christopher en van het geld reizen de “old boys” vanuit Washington de halve wereld over: Brazilië, diverse, Egypte, Xinjiang, Oesbekistan, Kirgistan, om hun doeleinden te bereiken. Gaandeweg komt niet alleen Paul in beeld, maar ook zijn moeder Lori (94 jaar) en zijn halfbroer Tarik; dochter Zarah werd al eerder ingezet. En zien we eeuwige nazi Wolfram Osterman, Michail Orlov en andere Russen verschijnen, Kalash el Khatar, Kevin Clark en zijn jongens, dokter Claus Bücher, op sterven na dood, ex vamp mevrouw Károlyi (Marie Batholy), ene Askar en de vroegere Chinese ondervrager van Paul, Ze Keli. Niet te vergeten, er duikt ook een amforarol uit de eerste eeuw (na Christus) op, die een ander licht zou laten schijnen op de betekenis van Jezus (Jozua), Judas, en Paulus; Lori (Kerzina) torst die rol al vele decennia met zich mee. En passant vernemen we bovendien over de trek van de grote kraagtrap, een vogel, die te verschalken is door een slechtvalk, maar nog genadelozer door een satervalk.
         En mag ik dan nu naar mijn oordeel? Om te beginnen, ik vind “Old boys” best te pruimen. Uit eerdere boeken ben ik intussen bekend met de spionnenwereld van Charles McCarry, hij staat er trouwens mooi op op de binnenachterpagina, en dit boek is een prima verlaat vervolg. Maar vind ik hem net zo goed als grootmeesters John Le Carré en Robert Littell? Als dat al zo moge zijn, vind ik dit boek toch net ietsje minder dan de eerdere boeken die ik van hem gelezen heb. Vooral de vele bladzijden in het verre oosten zijn mij soms aan de te lange kant. “Old boys” eindigt daar ook mee, heel omslachtig, en om nou te zeggen dat het mijn eindoordeel ten goede komt, nee. Na enig wikken en wegen gaat deze Charles McCarry terug de koffer in met een 7+. Of laat ik er een 7½ van maken vanwege eerder bewezen verdiensten.

         Maandagavond kreeg ik mijn tweede boek uit en dat kan dus ook nog mooi mee in deze boekenhoek. Het is geschreven door ene Åke Edwardson, 58 jaar, en met een ○ op de A, Hoe spreek je dat Åke uit, als Ake, Eke, Aoke, wie het weet, mag het zeggen. Zijn  uiteraard “literaire” thriller uit 2001 heet “Himmlen är en plats på jorden”, dar lijkt me Zweeds, een taal die ik niet machtig ben. In 2005 verscheen de Nederlandse vertaling: “De hemel is een plek op aarde”. De titel verwijst naar een nummer van de Go-Go’s, met junkie Belinda Carlisle als zangeres; zie blz. 319 van het boek. En de plaats van handeling is Göteborg en omgeving.
         Zoals in andere boeken van die Åke zijn de hoofdpersonen van de regionale recherche. Namen? Erik Winter, 43 met zijn jongere vrouw Angela en dochter Elsa van 4, en Bertil Ringnar, 54 met zijn gescheiden vrouw Birgitta en de twintigers Martin en Moa. Samen met de collega’s Fredrik Halders, Aneta Djanali, Lars Bergenhem en nog een aantal anderen werken ze aan twee onderzoeken. Eentje gaat over iemand die met een brandijzer stiekem een klap uitdeelt aan een aantal nachtelijke studenten, achtereenvolgens: Jens, Aris, Jacob en Gustav. De andere zaak betreft de zoektocht naar een pedofiel, die steeds brutaler wordt tegenover kleine kinderen: Kalle, Ellen, Maja, Simon en Micke. De laatste, Micke, wordt zelfs door hem gekidnapt. Op de achtergrond speelt oud zeer, maar dat ga ik hier niet verklappen, dan geef ik de plot weg.
         Hoe het precies komt, weet ik niet, maar ik vind het boek dat ik hoofdzakelijk op mijn balkonnetje op de Luis Morotegatan heb zitten lezen, een beetje langdradig. Beste Åke Edwardson, je hebt het voor zo’n klein verhaaltje allemaal wel erg uitgesponnen in “De hemel is een plek op aarde”. Het is de winnende Zweedse thriller van het jaar 2001, lees ik op de kaft, maar daar kan ik het slechts ten dele mee eens zijn. Voor dit boek kom ik niet verder dan een 7-, best aardig, maar niet meer dan dat.
                     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten