dinsdag 17 januari 2012

Weblogbrief 7.13, 17 januari.2012

Weblogbrief 7.13, 17 januari 2012

         ¿Is het niet hoog tijd voor een nieuwe brief? Nou vergis ik me toch, amigitos, in het Nederlands hoef je niet vóór een vraagzin een omgekeerd vraagteken te zetten; een vraagteken op het einde volstaat, in tegenstelling tot in het Spaans. Ik begin opnieuw, “obbenuits”.
         Is het niet hoog tijd voor een nieuwe brief? Guapas damas y tios cachas, we zijn intussen acht dagen verder en jullie moeten wel haast gedacht hebben: waar blijft hij? Hier in het oude medische faculteitsgebouw heb ik net mijn memory stick in een computer geplugd en zet nu deze weblogbrief over op www.paul-brief701.blogspot.com. Daar gaat-ie, hop, hier is mijn brief  7.13.
        
         Ik begin met een correctie. Sinds Driekoningen hebben we er een wereldburger bij, Anoek en niet Anouk, laat daar geen misverstand over zijn. Volgens Trudie lijkt ze in het geheel niet op een Seegers of Kentgens; is het een echte van den Bosch. Daar wil ik t.z.t. het mijne van weten. In mijn carnavalsvakantie eind februari ga ik persoonlijk poolshoogte nemen. Ik kreeg zaterdagavond een kaart aangereikt via Marcel en Damaris (zie verder beneden) met twee puzzelstukjes en de uitroep: “Hoera, Renske heeft een zusje! Ook mama en papa (Susanne en Peter) zijn erg blij met de komst van Anoek van den Bosch, 06-01-2012, 02:30 uur.” Met daarbij een foto van Anoek en Renske, “aai bee-bie”.
        
         De afgelopen week is er een van twee uitersten. Wel beschouwd was ik tot zaterdagavond de rust zelve. Ik zat veel op mijn balkon, vaak met een boekje en een drankje, haalde op zijn tijd eten en drank is huis ter versterking van de inwendige mens en in de late middag/vroege avond deed ik gewoontegetrouw mijn boulevard- en andere rondjes met daartussen het nodige bank zitten.
         Er waren ook concrete gebeurtenissen. Zo had ik donderdag in de vroege middag Noé op bezoek bij mij thuis om de (op een na) laatste versie van ons artikel over de effectiviteit van locaal toegediende Arnica door te spreken. Zo lang ik de kans krijg, heb ik altijd nog wel wat te mekkeren. Daarna was het tijd voor een gezamenlijke warme maaltijd op vrijgezelwijze, spek met eieren en tomaat.
         Zaterdagmorgen moest en zou ik mijn fameuze pittige groentesoep met ballen weer eens maken voor mijn hoog bezoek. En het kon niet op, daar kwam ook nog een grote gehaktbal., in het Maastrichts gehaksbal, bij die ik kneedde met in knoflook gedrenkt meel. Ik had zaterdagavond echt van alles in huis, zelfs een bedje en zitje voor Lux, voor het geval ze hier een tukje wou doen dan wel met ons aan tafel wou zitten.

         Daar gaan we. Marcel en Damaris kwamen aan het begin van de avond aanzetten voor een week Canarisch vertier en een slaapplaats bij mij in de zijkamer. Enkele uren later kondigde Lux zich aan, met haar papa en mama. Ze verbleven in hotel ..., maar er zou vanaf zondagmorgen wel bij mij geluncht en warm gegeten worden. Jullie begrijpen het al: deze brief is grotendeels van vóór zaterdagavond; toen kon ik ook nog naar hartelust lezen en achter mijn laptop  zitten. Vanaf zondagmorgen ziet mijn leven hier er heel anders uit.     

         En dan nu mijn muziek! Zoals ik in mijn vorige weblogbrief al min of meer aankondigde, kom ik voor mijn muziek deze keer aanzetten met Tom Petty, intussen 61 jaar, en vanzelfsprekend bijgestaan door zijn Heartbreakers. Muzikale kwaliteiten heeft hij, heel veel zelfs. Ik situeer zijn genre ergens tussen pop en country in, met een wolkje Bob Dylan en een schepje Roger McGuinn van de Byrds. Enne... wat heeft de man een hele rij prachtnummers bij elkaar geschreven, gespeeld en gezongen.
         Ik kom hem af en aan tegen op platen van andere mensen (zoals Stevie Nicks, zie mijn vorige brief) en op albums die hij samen met anderen maakte zonder bijzonder op de voorgrond te willen treden. Zo is hij een van de the Traveling Wilburys, die in 1988 eersteklas muziek voor twee cd’s opnamen op een boerderij (plus nog een derde met vooral extensies). Weten jullie de namen nog van het vijftal? Daar gaan we: Bob Dylan, George Harrison, Jef Lynne (van het Electric Light Orchestra), Roy Orbison en mijn Tom Petty. Jammer dat Roy Orbison enkele weken na de opnames overleed; tot een vervolg kon het toen niet meer komen.
         Als “anker man” (schrijf je dat zo?) van de Heartbreakers maakte Tom Petty een hele doos muziek. Wonderwel heb ik alleen acht cd’s van hem uit de periode 1976 t/m 1992. Hier zijn ze chronologisch: 
(1976)        Tom Petty & The Heartbreakers
(1978)        You’re gonna get it
(1979)        Damn the torpedoes
(1981)        Hard promises
(1985)        Southern accents
(1989)        Full moon forever
(1992)        Into the great wide open
         Als ik op het internet kijk, zie ik dat de nodige ontbreken, te beginnen met ¨Long after dark¨ uit 1982 en “Let me up” uit 1987. Uit de periode van na 1992 heb ik er nog geen in huis en dan laat ik de diverse cd’s van live optredens nog maar voor wat ze zijn. Hieronder staan de negen ontbrekende cd’s keurig chronologisch gerangschikt. Ik kan alleen maar hopen dat ik ze nog eens “binnen” krijg; daarvoor ga ik ook mijn downloadcontacten inschakelen.
(1982)        Long after dark
(1987)        Let me up 
(1994)        Wildflowers
(1996)        She’s the one (soundtrack)
(1999)        Echo
(2002)        The last DJ
(2006)        Highway companion
(2008)        Storming
(2010)        Mojo
         Ik ben nog niet klaar. Naast de acht in mijn dierbare bezit heb ik wel ook nog een verzamelcd van Tom Petty & the Heartbreakers: “Greatest hits” uit 1993. Voor wie nog niet of royaal onvoldoende bekend is met de man en zijn muziek, koop of leen die cd zo snel mogelijk. Als hommage aan Tom Petty geef ik hier alle 18 nummers van die verzamelcd:
01.    American girl (1976)
02.    Breakdown (1976)
03.    Listen to her heart (1978)
04.    I need to know (1978)
05.    Refugee (1979)
06.    Don’t do me like that (1979)
07.    Even the losers (1979)
08.    Here comes my girl (1979)
09.    The waiting (1981)
10.    You got lucky (1982)
11.    Don’t come around here no more (1985)
12.    I won’t back down (1989)
13.    Runnin’ down a dream (1989)
14.    Free fallin’ (1989)
15.    Learning to fly (1991)
16.    Into the great wide open (1991)
17.    Mary Jane’s last dance (1993)
18.    Something in the air (199X)
         Tot de voordelen van het internet behoort dat je als schrijver van weblogs zoveel ruimte krijgt als je zelf nodig acht. Tom Petty met zijn “Learning to fly”,  “The waiting” en “I won’t back down”, in alle ernst, ik reken hem tot de beste popartiesten ooit. En dat jullie en ik er nog lang getuige van mogen zijn.

         Terug naar de dagelijkse werkelijkheid van Las Palmas. Als ik vanaf mijn balkon naar beneden kijk, zie ik aanhoudend van alles passeren, vrachtwagens, auto’s, motors en brommers, en niet te vergeten voetgangers, maar fietsers zijn uiterst spaarzaam vertegenwoordigd. In het weekend komt wel eens een stelletje racefietsers voorbij en heel zelden zie ik iemand op de fiets over mijn stoep karren, maar dat is het wel. De fiets is hier in Las Palmas het tegenovergestelde van een gangbaar vervoermiddel. Aan de boulevard is fietsen, behalve door Hermandad, zelfs helemaal verboden, Alleen op de 10 km lange route naar het zuiden van de stad zie ik, als ik daar loop of met de bus voorbij kom, geregeld een fietser passeren.
         En toch, fietsen is de oplossing voor veel verkeersproblemen in een stad, voor zo ver die verkeersproblemen überhaupt  nog oplosbaar zijn met de overmaat aan privé auto’s. Is het Amsterdamse “Witte fietsenplan” in de zestiger jaren van Luud Schimmelpennik (of hoe heet hij ook al weer?) volledig verleden tijd, hier in Las Palmas heeft de gemeente afgelopen jaar uit het niets een “Gele fietsenplan” gelanceerd. Voor meer informatie verwijs ik jullie wat graag naar www.biciambiental.org, daar staat het idee tot in zijn finesses uitgelegd.
         Om een fiets tijdelijk te bemachtigen, moet je eerst bij de gemeente een nummer en zo aanvragen, maar heb je dat achter de rug, dan kun je zo veel fiets huren als je maar wilt. Met hulp van je mobieltje koppel je een fiets los van zijn plek op Santa Catalina, waar er zes staan naast de informatiekiosk, en op diverse plekken elders, en rijden maar. Op de palen waaraan ze vastzitten, staat wel te lezen, ik schrijf het voor jullie over: “Asegurese de que ha andado bien la bicicleta, en caso contrario seguíra siendo su responsibilidad”. In straattaal Nederlands: “Je moet er wel netjes mee omgaan, anders zwaait er wat”. Veel beter vind ik de slagzin op het dichte voorwiel van iedere gele (dames)fiets: “Dejo atras los malos humos” oftewel “Ik laat de kwalijke dampen achter me”. En eveneens op hetzelfde voorwiel: “Despídete de los atascos” oftewel “Zeg maar dag met je handje tegen de verkeersopstoppingen”. Ik ben voor nog veel meer aansporingen om het gele fietsplan tot een succes te maken. Waarom niet (ook) zinnen als: “Pak de fiets. Lekker toch!” op de bagagedrager en “Als fietsen al niet gezond is, leuk is het sowieso” op het zadel. Maar wel vertaald in het Spaans, uiteraard, anders kunnen de Palmezen het niet vatten.

         Ik heb iets tegen banken in het algemeen en La Caja De Canarias in het bijzonder. (Hoewel, ik pin wel altijd bij ze, bij mij beneden.) De bank markeert zijn positie tegenwoordig met een affiche met daarop als nieuwste slogan: Servicio nómina. Además sin comisiones, además un regalo, además, bankia. Op de affiche staat tevens een pronte dame met op haar T-shirt: I (hartje) además. Is dat de “regalo”, het cadeautje dat je bij de bankía krijgt, als je je salaris standaard naar de bankía laat overmaken, een T-shirt?

         Dinsdagavond mocht ik met de club van Lluis, 13 man, uit gaan eten, in restaurant “El conejo alegre”, in de buurt van plaza Farray. (Als ik dan ook nog eens naar “El novillo precoz” ga, heb ik ze alle vier gehad, met “El cerdo que rie” en “El gallo feliz” erbij.) ’s Middags had ik nog een SMSje van Noé gekregen dat ik wel een cadeautje moest meenemen; voor wie, werd ter plekke beslist, als we een ingepakte kleinigheid uit een grote tas mochten halen, in volgorde van nummertjes die we eerder getrokken hadden. En nou komt het: een nog ingepakte cadeautje, dat je uit de tas had gehaald, kon je nog ruilen voor een al uitgepakt presentje van mensen die voor je aan de beurt waren geweest. Het spel, of hoe zal ik het noemen, heet “Amigo invisible”. Ik ging uiteindelijk terug naar mijn flat met een boek van Umberto Eco, “El péndulo de Foucault”, in het Spaans, terwijl mijn presentje, een aardig - al zeg ik het zelf - Spaans-Canarisch woordenboekje, bij Lluis belandde.
         Voorafgaand aan onze “Amigo invisible” hadden we met zijn allen lekker gegeten. Eerst was er (zure) haring met uitjes en komkommer en daarna mochten we kiezen uit diverse hoofdgerechten. Samen met Lluis tegenover me zat ik even later aan een sombrero. Dat is zo iets als steengrillen, met een apparaat dat van onderen verhit wordt en met in het midden een schuin oplopende hoed (sombrero). Daartegenaan word je verondersteld stukjes vlees te plakken en op tijd ook om te draaien om het vlees daarna samen met een sausje, er stonden er vijf voor onze neus, te verorberen, eventueel met wat friet tussendoor. Het sap van het vlees loopt steeds omlaag in een bak rondom de sombrero, waar al allerlei groente in zit. Daar kun ook je lepel in zetten.
         Lluis en ik kregen er ieder voor zich een schaaltje rundvlees bij, dat op zijn tijd werd vernieuwd, als we het leeg hadden. Op zijn Belgisch dus, best royaal... Als nagerecht koos ik voor een aantal bonbons op een schoteltje. En de wijn, een rode crianza van Bilbao uit 2008, vloeide rijkelijk voor, tijdens en na het eten.    

         Tijdens mijn wandelingen aan het eind van de middag speur ik wel naar teksten die ik geschikt vind om hier te vermelden. Woensdagavond zag ik een jongeman, met op het T-shirt op zijn borst: “Es lo que hay”. (Er stond nog Argentina onder; waarom weet ik niet.) Wat is dat nou weer? Hebben we van doen met het niets zeggende antwoord op de vraag: “Hoe is-t-ie?”.  
        
         En dan ben ik nu aanbeland bij mijn rubriek “Klein leed”, deze keer “Klein leed en iets meer” geheten. Het gaat over de vrijdagochtend. Ik lag nog in bed te soezen, mijn horloge stond op half 8, maar dacht op een gegeven moment: half 8 of niet, ik sta maar eens op. Bleek het, toen ik op mijn balkonklokje keek, al half 9 te zijn. Mijn polshorloge, Danish design, van titanium, die het nooit laat afweten, liep een uur achter en stond even later zelfs helemaal stil. Nou is dat voor een voltijdse “pensionado” niet echt een probleem, behalve natuurlijk, als Bety, mijn af en toe werkster, een half uur later voor de deur staat. Dus moest ik stante pede plassen, mijn pillen innemen, douchen en mijn tanden poetsen om daarna, alsof er niks aan de hand was, met mijn koffie op het balkon plaats te nemen. (En in de middag ben ik een nieuw batterijtje voor mijn horloge gaan kopen. Nu maar hopen dat ze, de horloge, het weer als vanouds doet. Dat lijkt het geval.)
         Om klokslag 9 ging de bel en even later stond Bety voor mijn deur. En nog weer even later werd ik er op uitgestuurd om voor haar rubber handschoenen aan te schaffen,. In Las Palmas heeft een schoonmaakster, “potsvrow”, in het Spaans “limpiadora”, die standaard aan, als ze de bezem en ander gereedschap door een stoffige flat als de mijne haalt. (Waarom is dat niet het geval in Nederland? Ik zal het mijn Maastrichtse Elly eens vragen.) En als ik dan toch voor “guantes” naar de Spar ging, voegde ze daar aan toe, of ik dan maar ook een nieuwe “fredora con palo” wou meenemen, met een “rosca” (schroefdraad), omdat de oude op breken stond.
         Bety en ik, we werden vrijdagmorgen goede maatjes, zeker nadat ze ook nog mijn ijskast, mijn keukentegels en de buitenkant van mijn raam in de zijkamer aan de voorkant gedaan had. Dat raam was wat je noemt “muy sucia”, erg vuil; het was al heel lang niet gezeemd. Na haar ingrijpen ziet het er, eigenlijk de hele kamer, een stuk lichter uit. Marcel en Damaris slapen er deze week en ze moeten echt het gordijn dicht doen, anders worden ze in alle vroegte wakker. Bety besloot in haar ijver ook de andere ramen te gaan zemen; met name die van mijn tussenkamer, badkamer en keuken konden een schoonmaakbeurt goed gebruiken.
         En passant hielp Bety me ook nog met een schoonzus van Lluis te bellen, die een bedje voor Lux te leen had. Dat kreeg ik vrijdagavond om kwart voor 10 ’s avonds afgeleverd. En op zaterdagmiddag zou ook nog iemand verschijnen met een kinderstoeltje, maar dat is er helaas niet van gekomen.

         En dan zal ik nu een verslag geven van mijn eerste paar dagen vanaf zaterdagavond. Het wordt een verhaal met vooral drank en eten.
         Marcel en Damaris waren al om kwart voor 6 op Santa Catalina en dus hadden we gedrieën alle tijd voor het innemen van consumpties op het terras van het café met dezelfde naam, bier voor de mannen en rosé en kaastaart voor de dame. Thuis gekomen werd overgeschakeld op Ricard met spa respectievelijk rode wijn, waarna we ons de pittige soep met ballen en brood uit Gallicië lieten smaken. Zelfs Damaris, die in de ogen van Marcel een echt kokkin is, hij heeft sinds de zomer moeite zijn gewicht nog onder controle te houden, kon niet anders doen dan mij ermee complimenteren, met die soep dan. Vervolgens kwam als onverwacht toetje de chocoladepudding van Reny Picot op tafel. Vóór het gaan slapen deden we nog een stuk boulevard op en neer. Eva, JW en Lux waren verlaat aangekomen, zaten inmiddels op het balkon van hun kamer in hotel Cristina, zevende etage, ook aan de boulevard, en SMSten naar beneden dat ze te moe waren om nog af te zakken.

         De zondagmorgen begon echter met hun intocht in mijn flat. Lux had ik voor het laatst gezien met de kerst, ze zit sinds kort op een crèche voor wat oudere kinderen, “párvulos”, peuters, en haar woordenschat is er in een paar weken tijd gigantisch op vooruit gegaan. Er werd met zijn zessen eerst over de “rastro” gewandeld, daarna omstandig geluncht, een tukje gedaan (Lux althans), in het zand gezeten (zonder mij) en dan op het boulevardterras gehangen. ’s Avonds aten we - mi sorpresa - bij casa Carmelo aan de boulevard; dat blijft een vleesrestaurant van jewelste. Ik kan het jullie van harte aanbevelen.

         De maandag begon rustigvoor mij, maar om 10 uur moesten Marcel en Damaris nodig naar het strand. Even later kwamen Eva, Jan Willem en Lux beneden langs om mij toe te wuiven om vervolgens richting Santa Catalina te tuffen. Om half een zaten we met zijn zessen voor de lunch bij Cien montaditas (honderd minibroodjes) (waar je nog een halve liter bier krijgt voor één euro). Daarna was het strand weer aan de beurt, het was mooi weer, vervolgens het buitenterras van hotel Reina Isabel met mij, waarna Damaris en Marcel werden ingezet om hun kookkunst te etaleren. Eerlijk is eerlijk, er kwam een prima pasta op tafel met voor de liefhebber Sangre de Toro als drank erbij. Lux vertoonde tijdens het bereiden haar legokunsten op de keukentafel, at vervolgens braaf haar bordje op, maar wilde pas weer weg en terug naar hotel Cristina, nadat ze een aardbeienyoghurtje had soldaat gemaakt.

         Gaan we naar de dinsdagochtend, vanochtend dus. Geloof het of niet, in de vroege morgen viel een buitje. “Goed voor de boeren en de groente”, vindt iedereen hier. Om half elf gingen Damaris en Marcel wederom de barra slechten, had ik alle tijd om mij te soigneren en daarna de keukentafel te dekken voor een volgende lunch. En hier houdt mijn verhaaltje op, want ik ga nu eten en daarna universiteitswaarts.   

                   Onder de merknamen, die mij bekoren, reken ik al vele jaren Coca-Cola. Het ouderwetse, witte embleem op een rode achtergrond voor de enige, echte Cola kan bij mij weinig kwaad doen en recent, het rode met zwarte voor Coca-Cola Zero evenmin. “Men” is onlangs hier een campagne gestart, onder de titel: “¿Sabías que...?” (Wist je dat...?) Hier is een voorbeeld; ik geef het in het Spaans en cursief, dan kan het tevens al Spaans lesje dienen. ...Coca-Cola España inició su apoyo a la educación en 1960, con el Concurso Nacional de Redacción, un certamen en el que han participado más de 10 millones de jóvenes.Zo snijdt het mes aan twee kanten, eerst sponsor je met bravoure een schrijfwedstrijd (certamen) en daarna maak je er reclame mee op stickers.

         Is mijn Coca-Colaverhaaltje te klein, te weinig Spaans voor mijn Spaans lesje in deze weblogbrief? Dan doe ik er nog een stukje “guantes de menaje” bij, huishoudhandschoenen zoals Bety ze graag gereed heeft liggen, als ze bij me aanklopt. Ze zijn van “latex natural interior fockado en algodón. Relleve antideliszante, con dedos reforzados. Empleo: Uso domestico. Evitar el contacto con gasolinas y disolventes. Consejos de mantenimiento: Aclarar después de su uso. Dejarlo secar. Resguardarlos de la luz y del calor. Control de calidad: Este producto ha sido objeto de rigurosos controles en todos los procesos de fabricación. Calidad controlada por laboratorios independientes. Alerta: Esporádicamente este tipo de guante puede provocar alergia. Legislación: Guante. Equipo de protección individual (EPI) para riesgos minmos únicamente. Directiva Europea 89/686/CCE.
         Op de achterkant van de verpakking staat ook nog een tekeningetje om de juiste maat (tamaña talla) te bepalen. Daarbij vind ik de aanwijzing: “Compruebe su talla. Colocar la mano derecha como se indica e el dibujo para conocer su talla.Het bedrijf in Sevilla dat de “guantes de goma” speciaal voor de Spar maakt, kan wat mij en nog meer wat Bety betreft, niet meer stuk.

         En zo komt aan deze brief een definitief einde. Jullie krijgen de welgemeende en hartelijkste groeten van mijn “nieta” Lux en tevens van Eva, Jan Willem, Damaris en Marcel. Het vijftal blijft nog een dagje of vier, tot in de loop van de zaterdag. Ik heb nog even te gaan met brood, beleg, drank en ander goed aan te slepen, maar behulpzaam zijn ze, mijn gasten.
         Wij, jullie en ik, we “spreken” elkaar graag weer over een week, wanneer precies weet ik nog niet. En jongens en meisjes uit Maastricht, vergeet niet om aanstaande zondag ergens op de route en daarna op de markt te staan bij het “oetrope” van prins carnaval. Het is jullie bij dezen toegestaan om er daarna eentje of meer drinken, met voor de kleintjes “jarabe de naranja con una pajita” (mijn Sofietje). En na afloop is het  uiteraard tijd voor “’n tuut friet”. Voor nu, gedraag je en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.    

BOEKENBIJLAGE

         Mijn eerste boek heet als titel: “Ashenden or the British agent”. Nou zijn er wel meer boeken over geheime agenten geschreven, maar dit boek, van W. Somerset Maugham (1874-1965, 91 is hij geworden), is uitgegeven in 1928. Misschien is het wel het allereerste boek over het onderwerp. Maugham zelf was geheim agent voor Groot-Brittannië in de eerste wereldoorlog, zoals in het voorwoord bij het boek staat, en hij put in het boek uit zelf opgedane kennis uit die tijd.
         Eén lang verhaal krijg ik niet voorgeschoteld. Over ruim 200 bladzijden uitgesmeerd komt er een verhaaltje of zes, zeven, waarin de Engelse Ashenden, geen voornaam, figureert. Daarvan had ik er eentje, over Grantley Caypor en zijn vrouw en hond in Lucern, al eens gelezen in een thriller-verzamelbundel. De andere geschiedenissen spelen in Genève, Napels, een dorp vlakbij Evian, hoofdstad X van een vreemd land, de Balkan, en ten slotte ook Petrograd (is dat dezelfde stad als St. Petersburg?). Ze een voor een samenvatten is hier de plaats niet, wel vermeld ik trots dat de baas van Ashenden ene Kolonel R. is. Wie het fijne wil te weten komen over andere personen in het boek zoals barones von Higgins, Manuel Carmona, Chandra Lal, Herbartus, John Harrington, om maar niet te spreken van ene Anastasia, moet het boek maar ter hand nemen. Krijgt hij of zij de ontboezeming van een Britse ambassadeur er gratis bij.
         Misschien dient W. Somerset Maugham extra beloond te worden voor zijn idee om al in 1928 met een boek te komen over anekdotes rond een geheim agent, vele en vele jaren voordat mensen als John le Carré en Robert Littell het genre zo populair maakten. Aan de andere kant, als recensent beoordeel ik een boek liever niet primair op zijn historische waarde, maar kijk ik voor naar hoe spannend het is, hoe origineel ik het vind en of er wat te (glim)lachen valt. En dan houdt “Ashenden or the British agent” niet over, eerlijk gezegd. Dus ben ik minder lovend dan voor ik aan het boek begon en moet Maugham het doen met maar een 6½. Bewaren wil ik het boek wel.

         Gaan we naar mijn tweede boek. Iedere winter ben altijd wel goed voor een boek van Michael Connelly, de begenadigde thrillerschrijver uit Los Angeles. Ooit schreef hij “The poet” en sinds ik dat boek eenmaal gelezen heb, wat zeg ik, verslonden heb, kan hij voor mij niet echt meer stuk. En eindelijk, in 2009, komt Connelly met een vervolg op The Poet, althans met wederom journalist Jack McEvoy en FBI-agente Rachel Walling in de hoofdrollen, “The scarecrow”. Het speelt zoals steeds bij hem vooral in Los Angeles. maar deze keer daarnaast in o.a. Las Vegas, Phoenix en een gehucht genaamd Mesa, wel allemaal nog redelijk in de buurt. Het boek heet niet voor niks ”The scarecrow”. De vogelverschrikker, dat is zogezegd de handtekening van de seriemoordenaar om wie het in dit boek gaat.
         Hoe slecht het met de schrijvende pers in de wereld gaat, blijkt niet alleen uit mijn eerdere bespreking van een nonfictie Engels boek daarover, concreet is het bij dagblad de Los Angeles Times een rotzooitje. Voor zo ver er nog geld in de krant gestoken wordt, gaat dat eerder naar grijnzende managers van het type Richard Kramer dan naar ouderwetse persmuskieten zoals Jack McEvoy. Jack is te duur en krijgt als nummertje 99 van de 100 slachtoffers bij de Los Angeles Times zijn ontslag (the pink slip). Hij mag nog zegge en schrijve twee weken blijven om groentje Angela Cook in te werken. Al snel zit ik vervolgens vol spanning te lezen over de moord op een danseresje, (zogenaamd) gepleegd door een tiener (poon for a spoon, vertaal dat maar eens zonder de pointe eruit te halen), waarmee Jack geconfronteerd wordt. Angela komt met een soortgelijk geval aanzetten van twee jaar eerder, maar krijgt dan zelf ook een plastic zak over haar hoofd. Een en ander brengt Jack ertoe om zijn laatste weken bij de Los Angeles Times te vullen met zijn ware speurtocht naar de dader(s), mensen uit de computerwereld. Wie is Unsub, het “unknown subject”? Niet Declan McGinnis, zoals aanvankelijk gedacht wordt. Jack zoekt het vooral in ex-hacker Freddy Stone en nog meer in wizkid Wesley Carver. En passant wordt mij uitgelegd wat een Iron Maiden is, altijd handig om te weten, en wordt mij echt het naadje van de kous over de digitale wereld uit de doeken gedaan.
         Michael Conelly blijft een geval apart. Zijn moordboeken zijn steeds weer van een niveau, waaraan de meeste andere schrijvers niet kunnen tippen. Dat geldt ook voor “The scarecrow”; wat een spannend verhaal en wat spannend opgeschreven! Ik geef er als recensiecijfer een 8½ voor, met sterretje, en kijk uit naar de nog recentere thrillers van hem.

         Tot zaterdagavond kon ik mijn leesplezier niet op. Zelf was ik al door een derde boek heen, van Dennis Potter, de man die met de tv-serie “The singing detective” de harten van vele Nederlanders veroverde, om eens een cliché te gebruiken. En dat daarna nog eens dunnetjes overdeed met een serie over een vertegenwoordiger: “Pennies from heaven”. Dezelfde Dennis Potter, hij was onder ons van 1935 tot 1994, deed niet allen toneelstukken en tv-series, maar schreef ook boeken. Een daarvan, dat ik nog net voordat mijn bezoek uit Holanda kwam, uit had, heet in het Engels “Ticket to ride” en is uit 1986. Ik las het in het Nederlands, uitgegeven onder de titel: “Dubbel spoor” in 1988.
         Boerenwormkruid, dopheide, hemelsleutel, malrove, moederkruid, ratelaar, steenpeper, vrouwemantel, weidebloem, wilde salie, wondklaver, zenegroen. “Dubbel spoor” gaat over een duidelijk schizofrene persoon, John Buck, die zich, nadat hij ruim een maand eerder als reclameman ontslagen is, op het tekenen van “onkruid en wilde bloemen” stort. Daarvan zijn er in Engeland meer dan 2000, weet hij me haarfijn mede te delen. Het verhaal is nauwelijks begonnen of John raakt in de trein, op weg naar een uitgever in Londen, zijn geheugen definitief kwijt. Hij heeft trouwens een tic met bloemen, overgenomen van zijn vader, een strenge dominee (zie boven). Los daarvan, sinds vier jaar is hij getrouwd met Helen, die daarvoor onder de naam Penny als dame van een escortbureau werkte. Helen ziet het aftakelen van haar man met leed aan, terwijl huisvrienden als Angela en Martin bepaald niet behulpzaam zijn. En krijgt John van de uitgever een contract om zo’n “wildebloemenboek” te maken? Daarvoor verwijs ik naar blz. 198, bijna de laatste van het boek.
         “Dubbel spoor” is geen al te dik boek, maar aardig vind ik het. Bijna voortdurend denk ik wel: “Is dit het echte verhaal of de zoveelste verbeelding?” Het is even wennen, maar gelukkig kan ik er op het einde voldoende chocola van maken. En ik ben van mening dat het (in vertaling) allemaal mooi en pregnant is opgeschreven. Dus zit Dennis Potter met het boek in de hogere regionen. Ik beloon zijn “Dubbel spoor” met een recensiecijfer 8; wat goed is, dient ook het bijbehorende punt te krijgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten