maandag 23 januari 2012

Weblogbrief 7.14, 23 januari 2012

Weblogbrief 7.14, 23 januari 2012

         Een pater zou beginnen met "queridos hermanos”, beminde gelovigen, maar zo zijn we niet getrouwd. Voor mij is het “amados amigos”, dierbare vrienden en vriendinnen. En daar gaan we weer. Mijn veertiende brief van deze winter is in de maak, “está haciendo”. Om te beginnen, mijn uitgebreide bezoek is zaterdag weer vertrokken, Lux, Eva en Jan Willem zelfs in de vroege ochtend. Marcel en Damaris mochten hier eerst nog een half kippetje met gebakken aardappelen en knoflook verorberen, maar ook die zaten om 2 uur in de bus. Daarna had ik het rijk weer alleen.
         Mijn verdere zaterdag was er een zoals gebruikelijk. Ik zette een was in en ging monter verder in mijn derde boek. En ik schreef een uurtje aan deze brief. Daarna, om half 6, mocht ik La Guarida-waarts voor mijn portie levende muziek aan de boulevard. Het viertal mannen dat deze keer optrad, was overenthousiast en met name de zanger had wel wat, vind ik. Hij had wel iets weg van mijn Maastrichtse buurman Chris van WP 48. Echter, bij mijn weten speelt Chris niet ook nog eens mondharmonica, “meziekske”, en dat deed deze lefgozer wel, en met verve. Later op de zaterdagavond zat ik thuis braaf te lezen; na zo’n zoete inval als de afgelopen week moeten er wel bladzijden ingelopen worden. En toen het later werd, deed ik zo waar mijn trui met lange mouwen aan en eindigde met Hill Street Blues, voordat ik mijn moede hoofd ter ruste legde.
         Na de zaterdag komt ook hier de zondag. Al in alle vroegte kreeg ik mijn klanken mee van de marathon die hier gisteren gehouden werd. Vanaf 10 uur trad er vlakbij mijn falt zelfs zo’n Canarische volksgroep op, met alle tokkelmuziek en zang die daar bij hoort. Ben ik prompt in mijn zondagse kleren gestapt en gaan kijken? Nee, net als vorig jaar vond ik het wel goed zo, een komen en gaan van mensen op enige afstand, onder wie ook legio lange-afstand-lopers, die verderop zwetend en zuchtend voorbij kwamen gesjokt. Ik deed mijn tweede was van het weekend en las bijna aan een stuk door in een boek dat ik jullie in mijn volgende brief uit de doeken zal doen. Tijdens een pauze om 1 uur was ik goed voor enkele tosti’s met “kies en sjink”, met daarna opnieuw enig briefwerk.

         Om even over 2 zondagmiddag dacht ik: “’t Benkelik momint is aongebroke. Noe weurdt de groeten oonbekinde vaan zie maske verlos op ‘ne stampvolle merret.” Voor wie zelfs vandaag nog niet weet wie “het” geworden is, “prins carnaval vaan Groet Mestreech”: Han van den Akker, 47 jaar, netjes  getrouwd en met vier kinderen. Hij werkt bij het ABP, o je, ik moet geloof ik APG zeggen. Marcel, ken jij hem misschien? Zo ja, kun je me dan snel enige inside informatie toespelen, die ik vervolgens schaamteloos in een weblogbrief kwijt kan?    

         Begin ik dus mijn muziekrubriek met bijv. Lenie Menten (Hei had ze niks. Daor had ze niks. Alles vaan achtere, vaan väör had ze niks)? Of met Jef van Deurse (Vaan die unne, unne, unne lik iech noe op ‘ne knap. Dat heet miech die unnesajs gelap.)? Ik heb erover gedacht en toen besloten dat ik daar nog eventjes mee wacht, tot de carnavalsperiode ook hier een aanvang heeft genomen. Vanwege de crisis en de bijbehorende korting van de overheid en het bedrijfsleven op allerlei culturele activiteiten hier begint de “vastenaovend” hier dit jaar pas op vrijdagavond 3 februari (met het “gala de la reina”).   

         Dus kom ik, overigens op verzoek van Noé, deze week met Al Green als “redelijk alternatief”. Al Green, wie is dat nou weer? Of kennen jullie hem al van binnen en van buiten en ben ik weer degene die nodig het een en ander bij moet leren. De zwarte man is uit een muzikaal gesproken voortreffelijk jaar, 1946. Hij zingt een beetje zoals coryfee Marvin Gaye en ik heb een mooi duet van Al Green met Annie Lennox uit 1988: “Put a little love in your heart”. Daarnaast doe ik jullie hier zonder enige twijfel een groot plezier met een recente cd van hem uit 2003, “I can’t stop”,  met daarop een twaalftal liedjes, heel mooi allemaal.
         Echter, Al Green’s hoogtijdagen zijn ongetwijfeld de beginjaren 70. Daaraan refereren ook de twee overzichtcd’s die ik van hem heb: “The very best of Al Green”, met 18 nummers uit 2001 en “The definitive greatest hits”, met 21 nummers uit 2007. De cd’s overlappen elkaar niet een beetje, maar heel erg; in totaal gaat het om 25 verschillende nummers. Daarbij zitten  - dat spreekt vanzelf - ook zijn hits zoals “Tired of being alone” uit 1970, “Let’s stay together”, “Look what you’ve done to me” en “I’m still in love with you” (1972) en het jaar erop nog eens “Call me”, “Here I am” en “Sha-la-la” (1973). De tientallen jaren die daarop volgen, is Al Green vooral te vinden in het gospelcircuit, ook leuk, maar niet helemaal mijn ding (tenzij het om Sister Rosetta Sharpe gaat). Geef mij maar “Let’s stay together” van Al Green, dat kan ik nog steeds meeblèren.

         Marcel, altijd geïnteresseerd in mijn muzikale nieuwigheden, vertelde me afgelopen week trots dat hij onlangs een 10 cd box van Django Reinhardt gekocht had. Die ga ik zeker nog eens van hem overnemen. In afwachting daarvan zette ik speciaal voor hem en Damaris op donderdag en vrijdag wel al de beroemde Franse jazzgitarist op en verklaarde Django (eigenlijk Jean Baptiste) Reinhardt plechtig tot mijn tweede artiest van deze brief. Django, echt oud is de beetje vreemde snoeshaan en zigeuner niet geworden. Hij zag het levenslicht in 1910 (vandaag, op 23 januari) en stierf hij 43 jaar later aan een beroerte. Aan zijn linkerhand had hij na een ongeluk nog maar drie vingers over, geen ringvinger en pink meer, maar gitaarspelen kon hij met zijn handicap niettemin als de beste. Het heeft wel wat, die Parijse Django, maar Damaris wist spontaan uit te roepen: Mais, il est de la Belgique!”. Dat klopt, maar hij is wel al als jongetje naar een zigeunerkamp bij Parijs verhuisd.
         Van Django Reinhardt heb ik een cd uit 1996, geheten “Are you in the mood?” met daarop 21 tracks, de titels van de afzonderlijke titels ga ik nog eens opzoeken en invoeren. Maar mijn hoofdschotel van hem totnogtoe is een drietal cd’s met de naam: Rétrospective, 34-40, 40-47 en 47-53. bij elkaar 58 nummers. Daar moet met enig wikken en wegen toch ook een hitparade uit te construeren zijn, “the best of DR”, vond ik. Het bleek bij nader inzien echter best moeilijk, omdat er echt van alles op de driedubbel cd staat, van uiterst langzaam tot megasnel en van zeer solo tot en met begeleid door een heel orkest. Marcel en ik komen samen tot minstens een vijftal nummers die wij beiden zonder meer bovengemiddeld vinden (maar het gemiddelde zelf is knap hoog). Hier zijn ze: 1. Daphné
2. Dinah
3. Les yeux noirs
4. Manoir de mes rêves
5. Nuages. 
         En dan nu een quizvraag: weten jullie nog hoe de violist heet met wie hij vaak samenspeelde? Grapelli! Ik doe er stiekem eentje bij: “Minor swing”, met Grapelli virtuoos op de viool. En om het af te leren ook nog eens: “I’ll see you in my dreams”, het nummer dat ik het beste ken van de Mills Brothers (en waarvan ik een instrumentale versie heb van Chet Atkins met Mark Knopfler). En, alweer een quizvraag, wat is een “manoir” (zie nummertje 4 van ons rijtje?) Dat is een landhuis, een klein kasteel, en niet een handspiegel, wat ik eerst dacht.

         En dan nu iets heel anders. Zoals ik jullie al eens heb uitgelegd, duurt een griepje, als je niks doet, zo’n zeven dagen en als je naar je huisdokter gaat en een receptje meekrijgt, dat je bij de apotheek verzilvert, ongeveer een week. Omdat iedereen wel eens verkouden of grieperig is, is er uiteraard een hele industrie actief om medicatie daartegen aan de man te brengen. Vraagt dat om een voorbeeld? Hier prijken al een aantal weken overal affiches aan hokjes van bushaltes ter verheerlijking van Couldrina Instant. De naam van het spul alleen al! Het zou de probate remedie bij uitstek zijn “contra los síntomas de la gripe y el resfriado”. Boven de naam zie ik drie packman-achtige bolletjes aan steeltjes: “fiebre”, “congestión nasal” en “dolor de cabeza”, problemen die met Couldrina Instant als sneeuw voor de zon verdwijnen. Is het niet wonderbaar?

         Afgelopen donderdagmiddag moest het dan maar gebeuren. Ik had op Lux gelet, terwijl Eva zich op het strand wentelde en Jan Willem in het internetcafé actief was. (Daar raakte hij een document van 2½ uur werk in zijn geheel kwijt, een zootje dagvaardingen (ik neig ertoe dagvaardigingen te schrijven)). Daarna waren we op het strand, Lux en ik. Even later had ik haar aan een handje met haar schoenen uit om richting zee te gaan, Eva ging met haar fototoestel achter ons aan. Zou het haar lukken om de wereldfoto van Tristan en Trudie, met Tristan’s beentjes in de zee, te maken van Lux en ondergetekende? Monter stapten we door en wat gebeurde toen? Vlakbij het water greep Lux ineens mijn been vast en liet niet meer los. Ik probeerde nog even, want ik heb twee royale benen en leuk of niet, enige weerstand kan ik zo overwinnen. Maar op dat moment begon Lux toch te schreeuwen, als een speenvarken (wat dat ook zijn moge)! Dus kon Eva helaas niet DE foto nemen, waarnaar ik al dagen had uitgekeken. Wel heb ik even later nog een plaatje van Lux en Eva kunnen schieten, met Eva op de strandlijn, terwijl Lux verwoed haar beentjes een eindje boven het water houdt.
         Waar zit dat toch in? Voor Lux is er niks leukers dan in een bad(je) gezet te worden, met een hoeveelheid water erin dat ze haast kopje onder gaat. Echter, de aanblik van de zee, wat zeg ik: de oceaan, net trouwens als bij Tristan destijds, is iets heel anders. Daar kan Trudie van meepraten, die Tristan wel de branding in kreeg, maar hem enkele seconden later, direct na het schieten van de foto, nauwelijks meer stil kreeg van een krijsbui.

         Er is de afgelopen week heel wat afgedronken en -gegeten. Bijna standaard werd er dagelijks bij mij thuis geluncht, om een uur of 12, 1, met alles erop en eraan. Wat zich ’s middags op het strand afspeelde, is mij grotendeels ontgaan; ik ben meer in balkonmens dan een strandtype. Echter, om een uur of 5, half 6, was het steevast verzamelen voor “de borrel” op het buitenterras van hotel Reina Isabel. Dat deden we zelfs daar op de donderdag en vrijdag, toen het weer werkelijk overdreven prachtig was. Daarna, om een uur of 7, werd er gezamenlijk gegeten. Slechts één keer mochten Marcel en Damaris apart op stap (voor tapas bij Bar La Peña, een romantisch onderonsje) en gingen Lux, Eva, Jan Willem met mij ten tweeden male voor een pizza en zo. Alle andere vijf keren werd er als zestal gegeten, twee keer bij mij thuis, een aangeklede pasta met gehakt en geraspte kaas respectievelijk tortilla española, de Spaanse variant van spek met eieren. Een keer was El Maccaroni aan de beurt, een keer Casa Carmelo, voor de echte steak, en ten slotte het glutenvrije El Molinet, met een nagerecht bij Gelizia.
         De allereerste dag, zaterdag de 14de, heb ik alleen met Marcel en Damaris gegeten, bij mij thuis: de ongeëvenaarde soep met ballen met chocoladepudding na. En, in de woorden van Marcel: dit is het eerste jaar hier (van de zeven dat Marcel hier een weekje komt bivakkeren) dat ik niet bij de Chinees beland ben. (Eva verfoeit dat, een goedkope Chinees, net als Jorge trouwens.)      

         Mijn Lux, Eva en Jan Willem zaten dit jaar niet in hotel Reina Isabel, dat was vol, maar in het naburige hotel Cristina (voorheen Melia), even verderop aan de boulevard. Ik ben er een keer ’s avonds geweest, bij hun op de kamer op de 7de etage, om alvast poolshoogte te nemen, en later twee keer ’s middags, toen ik als opa de eer had om op Lux te mogen letten, die graag nog een middagslaapje van een uurtje of twee doet. Eerder was ik al verscheidene keren present bij hotel Reina Isabel, beneden en boven, dus is het hier en nu tijd voor een vergelijkend warenonderzoek.
         De entree en de hal beneden van hotel Reina Isabel vind ik veel beter, royaler en knusser ook. Hotel Cristina, hoewel in het bezit van een ster meer, 5 in plaats van 4, is om een kunstterm te gebruiken nogal minimalistisch, zo kaal. Ook wat betreft de liften, wint hotel Reina Isabel het van hotel Cristina en het zwembad op de zesde etage daar is een ware schoonheid, vergeleken met het al te strak uitgevoerde zwembad met bedjes van hotel Cristina, zonder bar. De kamer zelf daarentegen is duidelijk ruimer en moderner bij hotel Cristina, met een van het bad gescheiden wc en een veel breder en gezonder bed. Echter, dat er geen extra lamp op het balkon is bij hotel Cristina, vind ik echt dodelijk. Wie gaat nou ’s avonds in het donker op een balkon zitten “om esthetische reden”, zoals aan de balie werd uitgelegd. Mijn advies aan iedereen die mijn flat niet super genoeg vindt om te logeren: ga naar hotel Reina Isabel en laat hotel Cristina links liggen (als je tussen die twee moet kiezen)!    

         Vrijdagmiddag had ik Marcel zo ver. Hoe lang doe je erover om naar de barra en terug te zwemmen. Daarvoor moet het echt eb zijn, met de boven het water uitstekende rotsblokken op zo’n 250 (?) meter van het strand. Tot degenen die de barra al geslecht hebben, reken ik sinds vorig jaar ook al Damaris, maar Marcel, de voormalige troef van het Nederlandse zwemteam, in hoeveel zou hij retour zijn? Hij moest er uiteraard wel aan voldoen, aan mijn verzoek, en hoewel hij eerder die dag al eens naar de barra was geweest, was het nu tijd voor een recordpoging. Het werd een beetje een tocht heen en ook terug met een hoek erin, maar na precies zeven minuten, geklokt en wel door Damaris en mij, stond hij weer voor ons.
         Dat moet nog een stuk rapper kunnen, Marcel. Ik ga volgend jaar kijken of je dan een aanzienlijk snellere tijd kunt neerzetten, onder de zes minuten, als je meer rechtdoor zwemt.

         Mijn brief is uiteraard incompleet, als ik niet met een Spaans lesje eindig. Heeft een van jullie ooit “De slinger van Foucault” gelezen, het boek dat ik onlangs in het Spaans verwierf tijdens een “amigo invisible” sessie? Het is volgens mijn Nederlandse vrienden en familie hier echt een crime (geen thriller) om te lezen en ook Noé en Jorge, die het kennen als “El péndulo de Foucault”, beweren dat het niet te doen is, zeker niet in het Spaans voor een would be Spanjaard als ik. Uit piëteit naar de auteur, Umberto Eco, kopieer ik hier alvast de tekst op de achterflap:
         Tres intelectuales que trabajan en un editorial de Milán establecen contacto con autores interesados de las ciencias ocultas, las sociedades secretas y las conjuras (samenzweringen) cósmicas. En un primer momento dicha relación se mantiene estrictamente profesional, pero poco a poco van estrechándose los lazos. Editores y autores inventan juntos, por puro juego, un complejo “plan”, urdido supuestamente (zogenaamd bedacht) por los templarios (tempeliers, niet Tempeleers) siete siglos atrás. Pero alguien toma demasiado en serio el juego, y todos ellos se verán inmersos en una inquietante pesadilla (nachtmerie).    
         Hebben jullie, met mij, nu wel begrepen waar “De slinger van Foucault” over gaat? Ja? Maar inderdaad, moeilijk is het en blijft het, al dat occulte gedoe.
         Enne... uit het niets houd ik er nu mee op. Ik acht mijn brief bij dezen voltooid. Haal de komende dagen geen paarden uit de sloot, na regen komt sneeuw en zoals het klokje hier tikt, tikt het nergens. Als ik geen been breek of zo, ben ik al over drie dagen weer terug bij jullie met brief nummertje 7.15. Voor nu, tot ziens, hasta luego, van jullie atento servidor, PaulK.   

BOEKENBIJLAGE

         En mag ik dan nu eindelijk naar mijn boeken van deze week? Ik ben dagenlang bezig voordat ik ze uit heb en “dus” heb ik het volste recht om erover te schrijven.
         Mijn eerste boek is er een van Bryan Forbes, van wie ik hier eerder al eens iets (maar wat?) besproken heb. Hij kwam in 1972 met “The distant laughter”, dat gesitueerd is in Londen op het eind van de zestiger jaren. Naast allerlei Engelsen doen er heel wat Amerikanen en zelfs een paar Duitsers mee in het boek. Terzijde, ik vind de titel van het boek nogal vreemd en verwijs jullie naar blz. 194 van het boek voor enige uitleg: “I remembered crying in “the bogs” as we called them, grey flannel trousers round the ankles, a patch of daylight beneath the door, and in the distance  the laughter of those who had not yet tasted the bile of unrequited love.”
         “A distant laughter” is het verhaal van regisseur Dick (Richard) Warren, die in Londen en omgeving de romantische film “The unknown warrier” schiet. Zijn vrouw actrice Susan Hart is er ook; die is er bezig met een andere rolprent, die grotendeels in Londen speelt. Tot de mensen die met hetzelfde “project” als Dick betrokken zijn, reken ik Hogarth, Stan, Jimmy Wellard (met papegaai), Gladys en George. De belangrijkste filmspelers zijn de talentvolle Nedercott en Monika met tieten en met een afschuwelijke man, Kurt Toller. Een belangrijke rol is daarbij zeker ook weggelegd voor de Amerikaanse producer Paul Raven, die graag zijn eigen stempel op de film drukt, en diens vrouw Kitty. En wie ben ik vergeten? Het boek gaat maar ten dele over het maken van “The unknown warrier” en vooral over een oude liefde van Dick in Londen, Alison, al weer vele jaren  getrouwd met ene Cyril Osmondem in Londen woonachtig. Dick en Alison komen elkaar min of meer bij toeval tegen en tijdens de voorbereiding en uitvoering van de film beleven Dick en Alison een opvlamming van hun oude relatie. Ten slotte, na 315 blz. is niet alleen het filmen voorbij, maar ook Dick’s affaire met Alison en zijn huwelijk met Susan.
         Vooraf dacht ik: Bryan Forbes, dat is toch die thrillerschrijver, maar achteraf denk ik dat we hier met een andere Bryan Forbes van doen hebben. Niettemin, ik moest er even inkomen, maar toen begon ik “A distant laughter” best een aardig boek te vinden, weer eens wat anders dan een thriller. Spannend is het boek niet, wel onderhoudend, af en toe zelfs zeer. Als recensiecijfer geef ik er een 7 voor.

         Mijn tweede boek van de week is er een dat ik afgelopen zaterdag van Marcel en Damaris cadeau kreeg, van auteur James Worthy, naast maar liefst vier tubes sterke mosterd van de Lidl. Die bleken trouwens niet van M&D, maar van Trudie te komen. Daanke, Trudie! Terug naar James Worthy, de vrouwen versierende dertiger vertelt blijkens de kaft van het boek geregeld over zijn losbandig leven in bladen als Nieuwe Revu, Blend, CJP, Nowhere en Statemagazine. Daarbij is hij naar eigen zeggen in het boek hyperactief aanwezig in tv-programma’s als Hints en De Wereld Draait Door. Is het dan niet ook tijd om met een debuutroman te komen: “James Worthy”? Het boek met een bijzondere kaft, kijk zelf maar eens in de winkel, speelt in Amsterdam, maar er is ook een uitstapje naar Frankrijk.
         Wat zal ik over de inhoud zegen? Het boek gaat m.i. vooral over de liefde van de ikpersoon en ex-stotteraar James voor ene Polly, maar die besluit na een tijdje om hem in te ruilen voor ene Pete, met wie ze ook een kindje krijgt. Dan rukt en neukt James zich een ongeluk, eindigend bij Aafke, die hij op zijn tocht door Fraankrijk tegenkomt. Naast zijn schrijven is James ook nog fotograaf in Artis. Terzijde, James komt uit een aardig gezin met vader Jay, van origine uit Liverpool, moeder Teuntje Krijger en zus Bianca. Zijn beste vrienden zijn kroegbaas Jeff, Dj Thundershow Skip en lelijke Gunther, en tot de dames met wie hij het doet, horen o.a. buurvrouw Lara, Française Elodie met haar neptieten en vooruit, een harpiste genaamd Saskia.
         Marcel ziet in James Worthy een nieuwe Jan Cremer, maar dat kan ik er niet van maken. Op de kaft heet het boek een “hilarisch geschreven briefkaart uit de put” en die typering zit dichter bij mijn mening. James Worthy heeft het m.i. in zich om nog eens met een echt boek te komen; dat is deze “James Worthy” nog niet, wel een eerste stap in de goede richting. Mijn recensiecijfer blijft steken bij 7½, hoog genoeg om naar een vervolg uit te zien.     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten