donderdag 26 januari 2012

26 januari 2012

Weblogbrief 7.15, 26 januari 2012   

    Hola, camaraditas, mijn vorige brief zag afgelopen maandag pas het publicatielicht, dus heb ik maar drie dagen gehad om deze brief 7.15 te componeren, tussen andere bezigheden door. Zo’n kattenbelletje, dat kan niet veel zijn, hoor ik degenen al roepen die van vooral lange brieven houden. Nou ja, in dat geval is dit er een speciaal voor diegenen onder jullie die “snel, snel, snel” in hun vaandel hebben staan.

    Eerst maar eens een muziekje. Deze halve week begin ik met Etta James, omdat ze onlangs, op 73-jarige leeftijd, is overleden. Ze is te vinden op een aardig rijtje cd’s van mij. Om hoeveel nummers het gaat? Laat ik voor de afwisseling eens de vele dubbele en driedubbele meetellen; dan kom ik in Etta’s geval tot een respectabel aantal van 187 ofwel meer dan 10 uur muziek. Hier zijn al mijn cd’s van Etta James op een chronologisch rijtje:
(1986) Blues in the night, 2 cd’s (& Eddie “Cleanhead” Vinson), 19 nummers
(1989) Seven year itch, 10 nummers
(1993) The essential Etta James, 2 cd’s, 44 nummers
(1997) Her best, 20 nummers
(2000) The Chess Box, 3 cd’s, 72 nummers
(2001) Tell mama; the complete Muscle Shaols sessions, 22 nummers
    Hoe ga ik Etta James voor jullie samenvatten? Op allmusic en de Engelse wikipedia kan ik terecht voor bruikbare hulp. Qua stem zit Etta James tegen Arethra Franklin aan, van vele markten thuis sinds eind jaren 60. Dat ik haar in mijn muziekcollectie bij “jazz, blues” heb gezet, is maar ten dele waar. Ze kan (kon) net zo goed overweg met pop en gospel. En helaas bracht Etta James wegens haar niet te genezen heroïnegebruik heel wat tijd door in ontwenningsklinieken en gevangenissen, dat ook weer.
    Een aantal hits van Etta, dat lijkt me een aardig idee voor een posthume ode. Voorop staan voor mij de nummers “At last” en “I’d rather go blind”, maar om haar nog wat veren in haar op het einde omvangrijke kont te steken vraag ik hier ook jullie aandacht voor “Dance with me, Henry”, “I just want to make love to you”, “The wallflower” en “Tell mama”. Etta James is voor mij een prachtvoorbeerld van iemand die het als junkie toch nog best lang getrokken heeft.

    Is er nog tijd voor een tweede artiest? Ja, toch? Jullie weten het: ik ben een trouwe lezer van de stukjes die mijn broer Harry op zijn website zet, www.harryknipschild.nl. Vooral de muziekartikelen gaan er bij mij in als koek. Deze week heeft hij een mooi verhaal over Harrie Muskee, het gezicht van Cuby & The Blizzards (waarom is het niet: Harrie & The Blizzards?). Veel van wat die man in zijn leven te verstouwen heeft gekregen, is terug te voeren op zijn liefde voor ene Miep Huisman. Als die hem laat zitten en van Assen naar Amsterdam verhuist, komt de “blues” bij hem definitief los.
    Van Cuby en zijn vrienden heb ik maar vijf nummers op mijn computer staan, het houdt niet over, dus het gaat mij wat ver om die hier als mijn top 5 te presenteren. Hier zijn ze:
1.    Another day, another road
2.    Somebody will know someday 
3.    Stumble and fall
4.    Things I remember   
5.    Window of my eyes.
    Echter, over Harrie Muskee wou ik het niet hebben, ook niet over The Blizzards, wel over het artikel van mijn broer over hem (en Herman Brood). Mijn Harry weet echt alles over oude blues, nog steeds, en in zijn verhaal over Harrie Muskee strooit hij voor de zoveelste keer met bluesinformatie of het niks is. De jonge Cuby (Harrie) was verslingerd aan de muziek van de oude  bluesknakkers uit de Verenigde Staten. En wie zag ik tussen illustere namen als Buddy Guy, Howlin’ Woolf, Jimmy Reed, John Lee Hooker en Sonny Boy Williamson staan? Daar was hij, de lang vergeten Eddie (met ie, Harry) Boyd.
    Eddie Boyd, als zo veel bluesartiesten is hij uit de Mississippi delta. Helaas heb ik maar één cd van de zanger en pianospeler, maar wel een heel mooie. Zijn belangrijkste muziek is in de jaren 90 keurig opgepompt tot ADD en in 1995 uitgebracht als nummertje 58 van de eindeloze serie “The blues collection”. De cd, met in totaal 20 nummers, heeft als titel “Third Degree” meegekregen.
    Om te beginnen, het titelnummer “Third Degree” is best te pruimen. Andere “hits” van hem zijn volgens allmusic.com “24 Hours” en het veel gecoverde “Five long years”. Laat dat nummer er nou niet opstaan! Maar ik heb hem gelukkig wel, “Five long years” van Eddie Boyd, op de een of andere verzamelcd. En de versie van diverse “volgelingen”, vaak gitaristen, zoals daar zijn B B King, Buddy Guy, Eric Clapton, Frank Frost, Freddy King en John Lee Hooker. Voor meer moois op de cd, luister ook eens naar “Cool kind treatment”, “Rattin’ and runnin’ around”  en “Got me seein’ double”. Op de Eddie Boyd cd speelt overigens vaak een pracht van een saxofonist mee, bijv. op “I got the blues” en “Come on home”; wie is dat? En terzijde, de man is op de hoes van “Third Degree” afgebeeld met een grote sigaar in zijn mond, niet verkeerd. De meeste van zijn nummers zijn uit 1951-54, uit de tijd dat ik nog op de “bewaorsjoul” zat dan wel werd ingewijd in de kunst van het biechten en ter communie gaan. Op twee na (van Willie Dixon) zijn ze allemaal door hem zelf geschreven.
    Over die Eddie Boyd heb ik ter afsluiting nog een aardigheidje. In de V.S. werd hij het steeds meer beu hoe hij als zwarte (Afro-american) gediscrimineerd werd. Bij ons in Europa was dat niet of veel minder het geval. Dus zette hij in 1965 de belangrijke de stap om te verhuizen naar België en later naar Finland. Uit die tijd heb ik nog een acceptabel nummer van hem uit 1968 samen met Peter Green (van Fleetwood Mac), “The big boat”. En helaas, Eddie Buyd heeft het uitkomen van zijn cd “Third degree” net niet meer mogen meemaken. In 1994 overleed hij als 80-jarige.

    Dat gezegd hebbend over Etta James, Harrie Muskee en Eddie Boyd wil ik het dan nu even met jullie hebben over wat er met mij dient gebeuren, als ik dood ga. Zo ver is dat niet meer weg; ik ben 65 en om eens wat te noemen: voor een bus rennen die op vertrekken staat, doe ik niet meer en het zit er ook niet meer in. Er komt wel weer een volgende. Terug naar mijn verscheiden, daar gaan we.
    Mijn lichaam ter beschikking van de wetenschap stellen zie ik niet zitten, maar mocht iemand een orgaan van mij kunnen gebruiken, dan mag hij of zij dat met plezier hebben. Een compleet donorcodicil heb ik een aantal jaren geleden ingevuld en ik ben blij dat het nog geldig is. En er moet om mij in het niets op te lossen kennelijk gekozen worden tussen begraven en cremeren. In dat geval kies ik volmondig voor cremeren; ik zie niet in waarom ik na mijn dood nog vele decennia lang in de grond zou moeten verteren, als voer voor de “pieringen”.
    Eén advertentie, in de Limburger, is mij voldoende om mijn overlijden en het tijdstip van de crematie te vermelden. Ze mag wit of grijs zijn, maar graag met een zwart randje eromheen. En waarom niet ook met een recent fotootje. Een kruisje hoeft er niet bij. Iets als: Op ... is overleden, Paul Knipschild, geboren in Maastricht in 1946, vind ik voldoende. Met daaronder de namen van nabestaanden.
    Een mis voorafgaand aan de crematie wil ik perse niet, ik heb niks met welke Kerk dan ook. Een wake of dergelijke vooraf acht ik evenmin zinnig. Ik neem aan dat ik in Nederland dood ga, in Maastricht of daar in de buurt. In dat geval gaat mijn voorkeur uit naar het dichtst bijzijnde crematorium. Als cremeren in Wiek of Maastricht niet mogelijk is, wordt het wat mij betreft de Walpot in Eijsden. Daar kunnen jullie als bezoekers met de auto heen, maar wat is erop tegen om eens de bus of de fiets te nemen. Of heen lopen en terug met de bus, dan is er op de heenweg ruim tijd om eens over mij of iets anders te mijmeren. Na afloop van de crematie uitstrooien van de as op een speciale plek vind ik onzin; die as blijft, als het aan mij ligt, gewoon bij de Walpot en wordt ter plekke opgeruimd. En op bloemen of dergelijke op een dure kist stel ik evenmin prijs. Als iemand van jullie zijn geld graag kwijt wil, lijkt me bijv. Amnesty International een nuttiger bestemming. Een praatje van deze of gene voorafgaand aan de verbranding is wel toegestaan, stel ik zelfs op prijs. Het hoeft geen loodzware bevalling te zijn, er mag ook best eens gegrinnikt worden
     Na de crematie is er, als de crematie in de ochtend plaats vidt, een koffietafel. Liever heb ik de crematie echter ’s middags, bij voorkeur om een uur of 4. Voor wie dat wil, is het daarna tijd voor een glas of meer op mijn kosten in een Maastrichts café. Café de Poort, het voormalige café van Rocky Courtens, of een ander bruin café lijkt me daarvoor een geschikte gelegenheid.
    Tenslotte: het bovenstaande heb ik niet zo maar, voor de vuist weg, eventjes opgeschreven. Ik heb er wel degelijk over nagedacht en hoop oprecht dat jullie mijn wensen bij mijn overlijden willen respecteren. Eva en Trudie zal ik vragen om dit stukje uit te knippen en te bewaren tot het moment van overlijden daar is.

    Gaan we naar iets geheel anders, terug naar Las Palmas, meer precies naar een kerkje met de naam: Nuestra Señora Del Pino, ook wel Nuestra Señora De La Luz geheten. Als je van de boulevard bij Casa Suecia via de calle Ferreras in de richting van het park bij het Castillo De La Luz loopt, ligt het bezijden de calle Juan Rejón aan de rechterkant. Ik kwam er dinsdagavond voorbij om even voor 7 uur en zag diverse gelovigen het kerkje betreden. Er begon kennelijk een mis. In het “voorgeborchte” van de kerk zag ik een hele rij affiches hangen, met pakkende teksten. Hier zijn er een aantal:
El cristiano no vive aislado. Se reune. ¡Ven!
Todos somos ciudades, nadie sin hogar
Las cosas importantes se hacen con corazón
Salgamos al Maestro. Abramos puertas
Somos parte de una Iglesia que acompaña y ayuda participa
    Echter, om al die aansporingen om “toe te treden”. “mee te doen”, “deuren te openen” is het mij niet te doen. En voor mij hoeft ook de vreugdekreet Todos seremos transformado por la victoria de nuestro Señor Jesucristo al helemaal niet. Hier vraag ik jullie vriendelijke aandacht voor twee tableaus die links en rechts vóór de kerkdeur zijn aangebracht, bevestigd aan veredelde tonnen met aarde erin en een palmboompje erboven. Op beide tableaus lees ik: “No soy una papelera”, ik ben geen prullenmand. Nodeloos te zeggen dat de goegemeente hem daarvoor wel gebruikt.

    In mijn brieven doe ik wel eens een alineaatje Spaans, zie bovenstaand, om jullie op te monteren. Vandaag krijgen jullie als tussendoortje ook een grap, “una broma”, “una coña” uit het Engelse taalgebied. Ik heb deze, als ik het goed onthouden heb, uit de film “Once upon a time in America”. Een jongedame vraagt geamuseerd naar een overijverige jongeman: “Do you like traveling?” Als hij bevestigend antwoordt, komt haar tweede vraag: “And what do you think of making love?” Ook daarop komt een “ja” en dan zegt ze: “Then fuck off!”.

    Alweer een aantal jaren geleden besloot de overheid hier dat de benzineprijs meer in de richting van die van die van de “peninsula” moest worden opgetrokken. Dat zou in stapjes gaan gebeuren, de crisis heeft het proces wellicht nog versneld en vergeet niet, in Madrid en Barcelona betaal je nu ook meer dan een paar jaren terug. Het wachten was op het grote moment dat de prijs van een liter loodvrije benzine 95 op mijn eiland boven de 1 (één) euro zou uitkomen. Dat is nu gebeurd, eindelijk. Vanuit de bus maandag keek ik naar de borden bij drie benzinestations in de stad en de prijs was steeds 1,03 euro en nog wat. Vergeleken met Nederland stelt het nog weinig voor, maar hosanna, wij van Las Palmas doen inmiddels ook een beetje mee. Ter vergelijking, in de stadsbus hier zit ik met mijn tienrittenkaart nog altijd gebamzaaid voor minder dan 70 cent.

    Laat ik het in dit epistel eens over een ander plein hebben dan de bekende die ik hier ongetwijfeld al eerder gememoreerd heb, zoals daar zijn Castillo De La Luz, Plazoleta Farray, Parque Doramas, Pérez Galdós, Plaza De Las Ranas, Santa Ana, Santa Catalina en San Telmo. Op het einde van Las Canteras rechts kom je vanzelf bij een groot plein op weg naar het stukje Las Palmas voorbij La Puntilla. Het stukje zee daar heeft de naam La Laja, de gladde steen, weten jullie dat ook weer.
    Qua oppervlak is het plein, schat ik, bijna zo groot als het Vrijthof, maar het is wel vierkanter, met een hoek eruit, meer een zeshoek. Het plein, “plaza De La Puntilla”, is net als het Vrijthof helemaal leeg op wat banken na en enkele trappen in de richting van de zee en de boulevard, wat het geheel er bepaald niet vrolijker op maakt. Eigenlijk staat er maar een ding op het plein dat om aandacht vraagt. En dat is nou eens niet het Zate Hermenieke” monument, fontein “Pak Uuch Vas” of de kiosk, maar een imposant (hoewel, daar valt over te twisten) kunstwerk van een mij onbekende “kunstemeker”. Wat zien ik? Een constructie van verroest ijzer met daarop een vlaggenstok van zo’n vijf meter hoog, en daaraan vast draaien drie op elkaar geplaatste groepen rechthoeken in de rondte, deels linksom en deels rechtsom. Bij menig toerist is het gevaarte goed voor een digitaal plaatje; ik vind het maar zo zo, la la, net als trouwens het hele plein.

    Het EK komt eraan, het Europees Kampioenschap Voetbal, het begint op 8 juni, zo ver weg is dat niet meer. En geloof me nou maar eens: Los Naranjas vliegen er deze keer in de eerste ronde uit (na een moeizame winst tegen Zweden, verlies tegen onze oosterburen en daarna een gelijkspel tegen Cristiano Ronaldo en zijn maten). Echter, zo ver is het nog niet. Wel zie de eerste slogan, van  Base, een winkelketen voor sportartikelen, die zijn uitverkoop lardeert met: “En un mundial de rebajas yo sería cabeza de serie”. Wie van jullie kan mij vertellen wat cabeza de serie is; ik heb oprecht geen idee.

    En dan nu mijn echte Spaans lesje. Zoals meestal kom ik daarmee pas aanzetten op de dag dat ik naar de faculteit ga voor andere zaken en om mijn nieuwe brief aan jullie te versturen. Eerst lees ik dan nog eens door wat ik zo al geschreven heb, mede ook om nog wat laatste correcties te kunnen aanbrengen.
    Deze brief 7.15 is er een waarin ik mijn idee over godsdienst en de Kerk niet onder stoelen of banken steek. Dus wijd ik mijn Spaans lesje ook maar weer eens aan de Here Here en vooral zijn schare helpers en fans.
     Zoals ik bij jullie bekend mag veronderstellen, zitten we opgescheept met een viertal hoofdgodsdiensten: “catolicisismo, protestantismo (met zijn varianten), islam y hinduismo. Ben ik een belangrijke religie vergeten, zoals de Anglicaanse Kerk, de Grieks-orthodoxe Kerk, de Joodse Kerk? Die alsmede een aantal andere godsdiensten stellen (nog) maar weinig voor. Veel aparter vind ik dat er eveneens sprake is van een teloorgang van de hoofdstromingen; wij zitten sinds de jaren 60 midden in een massale ontkerkelijking. En noemt daar iemand het “budismo” als een nieuwe stroming? Ik heb van de insiders begrepen, dat het niet echt een religie is, met een God en zo, hoewel... Als ik kijk hoeveel van die “monjes” en “templos” je in een boeddhistisch land als Myanmar tegenkomt, begin je jezelf toch vragen te stellen.
    In onze westerse wereld kun je van de protestantse Kerk met zijn “exégesis biblica”, zijn “pastores protestantes” en  “consejeros parroquiales, ancianos” veel zeggen, maar niet dat het een uitgesproken mannenwereld is met een topdownstructuur. Ik ga het hier hebben over de Rooms (?) katholieke Kerk, waar ik het beste mee bekend ben. Wat mij daar (o.a.) zo aan tegenstaat, is de wel heel bijzondere positie van bepaalde voor superkuis aangeziene, zogenaamd onbevlekte, ongetwijfeld heterosexueel geöriënteerde mannen. (Wat een lange zin!) Hoe fout het met sommige leden van dat clubje kan gaan, blijkt bijv. uit recent onderzoek naar pedofilie in de kerk en op school bij de broeders (“frailes, hermanos”) en zusters (“monjas, hermamas”). Zich bevredigen met kinderen in de buurt, hen een mep en andere onzin verkopen of voor de lol met een lineaal op hun vingers tikken, dat kunnen sommige geestelijken als de beste.
    Daarnaast is er sprake van een bijna tot in het absurde doorgevoerde hiërarchie in de katholieke Kerk; het lijkt wel het leger. Bovenaan in de piramide vind ik “el Papa” (met een hoofdletter), de plaatsvervanger van God op aarde, bijgestaan door de “curia romana” en de “guardia suiza”. Daaronder komen de “arzobispos”, die met zijn allen in het geheim om de zoveel tijd een nieuwe “el Papa” mogen kiezen, daar weer onder zitten de “obispos (y obispos auxiliares)”. Die op hun beurt spelen weer de baas over de “arcedianos, curas, sacerdotes, clérigos, párrocos, padres” en hoe het gewone, maar wel nog gewijde kerkvolk verder mag heten. Vervolgens komt er een hele tijd niks. En pas dan, helemaal op de grond, vinden we de “sacristanos”, de “ayudantes de la comunión”, de “acólitos, monaguillos” en niet te vergeten de “niños del coro”.  (Daar zat ik als jongetje bij, want zingen is dubbel bidden, was me verteld). Dan valt er weer een verticaal gat en nog lager, zeg maar haast onder de grond, bevindt zich dan de grote meute overige gelovigen, “los creyentes”. Met daar weer onder de zondaars, “pecadores”, de mensen die in andere godsdiensten geloven, de heidenen, “paganos”, en de “anticristos”. Mijn oma, God hebbe haar ziel, heeft mij bij haar leven wel eens voor de antichrist uitgemaakt en wat was ik er trots op.
    Wat zal ik er verder nog van zeggen? Graag had ik na mijn dood liever niet in de hel, “infierno”, en ook niet in het vagevuur, “purgatorio”, gekomen. Mij lijkt de hemel, “el cielo”, wel wat om daar aan een goedgevulde tafel plaats te nemen met gouden borden en bestek en uiteraard in aanbidding van de enige en echte God. Maar helaas, “es iech doed bin, greuit d’r graas op miene boek”. En later weer uit de dood opstaan, mijn “resurrección al juicio final”, ik vrees dat zelfs die herrijzenis er niet van zal komen.
   
    Is dat niet een mooie afsluiting? Als aan alles een einde komt, ook aan deze zoveelste verzuchting uit het diepst van mijn hart. Het is tijd voor andere bezigheden, maar ik zeg jullie bij dezen toe dat dit zielenroersel (met een n) vanmiddag nog op de internetbus gedaan wordt. Voor nu, geef niet op, houd de moed erin, ga voor mijn part eens over de schreef, dat moet zo maar een keer kunnen, En tot ziens maar weer, hasta luego; jullie hebben de hartelijke groeten van ondergetekende, el abajo firmante, don Pobla, herstel, don Pablo.
   
BOEKHOEK   

    Als je maar een paar dagen hebt tot de volgende weblogbrief, ben je oprecht blij, als je toch weer één boek helemaal uit hebt, zeker als het zo dik als “Gone” van Mo Hayder. Ik was er zondagmiddag aan begonnen, ruim 550 bladzijden, dat is niet niks, dat is aanpoten. “Gone”, een  mooie, korte titel, is van 2010 en speelt, zoals vandaag de dag gangbaar bij Mo Hayder, in de buurt van Bristol, Bath en contreien.
    Hoofdpersoon is, als vanouds, Jack Caffery, vrijgezel en nu DI, “detective inspector”, bij de Bristolse politie. Met als goede tweede Flea Marley, hoofd van de Onderwatereenheid van de politie, inzetbaar voor duiken en ander gevaarlijk werk zoals klimmen. In “Gone” worden de nodige kinderen weggekaapt, eerst Martha Bradley, dan Emily Costello en later nog even ene Charlie. Eerder waren ene Alysha en ene Cleo aan de beurt, maar hen en Charlie is niks overkomen. Na het nodige zoekwerk komt de politie, vooral Cafferty met zijn trio Prody, Paluzzi en Turner, uit bij de familie Moon, vader en twee zoons. Zoon Ted heeft tien jaar in de gevangenis gezeten voor de moord op Sharon Macy; nu is hij al weer een tijdje vrij. En hij moet wel haast de kidnapper (“jacker”) zijn, nu hij tijdelijk als onderhoudsmannetje bij de Bristolse politie werkt. Intussen kiest Flea Marley haar eigen weg op zoek naar de dader in de naburige kloven en ondergrondse tunnels.
     De Walking Man komt ook nog even voorbij, in verband met de onopgehelderde dood van filmsterretje Misty zes maanden eerder. En wie krijgt een Oscar voor de beste bijrol? Die prijs gaat zonder verdere discussie naar Janice Costello, de moeder van Emily, die zich absoluut niet door de politie laat ringeloren. Overigens, de diverse vaders spelen in het boek niet echt een rol van betekenis. 
     Ik heb iets met Mo Hayder. Als auteur (autrice) heb ik haar zeer hoog zitten, heb ook al haar boeken in mijn bezit. War betreft “Gone”, dat doet m.i. niet onder voor haar eerder werk. Haar boek is spannend, af en toe heel spannend, en de laatste honderd bladzijden heb ik met evenveel animo gelezen als het royale pak ervoor. Het afdalen in onderaardse holten werd mij de afgelopen dagen een enkele keer iets te veel met zijn Engelse terminologie, maar dan kwam er daarna steevast weer een volgende hoofdstuk dat ik echt adembenemend vond. In stijl kom ik dan ook voor “Gone” met alweer een hoog recensiecijfer; Mo Hayder gaat voor “Gone” met een 8+ terug de kast in, uiteraard de kast met boeken die ik alleen nog onder strikte voorwaarden nog wil uitlenen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten