vrijdag 17 november 2017

Weblogbrief 13.01, 17 november 2017

Weblogbrief 13.01, 17 november 2017

Querid@s amig@s y familia, hier ben ik weer met mijn wekelijkse fratsen uit Las Palmas de Gran Canaria, afgekort LPA dan wel LPGC. Natuurlijk heb ik de perikelen in Catalonië de afgelopen tijd gevolgd en ik zie wel iets in afscheiding van de rest van Spanje (Madrid), zeker sinds Rajoy zijn politieapparaat de zaak daar wil laten opknappen. Aan de andere kant vind ik dat onafhankelijkheid voor mijn eilanden (met zijn twee miljoen inwoners) minstens zo zeer op zijn plaats is. Maastricht ligt even ver van Sevilla als Las Palmas. Raar is het dat wij Kanariepieten ons nog steeds zo verwant met de "peninsula" voelen.

Wie pas één dag in LPA is, heeft uiteraard nog maar weinig nieuws te melden. Ik val mede daarom graag terug op wat me de afgelopen tijd overkomen is. Tot de hoogtepunten reken ik met terugwerkende kracht de bruiloft van Eva en Jan Willem van onlangs. Ik zie me op 4 november nog (aan de late kant) met Eva, Lux & Dalí de Vondelkerk (van Pierre Cuypers) binnenkomen, nu ook voor bruiloften en partijen, op weg naar Jan Willem. De ceremonie begint om (kwart over) 2 uur, met de goedkeurende handtekening van mijn kleinkinderen. Na het officiële deel is er in de kerk een receptie met bruidstaart. Tussen 5 uur en half 8 hebben we rust en dan is 's avonds nog eens een diner voor tachtig personen met aan het begin daarvan mijn vijf-minutenpraatje, in het pikkedonker. Als interzmezzo ga ik het hier zetten.

Lieve Eva en Jan Willem, beste andere aanwezigen!

Voor wie het nog niet weet, ik ben Paul Knipschild, de vader van de bruid, een beetje Amsterdammer en kanariepiet, vooral Limburger in ruste. Kijk maar eens hoe netjes ik erop sta, niet in smoking, maar toch pico bello in mijn splinternieuw, donkerblauw pak van Suit Supply en al even nieuwe Sioux-schoenen. Alleen met de aanschaf van het overhemd heb ik enige moeite gehad: probeer er maar eens een te krijgen met een extra grote boordmaat 48.

Bij een bruilofsmaaltijd horen, naast o.a. eten, drinken en acceptabel gezelschap, ook enkele korte, vijf minuten toespraakjes. Dat van mij begint in de tijd ruim een half jaar geleden. Ik zit dan nog in mijn tweede woonplaats Las Palmas, vóór de kust van Zuid-Marokko, met een mooi boek op het balkon. De telefoon gaat. Mijn oudste kleindochter Lux is aan de lijn, met binnen handbereik haar zusje Dalí. Ze vertellen me met de nodige opwinding dat Eva en Jan Willem, hun papa en mama, gaan trouwen. Later, terug in Nederland, vertelt Eva me dat de echtverbintenis geen aparte reden heeft, maar dat Jan Willem haar wel officieel gevraagd heeft. En - het zijn haar woorden - dan zeg je geen nee. Dus gaan Eva en Jan Willem elkaar vanaf vandaag nog definitiever dan daarvóór in de armen sluiten.

Een koperen bruiloft is na 12½ jaar. Ik zie ons met zijn drieën nog ruim 12 jaar terug op het terras van café Hoppe zitten voor een eerste kennismaking. Is het vandaag een koperen samenwonen? En had Jan Willem mij nog eerst om haar hand moeten komen vragen? Ik ben blij dat ik Eva vanmiddag naar het nepaltaar heb mogen brengen. Ik zie dat toch als een indirect bewijs van mijn goedkeuring.

Als officiële trouwdatum is me, een half jaar terug al, 4 november gepresenteerd, vandaag dus, met ook nog een trouwfeest op de elfde van de elfde. Nu moeten jullie weten dat ik al vele jaren rond 1 november naar Las Palmas verhuis, steeds voor een half winterjaar. Dat wordt deze keer pas 16 november, twee weken "over tijd". Een vader mag best het een en ander over hebben voor zijn directe familie.

Heb ik nog iets te roddelen over mijn intussen 40-jarige enigst kind Eva? Ze heeft, denk ik, best een acceptabele jeugd gehad. Over haar kindertijd en tienerjaren, vooral in Maastricht, met Wil als haar moeder, kunnen jullie haar beter zelf bevragen. Ook over haar jaar in Montpellier en haar Amsterdamse tijd solo en met voetbalfanaat Chris laat ik hier niks los. Wie daarover meer wil weten, de diverse sterke verhalen, zal mij stiekem moeten benaderen. De daarop volgende jaren, in de Eerste Helmersstraat, dan in de Bosboom Toussaint en nu in de Richard Wagner, met Jan Willem, vind ik minstens zo de moeite waard. Eva en Jan Willem kunnen het al vele jaren best met elkaar vinden.

Rest mij te hopen, zelfs te verwachten dat het jullie ook goed zal gaan in pakweg de tweede helft van je leven, de ongeveer vier decennia die voor jullie nog op de rol staan. Jullie hebben er in ieder geval al een tweetal aimabele kinderen aan overgehouden, waar opa Paul heel trots op is. Jan Willem & Eva, ik wens het jullie.

Om kwart over 1 mogen Trudie en ik met Marcel en Damaris mee in de auto naar huis. Om half 4 lig ik onder de denkbeeldige wol.
Echter, daarmee is de bruiloft nog niet ten einde. Eva & Jan Willem doen getweeën een klein weekje Oman (of all places) en daarna mogen we op 11 november vanaf half 9 nog eens naar een feest ter ere van het bruidspaar in The Loft, een torenflat aan de andere kant van het IJ. Kunnen de beentjes opnieuw van de vloer voor wie dat wil. Ik houd me meestentijds gedeisd bij de Whiskybar, waar het ietsje minder lawaaiig is. Zowaar heb ik om even voor 1 nog even met Eva moeten dansen, op de muziek van disc jockey Eric E.

Is dit het enige vertier buiten de Euregio. Voor de dooie dood niet. Ik ben bijv. Ook naar een drie-dagen congres geweest dat Lex Bouter aan de Amsterdamse V.U. had georganiseerd. Los daarvan heb ik met Trudie en Marij een reisje naar Rome gemaakt, met de personeelsvereniging van de universiteit, en met Trudie alleen een twee weken durende rondrit door Ierland 9inclusief Ulster) met een gehuurde auto, die zij wel links moest laten rijden. Hier is het verslag van de drie uitstapjes.

Met de personeelsvereniging van de Universiteit Maastricht naar Rome

Ik ben in het voorjaar goed en wel weer in Maastricht, vanaf zondagnacht 30 april, eigenlijk 1 mei, als Trudie en Marij me meetronen naar Rome, van 4 t/m 8 mei. Ik ben er al een paar keer eerder geweest, voor het eerst twee weken met Wil in 1976 (een heilig jaar). Ik herinner me Rome vooral van de overmaat aan auto's, die als ze niet dubbel geparkeerd staan, met een behoorlijke vaart voor en achter je langsrijden, als je aan het oversteken bent. Daar komt in 2017 bij dat er op veel plekken geen of nauwelijks meer stoepen zijn. Voetgangers hebben in Rome definitief het onderspit gedolven, lijkt het, permanent ten prooi gevallen aan het voorbij razende blik. Als voorbode lees ik in mijn reisgids van Rome (uit 1995) en mijn Lonely Planet (uit 2005) van Italië. Desgevraagd krijg ik nog enkele tips van Ellen & Jacques, Piet & Tonnie en Harry & Greetje.
We vertrekkken per touringbus met een groot gezelschap (zo'n 50 personen) van de Universiteit Maastricht vanaf het universiteitsterrein naast het N.S.-stationnetje in Randwijck en wel om 3 uur 's nachts. Gelukkig lig ik de avond ervoor al om kwart voor 8 in mijn bed, in Trudie's huis, en slaap door tot mijn wekkertje afgaat, om kwart over 2. Als we om 5 à 10 voor 3 bij de bus zijn, zijn we bijna de laatsten. Gelukkig is er niemand die zich verslapen heeft. Om even voor 3 begint onze trip, eerst naar Düsseldorf, dan van Düsseldorf naar Berlijn, vervolgens van Berlijn naar Rome, vliegveld Fiumicino en ten slotte van daar naar hotel Giotto. In de twee vliegtuigen leer ik de meest gangbare Italiaanse woordjes uit mijn hoofd. Weten jullie wel dat een glas in Italië een "bicchierre" is (met twee k's), dat ze tegen spa hier "acqua mineral gasata" zeggen en dat "minestra" voor soep staat? Grazie mille, prego! In Rome is het prima weer, met zon, weinig wind en een temperatuur van zo'n 25 graden overdag.
Het hotel ligt bepaald niet in het oude centrum, maar in een verre buitenwijk van de stad. De beste weg naar de bezienswaardigheden is vanuit het hotel naar rechts lopen, dan drie haltes met de bus om vervolgens met de A-lijn van de metro vanaf halte Cornelia door te gaan. Bepaaald goed kan ik het hotel niet vinden. Trudie en Marij krijgen zo ongeveer een berghok van een kamer toegewezen en pas na mopperen komt er de tweede dag een acceptabele tweepersoonskamer voor in de plaats. Het hotel kan ons geen kaartje geven met naam en adres plus de beste looproute naar het centrum. Er zijn geen eitjes bij het ontbijt, de sleutels van de kamers werken moeilijk of niet, de douche-wc-ruimte is minimaal, laat staan dat de bar op de bovenste etage open zou zijn.
Op de donderdag blijven we, mede vanwege de toch wel vroege en vermoeiende reis, in de buurt. Trudie en Marij mogen de erste caches oprapen, terwijl ik op een bank zit te lezen en dan hebben al snel een alternatief voor de gesloten hotelbar gevonden. We mengen ons onder de locale bevolking op het overdekte terras van een buurtcafé vlakbij het hotel, waar het spotgoedkoop is. Hoe het café heet, blijft mij onduidelijk: caffè Nero, Snack Bar? Het is er goed toeven en vooral het Peroni bier (een 0,66 literfles kost hier 2½ euro) laat zich die dag en alle dagen erna goed smaken, met daarbij de gratis chips en "olieneutsjes". Het wordt een gewoonte om daarna naar L'insolito Caffè te verkassen, een eetzaak tegenover het hotel voor (de antipasta en) een pizza of ander voedsel plus nieuwe drank. Een keer ligt er zelfs een wild zwijn hamburger met frieten op mijn bord. Ik zie de kleine bazin van de zaak nog draven met haar geblondeerde haar. Na een paar dagen zitten iedere avond meer dan 20 UM-ers in haar zaak; dan kan ze de drukte nauwelijks meer aan. Het eten in haar zaak is niet heel goed, maar wel betaalbaar en daarna hoef je maar over te steken om in je hotelbed te kruipen.
Na donderdag komt vrijdag, als Trudie uitgebreider aan haar geocache-rondes mag beginnen, de eerste dagen met Marij in haar kielzog. De busrondleiding 's ochtends, van 10 tot 12 die morgen, stellt niet veel voor, omdat de gids er weinig zin in heeft en we halverwege bijna een half uur bij een uitzichtpunt blijven hangen. We krijgen nauwelijks meer dan een stukje Trastevere te zien en dan gaat het al op naar eindhalte Colosseum. Met Trudie en Marij loop ik daarna via circus Maximus (op hoogtijdagen vroeger 150.000 Romeinse bezoekers) terug naar de "taart" van Victor Emmanuel en dan richting Trevi-fontein. Trevi staat waarschijnlijk voor "tre vie", de drie wegen die op het plein uitkomen; centraal op het monument voor de watermassa staat het beeld van Neptunus met eromheen de tritonen. Wat is het er druk, trouwens ook op bij de andere overbekende bezienswaardigheden. Na de Trevi-fontein is het leuk lopen naar de Spaanse trappen. Ik lees in mijn boekje dat een Italiaan die ontworpen heeft , met een Frans legaat. Bij de boot onderaan de trappen zit ik prima, terwijl de dames de buurt weer onveilig maken. Dan mogen we terug naar de metro en later eten en drinken met de Inekes, Arno en Arthur.
Op de zaterdag staat allereerst de Joodse wijk, het "getto", op de rol. Weetje: op riooltegels staat overal SPQR, dat staat voor Senatus Populus Que Romanus, senaat en volk van Rome. Ook op de zaterdag ben ik meer gecharmeerd van het mensen uitkijken dan geen enkel straatje mogen missen. In de Joodse buurt krijgen we de enige uitgebreide regenbui te verduren. Ik zit uiteraard droog onder een baldakijn, maar Trudie en Marij haasten zich om een parapu te kopen. Na de Joodse wijk is Trastevere aan de beurt. Trastevere is aan de andere kant (tras) van de Tiber (Tévere), ten zuiden van het Vaticaan. We lopen over het eilandje in de Tiber, op de brug koopt Trudie nog eenzelfde tas als ze zich eerder al in Las Palmas heeft aangeschaft – best mooi. Voor zo ver ik me kan herinneren, ben ik nooit eerder in Trastevere geweest. Het ziet er allemaal zeer te pruimen uit, met een overmaat aan terrassen en de nodige geocaches. Toch is het ook een beetje "Valkenburg" met al te veel toeristen. Marij krijgt last van haar rug, zodat ik nu haar gezelschap heb, als Trudie gaat "rondwaren". We gaan op tijd terug naar ons buurtcafé en eethuis bij ons hotel in Cornelia.
Op de zondagmorgen om even voor 9 uur krijgt Trudie op de kamer ineens vreselijke buikpijn, rechts onder; het lijkt wel of ze de geest gaat geven. Dus laten we een ambulance opdraven, maar als de auto met drie verpleegkundigen arriveert, is de pijn alweer grotendeels verdwenen. Wie zeker weet wat er aan de hand is geweest, krijgt een pint Peroni birra van me. Ze gaat even later gewoon weer naar de wc en dan ontbijten we of er niks aan de hand is geweest. Even later trekken we gedrieën richting het Vaticaan. Om half 12 staan we in de rij en om vijf voor 12 op het plein voor de Sint Pieter. Wonderwel hebben we ook nog een prima plekje om om klokslag 12 uur de paus (papa Francesco) te zien en te horen. Hij staat aan een geopend raam bovenaan het gebouw naast de kerk. Veel verstaan van wat hij zegt, doe ik niet, het klinkt trouwens nogal melig, maar ik krijg wel mee hoe hij bijv. een groep uit Texas onder luid gejuich uit die hoek vermeldt alsmede de een of andere "filarmonica" (harmonie), die prompt een deuntje begint te spelen. Na een kwartiertje krijgen we de zegen van boven en is hij weer vertrokken, maar interessant is en blijft het. Daarna gaan we op een naburig terras zitten. Marij en ik nemen het ervan, als Trudie toch weer op geocache-pad gaat. Later gaan we met haar wel nog even naar de kerk der Friezen, waar ze mij op de foto zet.
Na het Sint Pietersplein zie ik de Engelenburcht als een toegift. De rij zelfs voor dat gebouw is zo lang dat ik er niet an moet denken om aan te schuiven. De moeite waard vind ik wel de legio stalletjes langs de Tiber met allerlei snuisterijen, boeken en noem maar op. Via de "ponte Cavour" lopen we naar de Piazza Navona, een van de mooiste familiepleinen van Europa, houd ik vol. Het is een en al terras en toeristen, met helemaal in het midden de schitterende "fontana dei quattro fiumi", de fontein van de vier rivieren. Dat is echt een meesterwerk, van Bernini uit 1651. Voor wie het wil weten: de vier rivieren zijn de Donau, Ganges, Rio de la Plata en Nijl en ze worden gesymboliseerd door immense beelden plus de nodige paarden in het water. In het midden staat een obelisk uit het Circus Maximus. Na het piazza Navona doen we ook nog het Pantheon. Dat is er in de tweede eeuw na Christus neergezet door keizer Hadrianus, gewijd aan de twaalf goden van de Olympus. Dat de clerus er later een "basilica de Santa Maria ad martyres" van gemaakt heeft, steekt me eerlijk gezegd wel. De koepel heeft volgens mijn reisgids een spanwijdte van 43 meter, met een open oog in het midden dat goed zichtbaar is. We drinken vervolgens nog een glaasje in de buurt (tegenover caffè San Sebastian) en gaan dan terug naar onze hotelbuurt.
En dan is het alweer maandag, de dag dat we 's avonds vertrekken. We doen het met zijn drieën rustig aan, maar kunnen het niet laten om toch ook nog naar de piazza del Popolo te gaan. Er zijn daar in de buurt een hoop kerken die ik niet wil bezoeken en om onduidelijke reden gaan we ook niet naar het m.i. interessante "museo Leonardo da Vinci" onder het plein. Ook op het volks[plein staat een obelisk uit het Circus Maximus, waaronder het prima zitten is in de schaduw, terwijl de dames bij Desigual laten merken dat ze nog steeds meetellen. Zowaar doen Trudie en Marij ook nog een stuk van het park van de Villa Borghese, terwijl ik in een pizzazaak mijn aantekeningen voor dit stukje bijwerk. Dan eten we een halve kip de man, waarna we royaal op tijd teruggaan naar ons buurtcafé en dan hotel Giotto.
Om kwart voor 6 vertrekt de bus naar Roma Fiumicino en om half twaalf ziten we in Düsseldorf in de bus richting Maastricht. Trudie zet eerst Marij en dan mij thuis af met de Susuki. Om kwart voor 2 lig ik weer onder mijn Maastrichtse dekbed. Greetje en Liesbeth die bij mij van maandagmiddag tot tot donderdagmorgen logeren, liggen dan al lang te slapen in hun respectievelijke bed, ook op de eerste etage. Als ik 's ochtends om half 11 opsta om te gaan douchen en daarna mijn pillen in te nemen en koffie te zetten, zitten ze met hun tassen met golfstokken op de golfbaan in de Dousberg. Het Nederlandse leven herneemt zijn gang.

Congres over Research Integriteit in Amsterdam>

Op 28 t/m 31 mei is er in Amsterdam een congres (5 th World Conference) over research integriteit. Als ik er hoofdorganisator Lex Bouter naar vraag, als ik nog in Las Palmas zit, nodigt hij mij prompt uit om gratis deel te nemen. Dat laat een Nederlander zich geen twee keer zeggen: ik geef me op. Het trefwoord van de bijeenkomst eis RCR, responsible conduct of research.
Op zondag 28 mei stap ik met Trudie, die een dagje Holland doet, in de trein. Zij heeft nog een dagkaart te verstouwen en "dus" mag ik voor 2½ euro mee. We gaan eerst nar Den Bosch. Arno is er helaas niet, omdat die dag MVV tegen Roda JC speelt voor een plek in de eredivisie (Roda wint met 1-0). We passeren de beroemde Bossche bollenwinkel van Jan de Groot op de Stationsweg, maar nemen er eentje verderop op het terras van Doppio. Daarna gaat Trudie "shoppen" bij kledingwinkel Lola Liza (ook in Hasselt), terwijl ik de mensen mag uitkijken. Later in de middag zijn Eva, Jan Willem en vooral Lux & Dalí aan de beurt in Amsterdan-Zuid. De door Trudie meegebrachte cadeautjes (het spel Regelwormen en het setje Bellen blazen) krijgen hun goedkeuring. Als Trudie weg(gebracht) is, zit ik met Eva en Jan Willem nog een tijdje in de tuin. Het is warm. We gaan ruim op tijd naar bed, want morgen wordt het een volle dag, ook voor mij. De intro op zondag heb ik aan me voorbij laten aan.
Al om even vóór half 9 maandagmorgen sta ik met mijn nummer (752) bij de inschrijfbalie van het congres, in de entreehal van de Vrije Universiteit. Er zijn een kleine 800 inschrijvingen, heel veel dus, van mensen uit echt alle werelddelen, vooral Europa, Noord-Amerika en Azië. Er wordt mij gedurende de drie congresdagen van alles voorgeschoteld, van overheidsbeleid (o.a. Bussemaker) via (heel interessante) lezinkjes over onvolkomenheden bij medisch onderzoek, o.a, van Iain Chamers over fouten van Medisch-Ethische commissies, tot een "research agenda for the future" (Steneck). Mij moet wel van het hart dat ik het onderwerp Reasearch Integrity te breed vind, met te veel disciplines en te veel onderwerpen. Ik zou persoonlijk genoeg hebben aan (liefst empirisch) onderzoek naar de research integriteit binnen de geneeskunde en gezondheidszorg. Lex Bouter sluit het congres af met een acceptabel verhaal. Over twee jaar vindt het zesde congres (zonder mij, neem ik aan) plaats in Hong Kong. Opvallend ding: iedereen sluit zijn diaserie af met een "Thank You" dia.
Terzijde loop ik op de drie congresdagen allerlei bekenden tegen het lijf, uiteraard Lex Bouter zelf (en dinsdagavond ook Maike), maar verder bijv. Bij herhaling Iain Chalmers, Gerben ter Riet, Gerard Swaen, André Knotnerus, Wendy Reijmerink (van NWO) en Guy Widdershoven (de laatste heb ik persoonlijk niet gesproken) . Zo'n congres leent zich prima om ook weer eens nieuwe kennissen op te doen, zoals (maar een beetje) Liz Wager en Sabine Kleinert uit Engeland en op de boot en tijdens het eten in het Scheepvaartmuseum dinsdagavond twee Canadese psychologen, een duo Geneefse managementdames en Schotse, Ierse, Deense en Canadese min of meer collega's.
Woensdagavond zit ik weer in de trein naar Maastricht. Jeroen Pauw begint zijn programma om even vóór half 11 en even daarvóór kan ik op het late journaal zien hoe de winnaar van de Italiaanse wielerronde (de Giro), Tom Dumoulin, op de Markt in Maastricht wordt toegezongen door een enthousiaste menigte (Zoe 'ne gooje höbbe veer nog neet gehad).

Met Trudie op rondreis door Ierland

Een paar jaren geleden ben ik met Trudie en Marij een lang weekend naar Dublin geweest, de hoofdstad van Ierland, waar meer dan een miljoen van de ruim vier miljoen Ieren wonen. Dat is ons toen goed bevallen. Deze zomer zouden Trudie en ik naar Noordwest-Spanje gaan, maar op het laatste moment wordt het toch weer Ierland, nu het hele land inclusief Ulster. Dat land, waar naast een variant van Engels door een deel van de bevolking ook (een beetje) Gallisch (Keltisch) wordt gesproken, moest maar eens uitgebreider onder de loep worden genomen.
Vooraf geef ik enkele Gallische woorden en mini-zinnetjes om erin te komen. "Amach" staat voor Uitrit, "Ná scoitear" is Niet Inhalen, een "Carrick" is een rots, "Derry" een eik en voor een meer gebruikt men het woord "Lough". De hele rondreis die we gaan maken met een auto van Avis, is zo'n 2400 km en in Trudie's jargon naar later blijkt, 135 geocaches. Beroemde Ierse schrijvers zijn o..a. (de 17de eeuwse dominee) Jonathan Swift, Oscar Wilde, George Bernard Shaw, dichter W.B. Yeats, Brendan Behan en de haast onleesbare James Joyce. Onder de betere moderne auteurs reken ik o.a. Roddy Doyle. Op muziekgebied begin ik maar eens met Van Morrison (van Them), de Chieftains, uiteraard ook de Dubliners, de Pogues, U2, Rory Gallagher, Sinead O'Connor, Mary Black, Enya en ga maar door. Heel interessant vind ik vooraf al dat er op legio plaatsen op straat en in pubs live muziek wordt gespeeld.
Goed, dat allemaal ter intro. Op 6 augustus gaan Trudie en ik naar Schiphol voor een nachtje Best Western hotel, voordat we op de maandagmorgen naar Cork in het zuiden van Ierland vliegen. Daar staat een grijswitte Nissan Micra voor ons gereed, waarin chauffeur Trudie aan de rechterkant mag gaan plaatsnemen en ik links. De komende twee weken is het voortdurend links rijden geblazen en laat ik Trudie toegeven dat ze zich echt zelden of nooit in de rijrichting vergist heeft. "Naar links, rechts kijken, kleine bocht", is een van haar terugkerende mantra's.
Onze eerste dag in Ierland, een Ierse feestdag, brengen we in het centrum van Cork door – ik vooral op het terras van Le Château bar, en gaan dan eten bij Mai Fitz's (Fitz = Fitzgerald) en daarna slapen in Macroom. Lang wakker liggen is er voor ons alletwee niet bij – geen enkele keer. Integendeel. Het Ierse ontbijt laat zich alle dagen goed smaken, al vanaf de eerste morgen: gebakken eieren met spek, bloedworst, worstjes, hash Browns (rösti), licht gebakken tomaat, champignons en daarbij toast en/of boerenbrood. Met tussenstops in Cashel en in Kilkenny belanden we dinsdagavond (ten tweeden male) in Dublin. Vooral Kilkenny is een aardig stadje met oude straten en de Kytelers Inn.Voor wie het weten wil: de herberg is genoemd naar de heks Alice Kyteler uit de 14de eeuw en het bier sinds 1710 is Smithwick's, heel lekker. De red ale van Smithwick wordt een terugkerende pint in ons Ierland. Dublin levert ons naast winkelstraten en parken o.a. fish and chips, alweer een prima ontbijt in het Clayton hotel en tot overmaat 's avonds ook nog onze eerste Irish Stew. Dublin, het blijft een drukke metropool, hoewel de stad ook wel iets van Amsterdam in de late zeventiger jaren heeft met zijn overal opgebroken straten.
Op de donderdag gaan we verder naar het noordoosten, eerst grensplaats Dundalk en daarna gaat het naar Ulster. Eerst is er nog enige rust bij het kasteel van Carrickfergus (beroemd nummer van Van the Man plus Chieftains) en dan staat Belfast op de rol. Die avond eet ik mijn eerste spare ribs. Op de 11de neem ik in het centrum van de hoofdstad van Ulster pontificaal plaats op het plaatselijke Vrijthof, o.a. voor religieus gebeuzel in de buurt en voor mijn neus foutparkeerders bij de vleet. Later op de middag kijk ik met Trudie in de regen naar gokkers op de paardenraces. Op de zaterdag gaan we via de Giant's Causeway naar Bushmills voor een bezoek aan 's werelds allereerste whiskey distillery. Zo waar komt er in het centrum van Bushmills een ouderwetse harmonie voorbij, wel met in plaats van allerlei koper trekharmonica's. Over de Causeway Coastal Route komen we 's avonds bij een hotel, waar (alweer) spare ribs op de kaart staan. Op de zondag (is rustdag) is het helemaal ommuurde, compact centrum van (London-)Derry aan de beurt, op een heuvel. Bij het terras van Claudes café staat een bord met het opschrift: "Fat people are harder to kidnap. Stay safe, eat lots here." O.a. het grote warenhuis Austins op de Diamond (in het midden van de stad) is helaas dicht. Het is weer eens iets anders. De avondmaaltijd bestaat uit roast met Yorkshire pudding (bruine saus).
Op maandag de 14de rijden we door Donegal en dan naar Drumcliff, voor een bezoek aan het graf van W.B. Yeats (bij gebrek an beter). Dan is Sligo aan de beurt. De dag erop staat eerst Newport op het programma, met de afgelegen abdij, en daarna is het dagenlang afzakken langs de Wild Atlantac Way over de westkust. Aan schapen is hier geen gebrek en er zijn ook genoeg meertjes. Op een tussenstop in het buitengebied lees ik in een groot plattelandscafé: "Don't steal. The governemnt hates competition." Inmiddels heb ik al de nodige soorten bier achter de kiezen: naast Smithwick's uiteraard ook bijv. Guinness en Coors light. Voor de cider (4,5 % alcohol) vind ik het merk Bulmers een aanrader. In Oughterard krijgt de Irish Stew van schaap dan wel lam zijn herkansing.
Woensdag de 15de brengt ons via de Kylemore Abbey nar Clifden, een plaatsje dat Peter Lemaire (van café de Poort) ons heeft aangeraden. Helaas, de regen komt die morgen met bakken uit de hemel. Er zit niet veel anders op dan binnen zitten met uitzicht op café EJ Kings in het kleine centrum. Het is hier wel heel goedkoop parkeren, volgens een "pay and display" systeem. We komen onderweg, zoals steeds, de ene na de andere "Bus Eireann" tegen. Wat "Baile Atha Cliath" betekent, op de nummerplaat van onze en diverse andere auto's, kom ik helaas niet te weten. Langs de gewone buitenwegen (maximum snelheid niet 80, maar steevast 100 km/uur) stikt het van de fuchsia's, er is bij Clifden ook een "fuchsia craft", maar de ook hier overal aanwezige oranje bloemetjes in forse struiken blijven naamloos. Plenzen doet het tot in de namiddag.
Op de donderdag staat Galway op het programma. Dat blijkt voor ons een van de leukste, misschien wel de leukste stad van onze reis te zijn, met een mooi, oud centrum. In de hoofdstraat treedt een tapdansende jongedame op en zijn er diverse straatmuzikanten, o.a. de popgroep Keywest, van wie ik voor een tientje twee cd's koop. Voor Peixia – jarig op 24 augustus - koop ik in een winkeltje, waar vroege Elvismuziek uit de luidsprekers komt, een sjaaltje met "shamrocks" (klavertjes). Overdag is bier voor ons taboe en in plaats van Diet Coke kiezen we inmiddels vaker voor spa, "sparkling water" (merken: Tipperary, River Rock). Aangekomen in Limerick, de derde stad van Ierland, hebben we echt overlast van de ene stortbui na de andere, de hele dag door. Hoe Trudie het natte weer trotseert om toch de nodige geocaches op te gaan halen, blijft voor mij een raadsel. Ik doe vooral enkele overdekte terrassen aan in het centrum, met zijn brede, mij iets te brede straten.
Dan gaat het autootje met ons aan de haal naar Tralee, voor hernieuwde Smithwick's red ale. De zaterdag is ingepland voor de "Ring Of Kerry", in ons geval met een min of meer mislukt stuk "Skellig Ring", een natuurgebied van een kleine 200 km. Op de route vindt Trudie vooral Waterville te pruimen, misschien ook omdat Charley Chaplin er met zijn familie vroeger altijd de zomers doorbracht. 's Avonds zijn we uiteraard van de Traleese partij bij het "Festival of the Roses". We voeden ons met "fish and chips" in een buurtfriture bij de markt, vol kraampjes. Om 9 uur, als het donker wordt, komt de parade voorbij, met zo'n tien doeldelzak-, trekharmonica en andere harmonieën plus op diverse wagens vele tientallen jongedames, kandidaat "roses", uit de regio en daarbuiten, tot in Duitsland en Amerika (Washington) toe. Een groep jongedames uit Chernobyl wordt vanaf de kant bejubeld. En geloof het of niet, maar op deze zaterdag is het de hele dag en avond heel mooi weer.
Blijft over de zondag, als we nog maar eens hernieuwd in vissersplaats Kinsale gaan kijken (begin van de Ring Of Kerry) alsmede in Cobh (spreek uit: Coov). 's Avonds vinden we onderdak in het Pond House van Tom Looney, een B & B'er naar mijn hart. Op maandag 21 augustus vul ik mijn collectie tweedehands detectives in Kinsale nog eens voorzichtig aan; ik kom in totaal uit op veertien nieuwe tweedehands. Op het einde van de middag brengt Air Lingus ons veilig terug van Cork ("Fly friendly") naar Amsterdam. Dan rest de trein naar Den Bosch, waar Arno met Trudie 's auto voorhet station gereed staat. Even voor middernacht zit ik weer veilig in Maastricht.
Terugkijkend is de rondreis door Ierland misschien niet mijn beste vacantie ooit geweest, maar niettemin henb ik het best naar mijn zin gehad. Het afwisselen van stad en platteland is me redelijk goed bevallen, maar – eerlijk is eerlijk – de terrassen en pubs blijven me liever dan de abdijen, weilanden en kuddes schapen dan wel koeien. Het was al met al amusant en ik ben blij dat ik er geweest ben; ik neem aan: Trudie ook. Waarom niet eens een rondje Ierland als vacantiebestemming, kan ik jullie aanbevelen.

Het afgelopen half jaar in Maastricht en elders heb ik ook het nodige gelezen. Noteer dat ik hier in LPA goed ben voor ongeveer twee boeken per week. Toch, in mijn andere halve jaar heb ik tot mijn vreugde ook 25 boeken doorgewerkt, een gemiddelde van (bijna) een per week. Voor wie van lappen papier houdt, staat dit 25-tal hier kort gememoreerd, met recensiecijfers en al.

Boeken in de zomer van 2017

Boek 1 is een boek dat ik eigenlijk al uit had, voordat ik op 30 april naar de Nederlanden ben gekomen. Het is er een van Elisabeth George: “A banquet of consequence” uit 2015. Ik las het in Nederlandse vertaling op mijn e-reader als "Dag des oordeels". Het verhaal speelt in Londen en Shaftesbury in Dorset.
Inspecteur Tommy Linley en diens onbezonnen brigadier Barbara Havers raken betrokken bij de nasleep van een eerdere zelfmoord van tuinman Will Goldacre en nu de onvolkomenheden van zijn broer Charlie. De echte boosdoener is hun moeder Caroline, die echt iedereen voor haar karretje spant en mannen om haar vingers windt. Er ontrolt zich een prima verhaal, waarvoor ik een volle 8 als recensiecijfer over heb.

Boek 2 van John Grisham mag er ook zijn. Het is uit 2015 en heet “Rogue lawyer”, een rotzak van een advocaat ( en niet in het Nederlands “De verdediging”). Dit minder dikke boek, dat ik een uurtje voordat ik in Charleroi land op 30 april, uitheb, speelt oin "The City", een Amerikaanse stad van een miljoen inwoners.
De betreffende advocaat is Sebastian Rudd. Zijn zoontje Starcher van 7 woont bij zijn ex-vrouw Judith White, 39, die hem voortdurend zwart en het leven zuur maakt. Dat wordt alleen maar erger, als Starcher ook nog eens een paar dagen ontvoerd wordt, door de politie N.B. Die helpt een hoge politieman Kemp, die achter de kidnappers van zijn dochter Jiliana aanzit, waarover Sebastian Rudd informatie zou hebben. Die zou hij gekregen hebben van ene Arch Swanger die of de dader is of iemand die meer van de daders weet. Andere belangrijke verhalen zijn over o.a. de smerige boef Link Scanlon, de inval in het huis van Doug & Kitty Remfro door een SWAT team en over een opkomende ster in de mixed martial arts, Tadeo Zapate, die als hij een wedstrijd verliest, de scheidsrechter ongenadig op zijn lazarus geeft. OP het einde gaan de verscheidene verhalen elkaar overlappen.
Schrijver John Grisham is bepaald geen fan van de politie en ook niet van officieren van justitie, als we de inhoud van het boek voor waar mogen houden. Hij diept de verhaallijnen van "Rogue Lawyer" goed uit en op het einde heb je dan toch een samenhangend geheel gelezen. Ik heb er – alweer – een 8 voor over als mijn eindcijfer.

Mijn derde boek is van een andere orde. In 2015 schrijft de Limburgse econome en cultuur geschiedkundige Marcia Luyten een boek over de Oosteliijke Mijnstreek in de vorige eeuw. Ze geeft het de titel "Het Geluk Van Limburg" mee, maar had het met meer recht "Het Ongeluk van Zuidoost Limburg" kunnen noemen. Als interviewster in het tv-programma Buitenhof ziet ze er patent uit, maar hoe schrijft ze?
Als ik het beginhoofdstuk en Limburg in de 19de eeuw buiten beschouwing mag laten, kom ik uit op vooral acht hoofdstukken, die mij vertellen over de opkomst en ondergang van de Oostelijke Mijnstreek, het gebied van Brunssum tot Kerkrade, door Thijs Woltgens later omgedoopt tot Parkstad (van zwart naar groen). In de eerste helft van de 20ste eeuw wordt de steenkool als energiebron ontdekt en dan wordt het gebied op grote schaal ontgonnen. Het gaat dan eindelijk bij Nederland horen. Later echter, in 1965 moet Joop den Uyl, de danmalige minister van Economische zaken, komen vertellen dat er al een aantal jaren geld bij moet en het met de twaalf mijnen weer is afgelopen. Dan vervalt de bevolking, die altijd heeft opgekeken naar en zijn lot in handen heeft gelegd van de mijnen, de Kerk en de staat, tot berusting en werkloosheid, met een toenemende afkeer van de grote politieke partijen. Het zijn vanaf dan de Socialistische Partij en nog meer de PVV van Geert Wilders die aan populariteit winnen. Nieuwe industrie is maar moeilijk naar de streek te halen, hoewel met een aantal overheidsbedrijven, DSM en enige auto-industrie wel een deel van het probleem wordt opgelost.
Er is ook een meer persoonlijke lijn in het boek, aan de hand van wat er gebeurt met Sjaak Vinders, zijn ouders Hein & Tineke en broer Hein en veel later ook zus Linda. Sjaak (eerst Sjaakie, later Jack) groeit op in de wijk Heilust (Spekholzerheide) en wil tot ontzetting van zijn familie niet de mijn in. Hij kan goed leren en wordt onderwijzer op een school voor debielen. Daarnaast wordt hij ook toneelspeler, zanger (van Duitse schlagers) en cabaretier. Zijn liefdesleven met heren en dames, zonder het koesteren van een standaard gezin met de nodige kinderen,is ook al afwijkend van wat de goegemeente voor ogen staat. Toch komt hij er, samen met zijn Ans en Daan, beter uit dan veel van zijn leeftijdgenoten die ten onder gaan aan de silicose en later de lethargie.
Ik vind het boek van Marcia Luyten erg de moeite waard en ben blij dat ik het – in minder dan een week – heb kunnen lezen. Ik heb er met plezier een 8+ als recensiecijfer voor over. Het wordt nog eens wat met al die achten.

Gaan we naar boek 4, dat ik op dringend aanraden van Ton heb gelezen. Het heet "Blinde Godin" en is het eerste van Anne Holt uit 1993, in een serie die intussen meer dan tien boeken bevat. Anne Holt is een Noorse dame, geboren in 1958.
De twee hoofdpersonen zijn politiebrigadier Hanne Wilhelmsen en officier van justitie Håkon Sand. Ze krijgen in Oslo van doen met diverse junkies en twee advocaten die grote hoeveelheden drugs "monitoren", ook in de richting van de gevangenis: Hans A. Olsen en Jørgen Ulf Lavik. Daarboven zit nog iemand, maar wie? Gaandeweg het boek valt er een heel rijtje doden, door anderen en zelfmoorden. In de bijrollen kom ik o.a. een erg vasthoudende journalist tegen, een politieman van de onrustbrigade en advocate Karen Borg die gaandeweg een oogje op Håkon Sand laat vallen. Pas na 345 bladzijden is het voor Hanne en Håkon "eind goed, al goed".
Ik vind "Blinde godin" van Anne Holt tegenvallen en hoe de auteur aan de titel komt, "Blind gudinne", is mij een beetje een raadsel. Heeft het van doen met het beeldje van Vrouwe Justitia dat een paar keer in het verhaal opduikt? Het verhaal trekt af en toe, is niet echt spannend en op het einde kom ik er zelfs niet meer helemaal wijs uit. Ik heb er niet meer dan een 6½ als recensiecijfer voor over. Of ik nog aan nummertje 2 van Anne Holt toekom, "Hittegolf", staat te bezien. Komt tijd, komt raad.

Nummertje 5 is er eentje van Nico Dijkshoorn, uit 2014: "In Zijn Nabijheid". Ik kocht het in de ramsj van Centre Ceramique in Maastricht voor 50 cent; te geef. Het gaat over dichter Wim (Beest) uit een dorpje van niks. Die schrijft best aardige stukjes over zijn moeder, tot haar bezigheden in de keuken toe. Zijn eerste vriendinnetje, genaamd Vera, krijgt eveneens de nodige aandacht. Met haar achterop, maakt hij tochtjes in de buurt op zijn brommer.
Dan kiest Wim voor de grote stad, Amsterdam. Daar maakt hij kennis met een heel rijtje dames met wie hij ook "tussen de lakens kruipt". Hij blijkt o.a. een kromming in zijn erectie te hebben, een Tarzanbocht. Als dichter krijgt hij nu de nodige aanhangers. Echt een bekende Nederlander wordt Wim, als hij tijdens een tv-uitzending de boel kort en klein slaat. Met zijn liedje Niemandsverdriet scoort hij een muzikale hit. Helaas, al op 28-jarige leeftijd gaat Wim dood aan kanker en wordt op Zorgvlied begraven.
Zoals steeds heeft Nico Dijkshoorn met "In Zijn Nabijheid" een heel acceptabel verhaal afgeleverd. Bij mij kan de schrijver niet meer stuk. Ik geef Nico Dijkshoorn als recensiecijfer voor dit boek(je, 2014 blz., grote letters) een welverdiende 8 voor.

Na boek 5 is onvermijdelijk boek 6 aan de beurt. Daarvoor val ik terug op een onderwerp dat mij intussen na aan het hart ligt: bejaarden, mantelzorg en professionele hulp. Voor een ieder die zeg de 70 gepasseerd is en niet vroegtijdig overleden is, komt een moment dat je het niet meer alleen redt. Je krijgt last van van alles: artrose op diverse plaatsen, voelt dat de ziekte van Parkinson gaat opspelen, ziet je toenemende vergeetachtigheid tot Alzheimer verworden of krijgt van een dokter aangereikt dat je een ongeneeslijke kanker onder de leden hebt. Andere ziektes horen eveneens tot de mogelijkeden en wanneer precies het begint, staat in de sterren. Houd er maar rekening mee dat het niet overgaat, zelfs steeds akeliger wordt. Er komt een moment dat je liever dood wilt dan nog langer doormodderen.
In "mijn partijprogramma" (voor details zie weblogbrief 12.25) schrijf ik dat er veel meer aandacht moet komen voor mantelzorg. De babyboomers zoals ondergetekende zijn intussen 70 jaar en binnenkort kunnen we de professionele zorg, die toch al mindert, niet meer betalen.
Gelukkigerwijs heeft psychotherapeute Yvonne Kroonenberg (uit 1950), die ik vooral ken van haar leuke seksboeken, zich er onlangs eens over gebogen. Haar "Wees blij dat je ze nog hebt" (wat een mooie titel) uit 2014 heb ik met animo zitten lezen. Ik had het eerder als uitschot van 50 cent bij Centre Ceramique vandaan gehaald.
Het boek van bijna 200 bladzijden is een aaneenschakeling van opgetekende gedachten van haar, aan de hand van gesprekken die ze met deze en gene gevoerd heeft. En dan heb ik het over hoogbejaarden thuis en in inrichtingen, een plethora van mantelzorgers, vooral directe familie, en allerlei professionele krachten die haast omkomen in het werk met bejaarden. Voor de hele laag managers heeft Yvonne Kroonenberg weinig begrip. Die extra laag, haast niet te voorkómen, zou ze – en wie niet? - het liefst grotendeels schrappen. Opvallend is dat ze nauwelijks of niet kermt over kinderen die vroegtijdig op de erfenis uit zijn. In haar boek pleit de schrijfster ("ik heb een droom") voor veel meer buurthuizen en als thuis wonen niet meer lukt, kleine tehuizen met zo'n vijftien bewoners. Ze raadt me trouwens ook aan om "Oud worden zonder het te zijn" van Rudi Westendorp te lezen. Ik heb hem eens een lezing zien geven (twee jaar terug?) voor Studium Generale in Maastricht. Heeft de bibliotheek het in huis?
Yvonne Kroonenberg komt met haar "Wees blij dat je ze nog hebt" goed weg. Ik geef haar er een 7½ als recensie cijfer voor. Als ze naast de gesprekken meer aandacht had gegeven aan informatie over de veranderende leeftijdsopbouw en andere bevolkingskenmerken, de aankomende epidemie van ouderdomsziekten plus de mate van zorg van diverse instanties, had er een 8 of meer van gemaakt.

Dat het ook wel eens mis kan gaan, bewijst mijn keuze voor "The Athenian Murders" van José Carlos Somoza als volgende leesboek. De Engelse vertaling van het oorspronkelijk Spaanse boek uit 2000 is van 2002. Ik begin er onbevangen aan, vind het prima dat ik eens iets krijg voorgeschoteld dat in het oude Athene speelt. Niettemin, gaandeweg mag ik constateren dat het boek mijn zegen niet zal krijgen, zelfs niet een beetje. Vasthoudend als ik ben, houd ik mijn lezen vol tot ongeveer bladzijde 100 van de ruim 300. Dan haak ik definitief af en besluit om aan een volgende boek te beginnen. "The Athenian Murders" krijgt een plekje in de openbare boekenkast op de Heerderweg.

Veel meer plezier heb ik beleefd aan het lezen van "De man op de bodem" van Håkan Östlundh. In het Zweeds heet het "Langlöst land", het is uit 2013, maar ik las het in het Nederlands, geleend bij Centre Ceramique, op aanraden van Ton & Marion. Het speelt voornamelijk op Gotland, het Zweedse eiland tussen het Zweeds vasteland en Letland.
Ik tel twee hoofdpersonen. Aan de ene kant is er Viktor (Engström) die met zijn neef Raffa een amfetaminehandeltje drijft, met enige hulp van ene Mange. Viktor's vriendin heet Nadja (en die heeft een akelige moeder). Zij komen in conflict met de boevenbende van de Metselaar, met ook Alex en Steffe. De laatste is de stiefvader van Raffa. Daar vallen doden bij, te beginnen met "de man op de bodem" bij een watertoren, die ervoor zorgen dat de politie er een zaak van mag maken. Daarmee ben ik bij de andere kant: Fredrik (Broman) en mensen als Gustav, Eva, Göran e.a. Die doen alle moeite om het kaf van het koren te scheiden, met alle perikelen die daar het gevolg van zijn.
In alle eerlijkheid vind ik Håkan Östlundh's boek best mooi. Het is spannend en er zijn aardige zijstappen (o.a. over de thuissituatie van Fredrik en Nadja's zus Erika). Daarmee heb ik ook best een aardig recensiecijfer voor over, een 8-. Ik vermoed dat Håkan Östlundt nog niet van me af is, zeker niet als ik later uit de Heerderwegkast "Mannen zonder gezicht" heb bemachtigd. Dat is uit 2017, recenter kan niet, en bewaar ik met plezier voor Las Palmas.

Op zijn tijd mag ik ook best een boek lezen waarvan de auteur boven alle verdenking staat. Bij Centre Ceramique vond ik tot mijn verrassing "The Burning Room" van Michael Connelly, in het Nederlands "Brandhaard" geheten. Het is van 2014, in vertaling van 2105. Uiteraard speelt het (vooral) in Los Angeles en is Harry Bosch de rechercheur.
In dit boek wordt hij bij zijn "Cold Cases" bijgestaan door jonge dame Lucy Soto (en gedwarsboomd door zijn chef Crowder en diens hulp Spivak). Een belangrijke reden waarom Lucy destijds bij de politie wilde gaan werken, heeft te maken met een gebeurtenis als kind, als zij pas 7 jaar is, 21 jaar eerder. Toen was zij een van de weinige overlevenden van de Bonnie-Brae-brand, waarbij negen kinderen en hun juf Esther (Esi) dood bleven. Nu blijkt dat de toenmalige brand een afleidingsmanoeuvre was voor een bankoverval, die een kwartier later enkele straten verder plaatsvond. Het ging om twee overvallers en niet uitgesloten kon worden dat personeel van de bank (zoals Ana, Rodney, Maxim) erbij betrokken waren. De hoofdmoot van het boek betreft echter de schietpartij op Mariachi Plaza tien jaar terug, waarbij vihuela-speler Orlando Merced verlamd raakt. Nu hij overleden is en de kogel uit zijn ruggenmerg verwijderd kan worden, blijkt dat hij – of liever gezegd een medespeler van zijn groep – destijds is aangeschoten door iemand met een bijzonder type jachtgeweer. De naspeuringen van Bisch en Soto wijzen uiteindelijk op de mogelijke betrokkenheid van een scherpschutter, een betongigant plus een oud-burgemeester van de stad en diens rechterhand.
Daarmee heb ik, denk ik, al meer dan genoeg van het verhaal verklapt. Michael Connelly heeft met "The Burning Room" zijn zoveelste prima thriller afgeleverd. Ik heb er probleemloos een 8½ als recensiecijfer voor over. Die ervoor heb ik al allemaal gelezen en kan haast niet wachten totdat ik de boeken na "The Burning Room" ook in mijn handen heb gehad.

Als ik het boek over "The Athenian Murders" niet meetel, ben ik intussen geloof ik aan boek 9. Dat is er alweer een uit de Maastrichtse bibliotheek. Op voorspraak van alweer Ton heb ik "Dossier Göteborg" uit 2007 (in het Zweeds Damoffer uit 2000) gelezen. Het is er een van Kjell Genberg, een moordboekschrijver uit Göteborg, de tweede stad van Zweden, aan de westkust. Daar speelt ook het verhaal.
Commissaris Arnold Nyman wordt vanuit Stockholm naar de stad gebonjourd, omdat zijn baas in de hoofdstad hem beu is. In Göteborg treft hij zijn collega Albin Hildebrand, met wie hij het goed kan vinden, privé en ook als het om moorden gaat. Daarvan tref ik er (minstens) twee aan in dit boek. Ene Gro Hamrin, 39 jaar, is door haar man Paul thuis vermoord, en vervolgens ingevroren en later gedumpt in de haven. Arnold Nyman weet er met andere politie mensen, zoals Bertil, Elisabeth en Joakim, een mouw aan te breien. De tweede moord. die van de 28-jarige ex-junkie en nu dichteres Anna Göransson, is veel moeilijker te bewijzen. Zou die te maken met een grote brand in een woonwinkelcomplex? Commissaris Albin Hildebrand heeft er een hele klus aan, waarbij hij o.a. denkt aan de platenzaak beneden, een computerfirma en een liefdesnestje van prominent aanwezige wethouder Hjalmar (Nappe) Kling. ER zijn diverse mensen op hoge posten die de politie van de verdenking van Kling proberen af te houden. Toch wordt het ook in deze zaak “eind goed, al goed".
Af en toe lees ik in het boek zinnen, o.a. over buitenlanders, die mijn goedkeuring niet echt kunnen wegdragen. Kjell Genberg en ik verschillen kennelijk over een aantal politieke opvattingen van mening.
Dat gezegd hebbende vind ik "Dossier Göteborg" toch best een aardig boek. Het is vooral onderhoudend en dat is zeker niet verkeerd, als je zoals ik buiten in de tuin uit het zonnetje zit. Ik beloon Genberg's geschrijf van dit boek met een 7½. Alweer heeft Ton me een schrijver aangeraden, die ermee door kan, maar net niet goed genoeg is voor mijn kast met een 8 of meer. Het wachten is nu op een een boek van de vierde door hem aangeraden schrijver: de Noorse thrillerauteur Hellberg. Ik zal binnenkort in Centre Ceramique ook van die een boek gaan lenen.

Mijn volgende boek, nummertje 10, is er een Peter Robinson: "Cold is the Grave" uit 2000. Het komt uit mijn eigen voorraadje boeken in de kast. Ik heb het in het Nederlands, met de titel "Kil als het graf". Het speelt in het Engelse Yorkshire, Eastdale en omgeving, en daarnaast ook een beetje in Londen.
Van politie-inspecteur Alan Banis kun je veel zeggen, maar iets aan hem overlaten hoort daarbij. Hij wordt door hoofdcommissaris Jerry Riddle en diens vrouw Rosalind op een privé-missie naar Londen gestuurd om diens zestienjarige dochter Emily op te sporen. Via computertechnologe Ruth Walker en fotograaf Craig Newton komt hij bij Barry Clough terecht, een omhoog gevallen nachtclubeigenaar en boef met allerlei louche zaakjes, die hij door vazallen laat opknappen. Wonder boven wonder heeft hij net genoeg van Emily en die gaat met Alan Banks terug naar Yorkshire. Een maand later in Yorkshire wordt ze vermoord met strychnine, dat in cocaine vermengd zit. Ongeveer tegelijkertijd moeten ook andere mensen eraan geloven: boefjes Charles Corrage, chauffeur Jonathan Fearn en later bijv. ook hulpje van Baryy Clough Andy de Bokser. Daarmee is alle leed nog niet geleden. Zoals al op de achterflap aangekondigd gaat het met Jerry Riddle, naar blijkt op blz. 260 van de 373, niet goed. En dan blijken allerlei mensen in het boek relaties met elkaar te hebben die je zo vlug niet zou verwachten. Terzijde heeft Alan Banks een en ander te stellen met zijn ex-vrouw Sandra en met zijn brigadier Annie Cabbot, met wie hij daarna een kortstondige verhouding heeft gehad. Hamvraag: wie heeft Emily om zeep geholpen?
Het boek "Cold as the grave", met een wat rare titel, is best te pruimen. Ik vind het redelijk spannend en de verscheidene zijverhalen o.a. Over het liefdesleven van de hoofdpersonen, maken er een alleszins acceptabel boek van. Toch hangt Peter Robinson mij op het einde een beetje te veel draadjes aan elkaar, waardoor ik een wenkbrauw optrek. Dat kost, zoals jullie horen te weten, punten. "Kil als het graf" gaat terug in de kast met een 7½ als recensiecijfer, best in orde, maar net niet goed genoeg.

Elf is niet alleen het gekkengetal, maar ook het cijfer dat achter mijn volgende boek hoort te staan: "The Delicate Storm" van Giles Blunt. Het is uit 2003 en mijn voorraadje thrillers in de kast. De locatie waar een en ander zich afspeelt, ligt in de zuidwest/noordoostlijn in Ontario (Oost-Canada) van Toronto via Ottawa en Montreal naar Quebec. Het naadje van de kous is Algonquin Bay in de buurt van Lake Nipissing.
John Cardinal en de jongere Lise Delorme krijgen als politie-rechercheurs van doen met de moord op Howard Matlock, die later CIA-agent Miles Shackley blijkt te zijn. Vlak daarop volgt de moord op buurtdokter Winter Cates. De verdenking gaat eerst uit naar Craig Simmons, maar dan komt een groepje FLQ- terroristen van dertig jaar eerder in beeld. Belangrijk is een foto van drie mannen en een vrouw uit die tijd; vooral een van de mannen, Yves Genelle, die informant vor de CIA zou zijn, wordt verdacht. Leeft hij nog steeds, alweer terug in de streek, maar onder een andere naam? En moordt hij, net als eerder, mede om zijn voormalige identiteit te verhullen?
Het boek kent aardige zijverhalen, zoals over de intens domme Wudky, over de familie van John Cardinal, over de onbevangenheid van Lise Delorme en in verband met de aanstaande verkiezing van een nieuwe premier van Ottawa. De titel van het boek verwijst overigens niet primair naar de ijsstorm op het einde, maar naar de kwestie van Frans Canada versus Engels Canada. Ik citeer blz, 136: "Quebec has been the central issue in her country, and the papers and pundits never tired of discussing this weather pattern that refused to lift, the delicate storm of French-English relations."
Giles Blunt (Canadees uit Ontario, geboren in 1952) heeft met "The Delicate Storm", zijn derde van de elf totnogtoe, een prima thrillerprestatie geleverd. Zijn verhaal is best spannend en er valt tussendoor genoeg te mijmeren om hem ook daarmee de hemel in te prijzen. Ik heb voor zijn boek een 8 als recensiecijfer over, mooi! Dus kan niet uitblijven dat ik later nog eens een boek van Giles Blunt uit de kast ga trekken.

Mijn twaalfde boek was er bijna eentje van James Crumley: "De Mexicaanse Boomeend" uit 1993. Het had prijzen gekregen en dus had ik het gekocht. Echter, ik vond het gaandeweg meer een foute schelmenroman dan een "Hammett" en dus legde ik het terzijde toen ik ongeveer halverwege was. Misschien dat iemand anders er plezier aan wil beleven, nadat ik het op de Heerderweg gedropt heb.
Gelukkig komt Trudie op bijna hetzelfde moment met een minuscuul meesterwerkje aanzetten dat ze uit haar huis wil verwijderen: "How To Be An Alien" van George Mikes, met tekeningen van Nicolas Bentley. Het is uit 1946, niet meer dan 89 bladzijden en wat is het van een grote schoonheid. Onderwerp: hoe kijkt een allochtoon, in zijn geval een Hongaar, die al heel lang in Engeland (Londen?) woont, aan tegen Engelsen en wat hebben zij over hem te melden? Een Engelse dame vraagt de auteur of hij met haar wil trouwen. Zijn antwoord: "No, I will not. My mother would never agree to my marrying a foreigner". Haar reactie: I, a foreigner? What a silly thing to say. I am English. You are the foreigner. And your mother, too." (blz. 11).
Ik lees eerst een inleiding, dan "How to be a general alien", waarna vanaf blz. 52 "How to be a particular alien" volgt. Hilarisch! Laat ik volstaan met wat citaten. Op blz. 16 is het: "On the Continent people have good food; in England people have good manners." Over thee drinken zegt het boekje op blz. 26: "Once this refreshing, aromatic, oriental beverage was successfully transformed into colourless and tasteless gargling-water, it suddenly became the national drink..." Bij een cartoon op blz. 29 staat: Continental people have sex life; the English have hot-water bottles." Over ramen in je Engekse huis zegt George Mikes: "It is all right to have windows, but you must not have double windows because double windows would indeed stop the wind from blowing right into the room, and after all, you must be fair and give the wind a chance."
Er zijn zo veel meer mooie voorbeelden te geven. Laat ik eens de titels geven van deel 2: "A Bloomsbury intellectual", "Mayfair playboy", "How to be a film producer", "Driving cars", "Three games for buis drivers", "How to plan a town", "Civil servant", Journalism" en ten slotte "If naturalized". Als die niet uitnodigen tot lezen en herlezen (met bijv. "Never be sober after 6,30 p.m." op blz. 58 en op blz. 72: "In England the idea is that it is the address that makes the man. Doctors in England are crowded in Harley Street, second-hand-bookshops in Charing Cross Road, car-merchants in Great Portland Street…"), weet ik het niet meer.
Het boekje krijgt als recensiecijfer een 9 van mij. Ik vraag me daarbij oprecht af, of het nog wel aan iemand wil uitlenen. Ik vrees dat het dan niet meer terug komt.

En dan ben ik intussen bij boek 13, van de vierde schrijver waarmee Ton & Marion zijn komen aanzetten: Björn Hellberg. Bij Centre Ceramique zie ik van hem "Voyeur" liggen, in het Zweeds "Panelhönan", uit 1999 (in het Huilands 2005). Zonder pardon stop ik het als leesvoer in mijn mandje. Het speelt in de Zweedse "Stad" zonder verdere aanduiding.
Het verhaal, met in de hoofdrol hoofdinspecteur Sten Wall, is tweeërlei. Al vanaf het begin blijken allerlei dames last te hebben van een hijger aan de telefoon, die zich daarbij ook verbaal niet onbetuigd laat en gaandeweg het boek opdringeriger wordt. Zelfs een vriendin van de regionaal hoofdcommissaris, Margareta, en de vrouw van een rechercheur, Eva-Louise, krijgen ermee te maken. Het moet maar eens afgelopen zijn, vindt de politie en en als vooral specialiste en ervaringsdeskundige Maggie Larsson zich ermee gaat bemoeien, komt de dader in zicht.
Is de dader dezelfde persoon als de persoon die een dubbele moord op zijn geweten heeft? Hadar Wohlin en Laila Axelsson hebben een (buitenechtelijke) relatie met erg akelige seksspelletjes. Laila is zelfs al een aantal keren op een haar na gewurgd om aan haar gerief te komen. Nu liggen ze allebei naakt in een garage, Hadar in een plas bloed en Laila met doorgesneden nek. Sten Wall en zijn mensen hebben er een hele klus aan om te weten te komen wie ervoor verantwoordelijk is.
Terzijde gaat het boek geregeld over het privéleven van de spelers: Elisabeth, de vrouw van Hadar, Jasmin, de zus van Laila, het huwelijk van rechercheur Carl-Henrik Dalman met zijn Eva, enz. Een (on-)smakelijke zijstap betreft de hoogbejaarde Klas Björke die een bloedhekel heeft aan in-lineskating en de jeugd die zich daaraan bezondigt, wel wat wil aandoen.
Moesten eerder Holt, Genberg en Östlundt het met een recensiecijfer onder de 8 stellen, Björn Hellberg als vierde in Ton & Marions rijtje gaat met wel met een volle 8 van mij terug de denkbeeldige kast in. "Voyeur" staat voor mij ietsje dichter bij wat een volbloed thriller is. Daarbij komt dat de extra verhaallijntjes over de slachtoffers, rechercheurs, daders en omstanders mij goed bevallen zijn. Björn Hellberg, uit 1944, zal er in de komende maanden daarom nog eens aan moeten geloven. Misschien is "Eremoord" een mooi volgend leesboek van hem.

Na regen komt zonneschijn. Via Trudie, denk ik achteraf, kreeg ik "Geheugenfout" van Dean Koontz in handen. Het fors uitgevallen boek telt maar liefst 670 bladzijden, maar om onduidelijke reden ben ik er in juli dapper aan begonnen. Het is uit 1999 en speelt in Zuid-Californië. Gaandeweg neemt mijn desinteresse in de hoofdpersonen (Martie en Dusty Rhodes, psychiater Mark Ahriman) steeds meer toe; vooral de overvloed aan vergelijkingen gaat me steeds meer tegenstaan. Ik ben al op blz. 502, als ik de pijp definitief aan Maarten geef. Voor zo ver je dat van een voor 502/670 deel van een boek, driekwart, kunt zeggen, kom ik uit op een 7-.
Wat ben ik blij dat ik daarna aan een ander boek van Trudie kan beginnen: "Ik reis alleen" van Samuel BjØrk uit 2013, het is diens debuut. In het oorspronkelijke Noors heet mijn veertiende boek "Det Henger en Engel Alene i Skogen". Ik neem hier maar aan dat die titel op die van de vertaling (door Renée Vink) lijkt. Het speelt is Oslo en omgeving.
De oudere politierechercheur Holger Munch gaat op zoek naar de moordenaar van een aantal 6-jarige meisjes, te beginnen met Line en Johanne. Zijn rechterhand is de jonge Mia Krüger, die daarvoor haar onderkomen op eilandje Hitra verlaat. Een aantal jaren terug heeft ze een drugsdealer doodgeschoten en daarna is ze gestopt bij de recherche. Tot het onderzoeksteam van Holger Munch horen verder o.a. Anette, Kim, Curry, Ludwig, Kyrre en als nieuwkomer computernerd Gabriél. Gaandeweg komen er meer verdwijningen van nog meer net aan schoolkinderen: Andrea en Karoline. Pas als Holger Munch's kleindochter Marion als nummertje 5 aan de beurt is, wordt definitief duidelijk hoe de vork in de steel zit en wie de boosdoener is.
Terzijde is er gedoe met de staf van een Methodistenkerk, pastor Simon en Lukas, ergens in het bos. Pastor Simon probeert bejaarden van een tehuis hun geld af te troggelen. In zijn onderkomen worden tevens meisjes min of meer gevangen gehouden onder erbarmelijke omstandigheden.
Na het doorworstelen van 400 bladzijden tekst weet ik niet alleen wie de moordenaar is - of is het een moordenares? - maar ook hoe het met de Kerk afloopt, althans het methodistenkerkje. Samuel BjØrk heeft daarmee m.i. een acceptabel debuut op zijn thrillernaam staan. Ik heb in zijn best spannende "Ik reis alleen" met plezier zitten lezen, tot het einde toe, al vond ik dat einde ietsje minder dan de rest van het boek. Het is Samuel BjØrk's eerste boek, dus krijgt hij van mij toch nog een welverdiende 8. De opvolger in de winkel is van 2016 en heet "De doodsvogel". T.z.t. ga ik die zeker ook een beurt geven en dan zal ik ietsje strenger zijn met mijn recensiecijfer.

Op 3 augustus ben ik door boek 15 heen. Dat is er een van het Zweedse koppel Cilla & Rolf Börjlund, getiteld "Springvloed" (het woeste tij als, de zon, maan en aarde in een lijn staan). In het Zweeds verschijnt het in 2010 (in vertaling uit 2013). Mijn broer Ton vertelde me omstandig hoe hij genoten heeft van een tiendelige serie, genaamd Springvloed, die gebaseerd is op het gelijknamige boek. Als ik het dan in de kast op de Heerderweg zie staan, krijgt het mijn leesprioriteit.
23 Jaar eerder is een zwangere vrouw op het strand ingegraven en met het springtij doodgegaan. De drie daders zijn nooit gegrepen. Nu kiest Olivia Rönning het als cold case in haar politie-opleiding. Ongeveer gelijktijdig wordt de dakloze Vera vermoord, nadat ze net seks heeft gehad met een andere dakloze, Jelle, waarin we de voormalige commissaris Tom Stilton herkennen. Olivia en Tom gaan min of meer getweeën op onderzoek uit, met hulp van ook de huidige commissaris Mette Olsäter (met een aparte thuissituatie). Er vallen nog de nodige andere slachtoffers. Informatie destijds kwam van de destijds 9-jarige Ove, die min of meer getuige van de moord was. Belangrijk in het verleden waren de "drie musketiers" Nils Wendt, Bertil Magnuson en Eric Grandén, die het in het heden best ver geschopt blijken te hebben. Er zitten nog diverse andere verhaaltjes in het boek, o.a. betreffende de dood van journalist Jan Nyström in Kainshasa in 1984, de escortservice van Jackie Berglund en de bemoeienis van kind Acke met de Kid Fighters. DE uiteindelijke oplossing is best nog wel apart.
"Springvloed" vind ik een heel goed boek. Ik heb de 375 bladzijden in sneltreinvaart uitgelezen en de spanning werd er gaandeweg niet minder om. Cilla & Rolf Börjlind, hij veel ouder dan zij, hebben mij met een voltreffer opgezadeld, waar ik al recensiecijfer een 8+ voor over heb. Ik vrees dat ik al hun boeken nu wil gaan lezen. Wie kan me alvast helpen aan bijv. "De derde stem", "Wiegelied" en/of "Zwarte dageraad"?

Gaan we naar nummertje 16. Dat kocht ik voor 50 (euro)cent bij Centre Ceramique in de ramsj. Het is er een van de Oslose thrillerkampioen Jo NesbØ uit 2013. Het heet (ook in het Noors) "Politie". Op de kaft staat al aangekondigd dat buitenbeentje rechercheur Harry Hole terug is. Dat is dan vanaf blz. 164 van de 500.
Hij wordt na enig geharrewar overgehaald om mee te doen met een speciale eenheid van de Oslose politie, die op zoek is naar de dader(s) van een toenemend aantal vermoorde politie-inspecteurs op plekken waar een kleine tien jaar eerder ook slachtoffers vielen. Andere namen van het team zijn Beate Lønn, BjØrn Holm, Katrine Bratt en op de achtergrond Gunnar Hagen. Ook psychiater Ståle Aune mag zijn steentjes bijdragen aan het rechercheren. Meer verklap ik niet, al kom ik op een andere dader uit dan Jo NesbØ op het einde van zijn boek.
"Politie" vind ik een best wel spannend boek, met de nodige bochten erin om mij bij de les te houden. Het is (ook in vertaling) goed geschreven en zelfs in mijn Ierse vakantie rustte ik niet voor dat ik het uit had. Gelukkig heeft Trudie behoorlijk gegeocashed waardoor ik het ergens in Ulstar dicht kon doen. Ik heb er als recensiecijfer een volwaardige 8 voor over. Van Jo NesbØ heb ik hier "De schim" nog liggen, maar ook andere boeken van hem, zoals "De schans" zullen er nog aan moeten geloven.

Ton heeft me eerder bezworen dat Anne Holt een thrillerschrijfster van grote klasse is en dus ben ik na een tegenvallend eerder boek ("Blinde godin" uit 1993) nog maar eens aan "Mevrouw de President" uit 2006 begonnen. Het speelt in Oslo, waar de onlangs gekozen eerste vrouwelijke president van de V.S. op staatsiebezoek komt. Terzijde, in het boek is het steeds Madam President en niet Mevrouw de President. De opvolgster na vier jaar George W. Bush in 2005 heet overigens Helen Bentley.
Goed en wel in haar eigen kamer in het Oslose hotel Opera verdwijnt ze van de radar. Is ze ontvoerd, vermoord of heeft min of meer vrijwillig de plaat gepoetst? Terwijl de fine fleur van de Oslose recherche naar haar op zoek is, met name KRIPO Yngvar StubØ, hoofd van de BVD Peter Sallus en politiecommissaris Terje Bastesen, gebeurt er van alles. Er worden scheepsladingen Amerikaanse CIA en dergelijke mensen ingevlogen om de president te redden, nog meer om de definitieve vernietiging van de westerse wereld na 2001 te voorkómen, Daar hoort ook Warren Seifford van de FBI bij, een vertrouweling van president Bentley. Dan zijn er ook nog de arabieren zoals de puissant rijke Saoedi Abdallah al-Rahman en zijn vazallen zoals in de V.S. de broertjes Fayed en Ali Muffasa. De laatste gaat intussen als Al Muffet door het leven. En wat is de rol van oud-rechercheur Hanne Wilhelmsen, sinds een bedrijfsongeval in een rolstoel? En van Yngvar's vrouw Inger Johanne Vik?
Anne Holt heeft het niet gemakkelijk om het verhaal tot een acceptabel einde te brengen. Gaandeweg in het boek vraag ik me steeds meer af wat die Helen Bentley eigenlijk bij mensen als Anne en Inger Joanne te zoeken heeft. Als Anne Holt daar geen trui van kan breien, wie ben ik dan om "Mevrouw de President" met een hoog recensiecijfer te belonen. Ik kom niet verder dan een 6½ voor het boek, vooruit een 7- omdat Ton zich ervoor uitgesloofd heeft, maar daarmee is het lezen van het thrillerwerk van Anne Holt wel aan een voortijdig einde gekomen.

Na 17 komt 18. Op reis door Ierland vond ik in een hotel ergens aan de westkust in een openbare boekenkast nummertje 18: "Foreign Agent" van Amerikaan Brad Thor uit 2016. Volgens de kaft van het pocketboek van ruim 400 bladzijden is de schrijver de "#1 New York Times bestselling author". De beoordelaar van het boek in de VN Detective En Thriller Gids is iets minder lovend. Die geeft drie sterren van de vijf aan "Foreign Agent", niet slecht, maar voor de categorie uitzonderlijk is meer nodig. Het verhaal speelt vooral in het Midden Oosten (Syrië) en de Amerikaanse oostkust.
Speciaal agent Scot Harvath achtervolgt het hele boek lang Sacha Baseyev, een Rus die er genoegen in schept om bekende Amerikanen af te slachten, in o.a. Anbar, Antalya, Brussel en andere plekken. Hij doet dat mede uit naam van I.S. (of moet ik Isis zeggen). In ieder gaat het om een wel zeer militante tak van de Sunni moslims, niet de Shia. Zelfs de president van de V.S,, Paul Porter in zijn Witte Huis, is niet veilig voor een hulpje van Sacha Basejev. De zoektocht van Scot Harvath naar de onverlaat loopt langs een aantal tussenpersonen, waarbij hij hulp krijgt van hoge CIA-mensen in Amerika (zoals Bob McGee, Brendan Cavanagh, Lydia Ryan en niet te vergeten Nicolas The Troll). Uit het Arabische veld zou ik eveneens met de nodige hulptroepers kunnen komen. Laat me hier beperken tot de helpers van Harvath op het eind: vooral ene Yusuf en de tweeling Thoman en Mathan Hadid.
Terzijde noem ik hier de bemoeienis van senator Dan Wells van Iowa, die graag de nieuwe president wil worden en echt alles doet om president Porter in discrediet te brengen. Hij krijgt daarbij hulp van vooral Rebecca Ritter, die later ontmaskerd zal worden als spionne voor de Russen.
Vind ik "Foreign Agent" zo goed als op de kaft en op blz. 1 staat aangegeven? Volgens de Washington Times (niet de Post) is dit "the best thriller of the year... an exciting and entertaining read", maar zo ver wil ik niet gaan. Ik heb de laatste van Brad Thor, terwijl Trudie aan het geocashen is, met veel plezier tot mij genomen en spannend is en blijft het boek. Maar "top of the top", dat net niet. Ik heb er als recensiecijfer een 8- voor over: best goed, maar niet heel goed. Ik zeg jullie tevens toe dat ik er nog eens een van hem ga lezen en daarvan hier kond zal doen.

Er is maar een boek 19 deze zomer en hier is mijn bespreking ervan: Harlan Coben's “Just One Look” uit 2004. Ik neem maar aan dat de titel slaat op het bekijken van een foto die tussen de afdrukken van een rolletje foto's terecht gekomen is en voor een heleboel gedoe gaat zorgen. Coben's verhaal speelt in New York en New Jersey, maar gaat wel terug tot een popconcert vijftien jaar eerder in Boston. De meeste hoofdpersonen zijn dan studenten.
In die tijd wordt eerst in de kleedkamer een klinkklare ruzie uitgevochten tussen coryfee Jimmy X van een beroemde popgroep en leden van de mindere popgroep in het voorprogramma: Allaw. Jimmy X zou het nummer "Invisible ink" van hen min of meer gestolen hebben en als eigen nummer hebben uitgebracht onder de titel "Pale ink". Met het lied is hij vervolgens een echte popster geworden. Er komt in de "Boston Massacre" een schietpartij aan te pas, waarbij achttien doden vallen en daarboven op hordes gewonden.
Een van de gewonden destijds is Grace Lawson, die door de meute onder de voet gelopen is. Twee jaar later komt ze in Frankrijk Jack Lawson tegen, een van Allaw en trouwt met hem: ze krijgen twee kinderen, nu 8 en 6. Grace krijgt de foto onder ogen en ontdekt daarop dat een van de vier (of is het vijf) aanwezigen haar Jack is. Nadat hij de foto thuis te zien krijgt, verdwijnt hij. Het tegenwoordige verhaal kan daarmee beginnen, met aan de goede kant ook mensen als Cora, Charlaine en wie weet ook bijv. Carl Vespa, die destijds een zoon bij de "Boston Massacre" verloren heeft en advocaat Scott Duncan. Aan de boevenkant kom ik o.a. de Noord-Koreaanse Eric Wu, de ex-bajesklant Wade Larue en misschien ook Gordon MacKenzie tegen, terwijl er in het verhaal ook de nodige onzekere figuren gesignaleerd worden zoals – alweer advocaat - Sandra Koral. Voor de politie is vooral kapitein Stu Perlmutter van de partij. Er vallen vervolgens ook in het heden de nodige slachtoffers en hoe het afloopt? Wie het naadje van de kous wil weten, moet het boek maar lezen. Vooruit, laat ik hier nog verklappen dat op de destijdse foto naast Jack Lawson (in ieder geval ook) Shane Alworth, een man, staat plus de dames Geri Duncan, zus van Scott, en Sheila Lambert, vrouw van de journalist Bob Dodd.
Ik heb van Harlan Coben al heel goede en ook minder geslaagde boeken gelezen. Zijn "Just one look" ui 2004 vind ik best spannend, tot op het einde toe. Dus heb ik er als recensiecijfer een heuse 8 voor over, well done. Ik ga me graag in de nabije toekomst hernieuwd op zijn boeken storten.

Nummertje 20 – ik ga deze zomer niet over een nacht ijs – is er een van Bavo Dhooge. Wie is dat nou weer? De auteur is geboren in 1973, van Vlaamse huize, en hij heeft intussen al zo'n honderd boeken op zijn naam staan - een veelschrijver. Al zijn thrillers beginnen met een S, ook de VN vijfsterrenboeken Stand-in uit 2007, Stiletto libretto uit 2008 en Sioux blues uit 2010. In 2014 kwam zijn "Styx" uit en dat lag voor 50 cent in de ramsj van Centre Ceramique. Dus moet Bavo Dhooge er bij mij eindelijk eens aan geloven. Het boek speelt aan de Belgische kust in Oostende en hier is mijn oordeel erover.
Raphaël Styx is een veertigjarige, in allerlei opzichten foute politierechercheur, die de moord op een aantal dames mag onderzoeken. Na gedane zaken zijn die omgetoverd in zandbeelden door een moordenaar die vooralsnog geafficheerd staat als "De Stuffer". Styx heeft als baas commissaris nitwit John Crevits en als ondergeschikte de Congolese dandy Joachim Delacroix. Thuis bij zijn vrouw Isabelle Gerard en zoon Victor heeft Styx nog maar weinig krediet. Dan, op blz. 62, wordt hij doodgeschoten door de Stuffer. Vanaf dan is Styx een ondode, een zombie, die voor zijn voedsel op andermans bloed is aangewezen en lek geschoten graag verkeert in de surrealistische wereld uit de tijd van Ensor, Delvaux en vrienden, eind 19de eeuw. In de wat recentere tijd komt ook o.a. R&B-legende Marvin Gaye voorbij. Dat gaat zo door tot op het einde, bijna blz. 300. Als verdachte van de moordbeelden passeert een aantal mensen de revue, van wie ik de details hier niet ga verklappen.
Vind ik het en hem wat, Styx en Bavo Dhooge? Wie het grootste deel van zijn boek wijdt aan het wel en wee van een zombie, komt bij mij helaas niet ver. Meer dan een 5 kan ik als recensiecijfer voor het boek niet opbrengen en opvolger Styx II laat ik zeker ongelezen. Ik vind het eigenlijk al een godswonder dat ik Bavo Dhooge's boek helemaal uit gekregen heb. Dit lijkt me er eentje voor de boekenkast op de Heerderweg. Misschien ga ik later wel nog eens een van de drie vijfsterrenboeken van hem proberen, maar voor het moment ontbreekt me daartoe de animo.

Ik heb iets met het getal 21. Hoe dan ook is hier mijn 21ste boek, de misdaadroman : "De vorm van slangen" (In het Engels: "The shape of snakes") van Minette Walters. Het boek is van 2000, toen de schrijfster 51 jaar was; binnenkort wordt ze 68. Het speelt in Richmond (bij Londen) en in Dorchester (Dorset) aan de Engelse zuidwestkust.
Eind 1978 overlijdt aan Graham Road in Richmond een zwarte vrouw, Annie Butts, althans volgens de patholoog en de politieman Drury. Volgens hoofdpersoon van het boek, M. (geen hele voornaam) Ranelagh is ze waarschijnlijk om het leven gebracht. De decennia erna blijft M. ermee bezig en dan, in 1998, volgt min of meer een ontknoping. Annie Butts, die terzijde aan het syndroom van Tourette lijdt, is een onderwerp van rassenhaat, vooral bij haar directe buren hebben er een handje van, links Derek & Maureen Slater met de kinderen Alan en Danny, en rechts Sharon Percy met haar zoon Michael. En Annie zou niet allen geslachtofferd zijn, haar huis, vol kostbaarheden, zou bovendien leeggeroofd zijn en volgestouwd met katten. M.'s man heet Sam en andere personen in de straat die ertoe doen, zijn o.a. Geoffrey Spalding met zijn kinderen Rosie en Bridget alsmede Jock Williams en zijn vrouw Libby. Medestanders van M. zijn vooral de huisarts Sheila Arnold en dominees vrouw Wendy Stanhope. Zoals dat meestal gaat, zijn de omstandigheden twintig jaar later anders dan in 1978. Niettemin, zal gerechtigheid toch zegevieren?
"De vorm van slangen" van Minette Walters heeft iets van een klassiek Engels drama, Daarbij zie ik de diverse brieven en foto's als toevoeging bij de hoofdstukken als een prima vondst, die m.i. echt in latere boeken herhaling verdient. Het is mede daardoor een zeer leesbare thriler geworden, waarvoor ik met plezier een 8+ als recensiecijfer over heb. Mooi gedaan! Jullie zijn, wat betreft de thrillers van Minette Walters, nog zeker niet van mij af.

Ben ik al bij boek 22. Nogal wat van de boeken van mijn favoriete schrijvers van thrillers koop ik in Amsterdam, bij een Engelse tweedehands boekenwinkel. Via die weg heb ik deze zomer weer vijf nieuwe in huis gehaald van Philip Kerr. Jullie behoren hem uiteraard te kennen van zijn boeken met oorlogsperikelen van de Berlijnse politieman Bernie Gunther, maar ook van allerlei andere prima geschriften. Eind september. Begin oktober heb ik er alvast weer eentje gelezen: "Research" uit 2014. Hier is mijn korte recensie ervan. Het verhaal speelt vooral in Monaco en Londen.
John Houston is een begenadigd schrijver, of liever: hij bedenkt zeer acceptabele plots van verhalen, origineel en helemaal uitgewerkt (research). Die geeft hij door aan andere, minder begenadigde schrijvers (ghost writers), die er vervolgens complete boeken van maken. Het overgrote deel van het vele geld dat ermee verdiend wordt, gaat uiteraard naar John Houston zelf. Zijn belangrijkste broodschrijvers, van het "Atelier", zijn Don Irvine, Mike Munns, Peter Stakenburg en Philip French. Dan kiest John Houston ervoor om alle vier zijn vazallen te ontslaan en zelf weer eens een heel boek in elkaar te gaan flansen. Mike Munns hangt vervolgens in de pers de vuile was buiten, Peter Stakenburg verbeidt zijn tijd, Philip French komt in grote geldzorgen terecht en de langst zittende hulp van John Kouston. Don Irving, gaat bij hem op bezoek in Monaco om hem bij te praten.
Het boek "Research" is geschreven in delen, waarbij afwisselend Don en John aan het woord zijn. Er vallen doden, te beginnen met John's vrouw Orla, een diva met Ierse sympathieën. John slaat met Don op de vlucht, hoewel John de dood helemaal niet op zijn geweten heeft. Maar toch, de politie zit intussen wel achter hem aan. Als vervolgens ook nog Colette, zijn jonge Monagaskse maitresse, de geest geeft, ontspint zich iets dat ik verder niet ga benoemen hier. Gaandeweg verandert er wel een en ander in de verhouding tussen John en Don; dat wil ik alvast vermeld hebben.
Terzijde, voor wie nog iets van peperdure horloges wil weten, John Houston heeft er een om zijn pols van een miljoen pond, een Hublot Black Caviar. Dat krijg je ervan, als je in het geld zwemt. Thrillerschrijver Philip Kerr kan het nog steeds, vind ik, Zijn boek "Research" is heel spannend en ik heb niet gerust voordat ik het uit had. Op zijn tijd laat hij bovendien van zijn grote belezenheid, kennis van boeken, films en andere zaken zien. Jullie willen ook nog een recensiecijfer? Dan kom ik met een 8+ op de proppen.

Boek 23 is voor de afwisseling weer eens ouderwetse non-fiction, waarmee kennelijk bedoeld wordt dat iets uit de werkelijkheid gepresenteerd wordt. Ik neem jullie mee naar Yuval Noah Harari voor een heel apart geschiedenisboek. Harari is een nu 41-jarige homo uit Israel, werkzaam aan de universiteit van Jeruzalem. Hij is veganist en heeft nog steeds geen smartphone. Sinds 2011 is hij in Israel bekend als de schrijver van "Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid". Wereldwijd krijgt hij erkenning in 2014 met een Engelse editie, in 2017 ook een Nederlandse versie. Volgens Bill Gates op de achterdflap "is het lastig om (het boek) niet in één keer uit te lezen": Barack Obama heeft het over "een belangrijk en provocerend boek", dus wee mijn gebeente, als ik het maar zo zo mocht vinden.
De schrijver bekijkt de wereldgeschiedenis door de millennia heen niet aan de hand van hoe de grote bazen zich gedragen en hij geeft ook geen extra aandacht aan onze westerse wereld. Zijn blik op de geschiedenis lijkt wel vanaf de maan of dergelijke te komen, afstandelijk. Na de oerknal, 13,5 miljard jaar terug, ontstaan atomen en moleculen en vervolgens complexere structuren zoals 2,5 miljard jaar terug allerlei dieren, onder wie een aantal soorten mensen. Dan komt er zo'n 70.000 jaar terug een cognitieve revolutie, waarmee de homo sapiens zich aan de top van het planten- en dierenrijk plaatst. Kleine groepen jagers en hun familie, meestal per gemeenschap enkele tientallen families, trekken rond, zonder zich te bekommeren om een vaste verblijfplaats. Vanaf ongeveer 10.000 jaar terug gaan ze zich steeds meer permanent op vaste plekken ophouden om daar hun bestaan en opvolging te garanderen. We hebben het dan over de agrarische revolutie, die ook voor veel meer sapiens zorgt, met alle zorg om het toenemende aantal monden te blijven voeden. De leefeenheden worden dan steeds groter, totdat met de industriële revolutie na 1800 echt grote steden ontstaan. Harari voegt daar nog de recente wetenschappelijke revolutie aan toe. Hoe het afloopt, met het einde van de sapiens of een steeds verder gaande biotechnologie, laat de schrijver nog maar even in het midden.
Ik vind dat (nog maar eens voluit) Yuval Noah Harari, zo jong als hij is, een zeer te genieten kijk op de geschiedenis van de mensheid heeft geschreven. Van de ongeveer 450 bladzijden echte tekst begint "de eenheid van de mensheid", de middeleeuwse tijd, op bladzijde 175 en de "ontdekking van de onwetendheid" op bladzijde 265. Pas vanaf bladzijde 329 komt het "kapitalistische credo" en de "raderen van de industrie" uitgebreid aan bod. Voor wie niet genoeg aan "Sapiens" heeft, is er ook nog een gratis internetcursus, waaraan al meer dan 100.000 mensen zouden hebben deelgenomen. In 2015 schrijft Harari bovendien "Homo Deus. A brief history of tomorrow", waarin hij zijn ideeën over de toekomst uiteenzet.
Laat ik eerlijk zijn: ik heb erg de neiging om ook dat nieuwere boek te gaan lezen, zo goed heb ik het boek "Sapiens" gevonden. Mijn vertrouwen in de mensheid voor de nabije toekomst is er intussen bepaald niet beter op geworden is. Jullie worden vriendelijk, doch dringend uitgenodigd om Harari's boek ook eens te gaan lezen.

En dan is hier mijn bespreking van boek 24. Het is er een van Robert Ludlum, een notoire vechtjas met kennis van spionzaken, van wie ik tot dan niks gelezen heb. In 2002 komt zijn boek "The Janson Directive" uit, volgens kenners een van zijn beste. En dus moet ik er maar eens aan geloven.
Het gaat over ene Paul Janson die nog onder Alan Demarest in Vietnam gevochten heeft en nu een eersteklas wereldburger, multimiljonair Peter Novak gaat bevrijden, die op het eilandje Anura aan zijn bloedige einde dreigt te komen. Nadat Peter Novak door Paul Janson veilig in een vliegtuigje is gedropt, ontploft dat. Intussen werken een topadviseur van de Amerikaanse president, Doug Allbright, met enkele anderen aan het "Mobius Program", waarbij dezelfde Peter Novak toch weer opduikt. Paul Janson maakt een zoektocht langs diverse wereldsteden zoals Londen, Boedapest, Amsterdam en Washington om het naadje van de kous te weten te komen. Onderweg raakt hij gecharmeerd van scherpschutter Jessie Kinraid, die vanaf dan met hem optrekt. De Peter Novak-vork blijkt anders in de steel te zitten dan door hem gedacht. Mag ik het daarbij laten, anders verklap ik de clou.
Wat vind ik van mijn eerste Ludlum-boek? Iets te royaal ben ik getuige van spierballengevechten en overdreven wapengekletter, waaruit de hoofdpersoon steevast als winnaar te voorschijn komt. Dat hoeft voor mij niet. Tegelijker tijd vind ik Robert Ludlum's "The Janson Directive" toch best te pruimen, met ruim voldoende spanning en aparte verhaalwisselingen. Ik heb de 680 bladzijden, een hele zit, probleemloos uitgezeten en daar beloon ik de schrijver graag voor met een mooi recensiecijfer, een 8. Robert Ludlum is als detectiveschrijver nog niet van mij af.

Ik sluit mijn zomerse boekenserie af met nummertje 25, een boek van Peter de Zwaan. De man uit Meppel, geboren in 1944, verrast mij deze keer met "Verknipt" uit 2004. Het verhaal speelt "ergens" in Nederland.
Nellie Pender, 46 jaar, probeert geld los te krijgen van een eerdere echtgenoot, Cris Noland. Zij woont in een flatje en hij in een villa. Ze wordt door hem uit zijn woning gebonjourd en gaat hem en zijn compaan Leo stalken. Gaandeweg blijkt ene Vinnie Zarel steeds meer de baas te spelen in de villa, waar hij Leo pornofilms wil laten opnemen. Charmeur Hank, op de loonlijst van Vinnie, gaat zich met Nellie bemoeien en Nellie raakt bevriend met de vrouw van Vinnie, de moddervette Toinette. Voor wie van moord en doodslag houdt, daar is op het einde gelukkig geen gebrek aan.
Ik heb Peter de Zwaan al eens eerder de hemel in geprezen voor zijn prachtige schrijfstijl. Zo pakkend zou ik ook best mijn zegje willen doen. Dat is ook in "Verknipt" het geval, maar zoals in eerder boeken van de man valt tegelijkertijd de inhoud mij weer tegen. Om die reden blijft mijn beoordeling van het boek steken op een 7.

Wat een berg recensies! Op die manier wordt dit een van de langste brieven van deze winter, voorspel ik jullie alvast. Laat ik maar in alle haast stoppen, anders wil niemand meer aan mijn volgende beginnen, die ik voor jullie in gedachte heb voor 23 november. Trudie komt mij die dag vanaf het einde van de middag vergezellen voor een week, al was het maar om heel veel zuurvlees voor mij in de diepvries te kunnen zetten. In mijn 20 kilo tas heb ik zelfs een blik rinse appelstroop van J. Canisius uit Schinnen mee moeten sjouwen, plus nog eens vijf pakjes à 36 gram per stuk “mix voor hachee” van de firma Silvo. Dat geit get weure!
Van Ton hoorde ik al dat het hier 25 graden is. Daar doe ik het voor en spreek tevens de hoop uit dat jullie niet compleet verkleumen, als de sint en pieten een dezer dagen de Maas afkomen. Tot ziens, hasta luego, van buitenbeentje PaulK.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten