maandag 10 december 2012

Weblogbrief 8.06, maandag 10 december 2012

    Beste zondaars, “queridos pecadores”, deze, mijn nieuwe brief doe ik een dag eerder de deur uit, op de maandag al. Vandaag is tevens de verjaardag van Monique, perfisia, meidske. “¡Cumpleaños feliz!” Fijn dat jullie weer gereed zitten om mijn brief met voorrang te lezen. En dat zondaars in de aanhef mogen jullie best met een korreltje zout nemen, alleen op dagelijkse zonden kan ik  jullie in de adventstijd bestrappen. Wie dood gaat zonder te biechten, zal een tijdje moeten branden in het vagevuur, “el purgatorio”, maar daarna is het volop en eeuwig genieten geblazen in de hemel, “el cielo”.
    Terzijde, omdat deze brief nu al uitgaat, kan ik er met goed fatsoen aanstaande vrijdag nog een versturen, voordat de dag erop Trudie en Marij de gelederen hier eventjes komen versterken. “¡Ponemos manos a la obra!”, ¡arrancamos!”, aan de slag!

    Dan hoor ik nu te beginnen met mijn muziek. Mag ik dit deel een keertje overslaan? Afgelopen donderdag kreeg ik een e-mail van Jorge, en via hem van computerman Fran, dat mijn externe harde schijf met al mijn muziek gecrasht is, verbrand. Al vele jaren achter elkaar heb ik met steeds weer zo ijverig als ik zijn kan, nieuwe muziek op deze LaCie bijgezet; in totaal gaat het om ongeveer 500 à 600 gigabyte, een berg, wat zeg ik, een alp. En onlangs, jongens en meisjes, is alles naar de filistijnen gegaan. Ik kan het nauwelijks geloven: alle noeste arbeid voor niks.
    De slimmeriken onder jullie zullen nu zeggen: je had natuurlijk wel bij tijd en wijlen een kopie moeten maken, dumbo. Dat heb ik inderdaad te weinig echt gedaan; mijn laatste kopie dateert van alweer bijna een jaar terug. Afgelopen oktober zat ik eerst met Trudie in Rusland en daarna wou ik per se allerlei muziek van Henk nog toevoegen. Op 22 oktober ’s avonds was Henk mij terwille en daarna pas, na al die muziek ook nog eens omgezet te hebben naar een bitsnelheid van 192 en te verplaatsen naar mijn muziekverzameling, kon ik aan mijn kopieeropdracht beginnen. Dat lukte vervolgens niet echt meer in een paar dagen, voordat ik naar Las Palmas afreisde,
    Dus dacht ik toen serieus over “cloud computing” via Ziggo, volgens een folder zou die me onbeperkt opslagruimte kunnen leveren. (Echter, kenners zoals Eddy betwijfelen dat zeer.) Aan de andere kant, 600 gigabyte is geen kattenpis. En, fout, fout, ik besloot toen met mijn nieuwe kopie maken te wachten tot in Las Palmas. Hier zou het begin november gaan gebeuren, in alle rust, op mijn flatje. Echter, hier aangekomen gaf mijn onvolprezen LaCie van een terabyte, voor ruim de helft gevuld met muziek, geen enkel teken van leven meer. Ik ermee naar Jorge, die hem aan Fran overhandigde. De rest is geschiedenis.
    Ben ik dan nu compleet aangewezen op de radio en MTV? Ik heb hier en daar nog wel wat muziek veiliggesteld, gelukkig, o.a. de muziek op mijn iPod en mijn cd’s in het Maastrichtse. En wie weet kan ik mijn muziekbronnen zoals Henk, Rocky en Jorge vragen om mijnentwille een avondje met mij achter de computer te gaan zitten voor hersteloperaties. Ook kan ik van de zomer terug naar Centre Ceramique gaan om een aantal cd’s opnieuw te lenen en thuis op mijn computer op te slaan. Misschien is daarvoor in de plaats een abonnement op Spotify ook is optie.
    Toch vind ik het voor dit alles op dit moment te vroeg. Ben ik niet toe een nieuwe hobby, bekruit me, zoals het verzamelen in soorten prikkeldraad; zie mijn eerste boek hieronder? Jullie mogen hierover meepraten, op mijn weblog en per e-mail.
    En vooruit, het leven is een pijp kaneel, Afgelopen zomer is eindelijk Chavela Vargas van ons heengegaan. De Mexicaanse is 93 geworden, een hele leeftijd voor iemand die rum dronk (of was het tequila?) zoals anderen water. Zij is een van mijn topfavorieten, als het om meeslepend zingen gaat, “la dama del poncho rojo”, een fenomeen. Mensen die in Maastricht in mijn keuken hebben verkeerd, kunnen zelfs weten dat ik daar op het prikbord een tijdje een foto van haar had ophangen. Wat een geval van een mens! Om haar uit te luiden en tevens om jullie toch iets mee te geven deze week, draait nu haar “Universo Latino”, een simpel overzichtsalbum. Het is allemaal even huilerig prachtig; hier zijn de nummers:
01.    Juan Charrasqueardo
02.    Amaneci En Tus Brazos
03.    La Llorona
04.    Volver, Volver
05.    Se Me Olvido Otra Vez
06,    Nosotros
07.    Ella
08.    La Nave De Olvido
09.    Que Te Vaya Bonito
10.    Aquel Amor
11.    Corazón, Corazón
12.    Piensa En Mi
    Isabel Vargas Lizano, voor haar fans Chavela, coor een nummer als “(Ojalá) Que Te Vaya Bonito” van die grootheid, daat doet een mens zoals ik het toch allemaal voor.

     Terug naar de werkelijkheid van alledag. Dinsdag kwam ik om een uur of 5 van de faculteit en liet de bus doorrijden naar het park bij Castillo De La Luz, voordat ik uitstapte. Dat blijft een mooi gebouw, dat Lichtkasteel, of staat de naam voor Kasteel van Lux? Echter, na vele jaren staat het wel nog steeds in de steigers, althans er staat nog steeds een hek omheen, foute boel, vind ik. Ik zoek in het park geregeld een bank op bij het speeltuintje daar, om wat te lezen in mijn boek dan wel het aangename geleuter van de mensen hier, met name van het kleine grut, aan te horen.
    Om even voor 7 vond ik het mooi geweest en liep ik over de Juan Rejón terug naar de boulevard voor mijn volgende stop, het plein bij NH hotel Imperial Playa in het verlengde van de straat. En toen, dames en heren, hoorde ik onmiskenbaar kerstmuziek spelen, van niks minder dan de onvolprezen stadsharmonie. Ik erheen. De belén de arena, kerststal van zand, was net die middag geopend. Daar ga ik t.z.t. graag een kijkje nemen met Trudie en Marij. Nu was het mij te doen op het pleintje ertegenover. Daar deden zo’n 30 muzikanten, vooral “koper”, hun best om passende muziek bij de belén te fabriceren. De dirigent was een andere dan die ik van vorige winter ken, dikker, jonger ook, maar hij hield zijn troepen keurig in het gareel. Helaas kon ik geen programmablaadje meer bemachtigen. Dus moet ik jullie allerlei onspaanse namen voorschotelen van nummers die ik sinds mijn jonge jaren min of meer uit mijn hoofd ken. “Rudolph (met ph) the red nose reindeer” kwam voorbij, het niet uit te roeien “Jingle bells” een keer solo en twee keer in een medley, niet te vergeten “Oh dennenboom” (O Tannenbaum) en “Komt, laten we hem aanbidden (Venite, adoremus)”, zelfs “Gloria in excelsis Deo” (Glo-o-o-o-o-o-ria) en last but not least twee keer “Stille nacht, heilige nacht”, een keer in een compilatie en op het einde nog eens als uitsmijter. Heel spiritueel allemaal.
    Op de terugweg naar mijn huisje om half 9 heb ik mij oprecht afgevraagd: hoe vertaal je dat “Stille nacht, heilige nacht” in het Spaans, terwijl het wel nog zingbaar blijft. Met “Tranquila noche, santa noche” kom je niet ver, vrees ik. We hebben nog 15 dagen te gaan, voordat Jezus geboren wordt, dus ik ga het de komende dagen zeker navragen voor mezelf en voor jullie. En daarvan berichten in een volgende brief.

    En dan wou ik het nu toch eens met jullie hebben over boterhamvlees. Natuurlijk, hier in Las Palmas is veel meer vis te krijgen dan in Nederland, in alle maten en soorten, zowel “mariscos” als “pescados”. Mijn overduidelijke voorkeur gaat uit naar stukjes van een soort inktvis, “pulpo”, in een sausje. Ook met vlees als onderdeel van het warme eten weten ze hier best raad en wat gevogelte betreft, de “pollo asado”, geroosterde kip, van hier is heerlijk, bij rijst en groente en ook als overdadig beleg bij een stokbroodje.
    Idem dito geldt dat voor allerlei vis uit blik en voor de zoetwaren voor op de boterham. Ook met kaas maakt men hier sier, van bijv. de overjarige van het eiland, manchego in diverse leeftijden en ook Ton & Marions Gouda jonge kaas tot diverse Philadelphia smeerkaas en spul als camembert, brie, blauwe kaas en cheddar. Maar hier is mijn minpunt: ik vind de keuze van het boterhamvlees hier nogal beperkt. In de gangbare Spar- en Hiperdinowinkels (en iets minder, ook in de eetkelder van El Corte Inglés) zie ik allerlei soorten rauwe ham liggen, ook een keur aan soorten gekookte ham, ook Zwan, allemaal zeer te pruimen op een stokbroodje. Daarnaast kom ik de ook in Nederland bekende boterhamworst tegen in diverse vormen, eigenlijk leverworst zonder veel kraak of smaak. Dan zijn er uiteraard meer dan verscheidene soorten cervelaatworst, al dan niet “geknoflookt” en niet te vergeten spek. En wie kent niet - dat is wel bijzonder voor het Spaanse land – de hele rij chorizovarianten, aan een stuk, als snijvlees en ook als chorizopasta, “sobrasada” genaamd, en chorizo miniworstjes. Op zijn tijd is er bovendien gesneden “pata asada” in de aanbieding, gebakken varkenspoot, een delicatesse, vind ik, op brood met een likje mayonaise en als broodbeleg met gebakken eieren erop, mijn Palmese variant van een uitsmijter.     Hebben we hier genoeg aan? Als ik verder de zijplaatsen zoals gesneden kalkoen en knakworst, Duits fabrikaat of van alweer Zwan (”¡Zwantasticas!”), buiten beschouwing mag laten, mis ik toch het een en ander. In Maastricht, bijv. bij mijn slagersvrouw Monique Dresen op de Scharnerweg, maar ook bij Albert Heijn, zie ik god weet ik nog heel veel andere soorten boterhamvlees in de schappen liggen: een keur aan vleessalades (en niet alleen Russisch ei, vgl. huzarensalade, wat hier bekend is), tête de veau (even opwarmen, smullen maar), het onovertroffen Maastrichtse “speebak”, dat is speenvarken, “huidsvleis” oftewel hoofdkaas, gebakken pastei (met een randje), weet ik hoeveel patésoorten, gesneden rosbief, gebraden varkensfricandeau, idem dito gehakt, Amsterdamse ossenworst, pekelvlees en dan vergeet ik nog het nodige ander broodbeleg. En ik heb het dan ook nog niet over bijzondere gerechten zoals kroketten en bitterballen, even in de frituurolie, altijd in orde.
    Eén van de verklaringen voor de spaarzaamheid aan vleesbeleg zou kunnen zijn dat Las Palmas een beetje achterloopt bij Maastricht en dat het er niet beter op wordt met de “crisis”. Een andere is dat je hier al snel aan de tapas zit of nog warmer eten, in plaats van aan een koude boterham. En ook als ik bijv. naar de vis hier kijk, vaak vers uit de zee, denk ik dat het idee van schaarsheid een mythe is. Het zij zo.

    Ik heb jullie vorige winter verteld over mijn overburen een etage hoger dan ik, op nummer 17, van mij uit gezien rechts. Het ging om een zeeman, begreep ik, zijn vaak zatte vrouw en als toetje een overijverige tienerdochter. In hun flat zie ik, sinds ik hier weer terug ben, geen licht meer branden. De planten op het balkon en het vogeltje zijn foetsie en ik vermoed het drietal ook.
    Laat zich nou naast hen op driehoog een nieuw euvel voordoen. Daar huizen nu een vrouw die mij iets te veel lacht, met een man, een veertiger met blote borst, die gezegend is met een kolenstem, een scheur waar zelfs iemand als Tom Waits niks bij is. Hij krast en krijst en schreeuwt op zijn tijd dat het een aard heeft, en eigenlijk komt vooral de klassieker “coño” er dan vlekkeloos uit, naast “mierda”, “cabrón” en soortgelijk Bargoens. Als hij na een paar drankjes in zijn beste vorm is en de deur open staat (altijd dus), is hij niet te stuiten. Precies ertegenover zit deze jongen dan met zijn boek stilletjes op zijn balkon af te zien. De man presteert het zelfs wel eens om mij ‘s avonds laat, als ik in mijn bed kruip met de slaapkamerdeur helemaal dicht, eventjes uit mijn slaap te houden. (Voor alle duidelijkheid, in de ochtenduren hoor ik hem niet, dan ligt hij ontegenzeggelijk een boom om te zagen.)

    In vorige winters maakte ik mijn ommetje aan het begin van de avond wel eens richting café Luna Rossa (dit is Italiaans). Het ligt aan de boulevard, behoorlijk naar links aan het plein met de speeltuin en het basketbalveld. Als het  niet waait, wat het daar helaas vaker doet, mag ik er graag eens een consumptie gebruiken.
    Dus dacht afgelopen week, daar moet ik weer eens heen. Ik langs Playa Chica, voorbij La Guarida en bij de ijssalon de hoek om en langs het plein. Blijkt de zaak verkocht te zijn aan iemand die intussen alle gezelligheid uit de zaak heeft verwijderd. Het heet daar nou “El Muro”, maar die is niet echt te bekennen. Ik wist niet hoe snel ik via de Guanarteme weer terug mocht naar mijn Plaza Farray.

    In Nederland zijn nogal wat mensen de afgelopen week in de weer geweest met Sinterklaas en Pietermans. Mijn Dalí is er vrees ik nog echt te klein voor, zoveel wil ik wel toegeven, maar Lux mocht afgelopen woensdag eerst op de crèche kennismaken met de bemanning van de stoomboot en aan het begin van de avond nogmaals met zijne heiligheid en aanhang in huiselijke kring. Er werd die dag het nodige aan kadootjes verstrekt. (Dat daarbij ook een doos met Lego doktersspullen zat, en voor Dalí een mooi muziekboek, zullen we maar als een wonder beschouwen en die zijn de wereld nog niet uit.) De “troppen” van Trudie, te weten Renske en Anoek, waren in Eindhoven van de partij. Ik begrijp dat ook die ontmoeting met de schimmel en zijn berijder en knechten in gepastheid is verlopen.
    En daarna is het tijd voor viering van het hoogfeest erna, Kerstmis. In afwachting van de geboorte van het kindeke Jezus worden her en der voor genodigden kerstlunches georganiseerd. Zo heeft Trudie a.s. zondag een maaltijd op de rol in Ave Maria, het tehuis waar haar neef Wil “van de bussen” verblijft. En later zullen er ongetwijfeld andere kerstborrels in Maastricht georganiseerd zijn, waar Trudie eveneens haar gezicht wil laten zien, op haar werk en wie weet zelfs in café de Poort.
    Wat zit er voor mij in het vat? Ik op mijn beurt zou eigenlijk volgende week zaterdagavond aan de bak moeten met het vriendenclubje van Noé. Die club is voornemens om dan ergens op Santa Catalina de bloemetjes, zeg maar bloemen, buiten te zetten en de uitnodiging aan mij om acte de présence te geven staat op mijn e-mail. Echter, dat is de 15de van de maand, de zaterdag dat Trudie en Marij hier aankomen om mij een vijftal dagen te verwennen (waarover ik graag later zal uitweiden). Dus heb ik helaas, pindakaas die meeting moeten skippen, moeten cancelen, als jullie liever een ander Engels woord willen. Maar daarom niet getreurd, met Lluis en de mensen van het werk hier stond ook een stichtelijk samenzijn gepland in zijn (zoveelste) huis bij San Mateo, afgelopen zaterdag. Zou ik toch al vroeg een keer aan mijn kersttrekken komen; nadere bijzonderheden zouden mij op donderdagavond per e-mail verstrekt worden. Ik vrijdag naar het internetcafé, blijkt de lunch op locatie te zijn uitgesteld tot zaterdag 12 januari. Van uitstel komt afstel, Lluis, dus of ik over ruim een maand met een kerststal geconfronteerd wil worden, staat te bezien.
    Het wordt dus afzien de komende tijd. Als ik ooit een aantal kilo’s wil kwijtraken - en welke “barrigón”, “cabezudo”, “foca”, “gordinflón”, “regordete”, “saca de grasas” wil dat niet? -  is de komende tijd de aangewezen periode om daar werk van te maken. En als ik dan met carnaval eindelijk weer in Maastricht ben, zal ik mij graag verkleden als “naakse zwegelestek”, met “’ne roeie kop”, mij wentelend in mijn magerte.

    Afgelopen zaterdag zouden wij van de club van Lluis, zo iets als “Voeding en gezondheid” genaamd, met zijn allen een kerstlunch geserveerd krijgen in zijn huis  bij San Mateo. Dan kon hij tevens laten zien dat het cadeau van de club, een set borden en zo, goed besteed was. Helaas, hij kwam wat laat met het idee en er waren al snel zo veel afmeldingen dat de lunch verplaatst is naar zaterdag 12 januari, het weekend na dat van de Drie Koningen, “ Los Reyes Magos”. Ik mailde hem toch nog even en prompt kreeg ik een antwoord van hem. Hij zat met het gezin toch in zijn huisje in de bergen, heerlijk stil, en had net een “fabada asturiana” gemaakt. Voor de ongecijferden, dat is vreselijk lekkere, dikke witte bonensoep met vlees, worst en spek. Misschien kan hij het gerecht nog eens maken over ruim een maand...

    En nou ik toch weer in de flow van eten zit, ik kom nog eens terug op mijn eerdere verhaal over vleesbeleg. Ik heb er ook nog eentje voor mensen, die vinden dat sommig eten hier maar behelpen is: soep. “sopa”. Die hoor je natuurlijk zelf te fabriceren, maar wij “Holandeses” hebben daarnaast allerlei goed te verteren bliksoep te koop; het gemak dient de mens, nietwaar. Ik vind bijv. die van Unox zeker niet te versmaden, de aspergesoep, de champignonsoep de tomatengroentesoep en niet te vergeten de gebonden erwtensoep. Eventueel voeg ik er nog rookworst, gehaktballetjes of gesmolten kaas aan toe. Hier in de winkels in Las Palmas heb je vooral soep uit pakjes, van Knorr of Honig, altijd minder. En voor de nog meer beginner zijn er tetrablikken “caldo”, bouillon. Wat zal ik daar eens van zeggen?
    Ik kocht onlangs toch maar eens een liter “caldo de pescado”, visbouillon, fout, ik weet het. Hier zijn de “ingredientes: caldo de pescado (agua, hortalizas en proporción variable (1,5 %) (apio, puerro, cebolla, zanahoria, patata, tomate y ajo), merluza (0,5 %), gambas (0,2 %), aceite de oliva virgen extra (0,1 %), sal, extracto de levadura, almidón de maíz, azúcar, especias, aroma (contiene leche, huevo y soja) y colorante (caroteno)”. Het is, echt waar, precies het tegenovergestelde van wat ik een gevulde soep zou noemen. Je kunt er m.i. met goed fatsoen thuis niet mee komen aanzetten.
    Niet getreurd, dan maak ik er maar mijn Spaanse lesje van, een mens moet wát, en geef jullie in mijn beste Castiliaans ook nog de “modo de empleo” van dit aangelengde water. “Calentar y listo para tomar como consommé, o como sopa, añadiendo pasta, arroz… y dejando cocer hasta que los ingredientes estén en su punto. También como baso para elaborar todas las recetas donde deba añadirse caldo, como paellas y arroces, guisos, estofados, salsas, menestras, etc.”
    Een raadsel vind ik het dat bedrijven als de Spar en de Hiperdino mij dit bocht wil aansmeren. Lluis gaf hierboven al met zijn “fabada asturiana” het goede voorbeeld, hoe het wel moet. Als ik hier een stevige vissoep op tafel wil krijgen, begin ik een keuze uit de landkaart aan vissen van hier: viejo, salema, sepia, caboso sargo en noem maar op, zelfs estrellas y caballitos de mar sluit ik niet uit. Daar worden uiteraard diverse pittige groentes aan toegevoegd: “apio, puerro, cebolla, pimiento, tomate, y sin olvidar ajo”. En dan wordt het hele goedje, met een hand viskruiden, aan de kook gebracht en daar een tijdje op gehouden. Waarna er gegeten gaat worden in diepe borden, met vers stokbrood erbij en een fruitige, ijskoude witte wijn. Zo gaat dat en niet anders, beste mensen. En wie tussen de tetrablikken in de supermarkt zijn favoriete soep wil uitzoeken, krijgt vanaf nu geen uitnodiging om bij mij aan te schuiven.

    En dat was hem dan, mijn brief 8.06. Leven jullie voldoende met mij mee vanwege het crashen van mijn externe harde schijf boordevol muziek? En hebben jullie met mij bijv. ook geconstateerd dat er niks boven een zelf gemaakte soep gaat? Voor nu, Trudie vertelde me dat er is in de buurt van Amsterdam een Babajaga tentoonstelling loopt, waar zelfs het huis van de kippenpoten te zien is. Dat lijkt me nou een mooi uitje, niet alleen voor Trudie; wie gaat er met haar mee?
    Dan zal ik jullie verder met rust laten, althans tot a.s. vrijdag. De komende dagen zal ik wel het benodigde huiswerk blijven verrichten in verband met mijn volgende weblogbrief. Hier is het, in tegenstelling tot Nederland, nog altijd mooi weer, boven de 20 graden overdag met geregeld zon, soms achter de wolken. En om de moed erin te houden, geef ik jullie alvast een citaat uit mijn volgende vuistdikke boek, van Italiaanse makelij. Op pagina 129 daarin lees ik: “ A chi vive ogn’or contento ogni mese è primavera...” Ik ben het Italiaans helaas niet machtig, maar de vertaler heeft ervan gemaakt: “Voor wie ieder uur tevreden is, is het elke maand voorjaar...” Ik wens het jullie, tot ziens, hasta luego, tot a.s. vrijdag, als het weer tijd is voor jullie toegewijde vriend Paul, “vuestro dedicado amigo Pablo”. 

BOEKENBIJLAGE

    Ik begin deze bijlage monter met een kaskraker van Robert Littell uit 1990, “The once and future spy”, mijn boek 1. Het speelt in een van mijn favoriete steden, New York City. Jullie kennen die Robert Littell toch nog wel. Hij staat onder kenners (zoals ik) bekend als de Amerikaanse John Le Carré, met prachtboeken op zijn conto zoals “The defection of Al Lewinter”, The October circle”, “The Sisters” en het meesterwerk “The company”.
    “The once and future spy” gaat over geheim agent Roger Wanamaker die het moet opnemen tegen spion The Weeder, Silas Sibley voor diens familie en vrienden. De wieder 9op zijn Hollands) heeft een nieuwe afluistertechniek uitgevonden, via de telefoon van iemand, zelfs als die telefoon is uitgeschakeld. Daarmee kan hij zo ongeveer van alles en iedereen de hoed en de rand te weten komen. Ik dacht: ergens komt me dit idee bekend voor, maar zit na een uurtje helemaal in mijn boek. Dan komt in hoofdstuk 5 ene Nate ter sprake bij de verdediging van New York enkele eeuwen geleden. En dan weet ik het zeker: dit boek heb ik al eens gelezen. Na nog wat bladzijden valt een en ander helemaal op zijn plaats. Het boek heet in het Nederlands “De eeuwige spion” en het staat, uitgelezen en wel, in mijn thrillerkast op een hoog in Maastricht.

    Gelukkig kan ik nog een ander boek van Robert Littell uit mijn voorraad hier pakken: “Sweet Reason” uit 1974. Daarvan weet ik 100% zeker dat Marij het afgelopen zomer voor me heeft aangeschaft in Parijs, bij Shakespeare and company, en dat ik het voor mijn verjaardag van haar cadeau heb gekregen, met een stempel van de zaak. Uit 1974, denk ik, dan is het een van de eerste boeken die Robert Littell geschreven heeft. Ik ben er met inhaalsnelheid aan begonnen.
    We verplaatsen ons naar de kust voor Vietnam, waar in ongeveer 1966 de Amerikaanse destroyer Ebersole rondvaart. Het is een boot van twintig jaar terug, intussen hopeloos verouderd, maar nu toch ingezet met zijn 255 koppige bemanning om de Vietcong eens mores te leren. De enigszins norse kapitein van de Ebersole heet J.P. Horatio Jones; het is vooral een regeltjesvolger en hij heeft als hobby het verzamelen van soorten prikkeldraad. De rechterhand (in figuurlijke zin uiteraard) is genaamd XO, the executive officer, van wie ik de verdere naam niet heb kunnen ontwaren. Andere officieren zijn o.a. McTigue en Ludwig, die over het schiettuig gaan, Richardson voor het eten en drinken, ex-basketballer en vaandrig de Bovenkamp, voor de communicatie dichter Joyce en voor de completering Wally Wallowitch, bijgenaamd de zielknijper. Enkele anderen, mindere goden aan boord zijn bijv. gitarist Tevepaugh, sleutelexpert Quinn en kapper Cee-Dee. En laat ik niet de zwarte medemensen vergeten te memoreren: seiners Foreman en Waterman, steward True Love en bakker Seldon Saler.
    De pleuris breekt uit, als kapitein Jones te maken krijgt met pamfletten op de boot, waarop de oorlog tegen de vijand onverbloemd veroordeeld wordt. De briefjes beginnen steeds met “comrades in arms” en eindigen met “the voice of Sweet Reason”.  Jones springt compleet uit zijn vel; die Sweet Reason moet onmiddellijk gedetecteerd en onschadelijk gemaakt worden. Daarbij zet hij (ex-verkeers)agent Dwight Proper in, die vervolgens vooral op zoek gaat naar een speciale typemachine. Tegelijkertijd worden door Jones cum suis diverse pogingen gedaan om de “communistenwereld” een stuk veiliger te maken. Men blaast o.a. een boot van de tegenpartij op, decimeert op verzoek een kustplaatsje met bijbehorend vliegtuiggekletter, probeert een vijandige duikboot te torpederen en vergeet helaas zijn kruit te verschieten waar dat gevraagd wordt. Op het einde volgt een aanvaring met een groter vliegdekschip, waarbij bijna de helft van de bemanning, onder wie Sweet Reason, omkomt.
    Ik moet het bekennen: “Sweet Reason” is maar in beperkte mate een spionnenboek. Het geeft wel foutloos aan hoe echt alles wat ik kan bedenken, mis kan lopen in een oorlog, als de bazen al te roestig zijn. De auteur slaat in het boek een heel komische toon aan, volgens The Sunday Times: “Robert Littell’s humor is edgy, nervous, very nearly, but not quite cruel; he walks a dangerous tightrope and gets away with it beautifully. A rewarding entertainment.” Wie ben ik om daar in het Nederlands veel extra woorden aan vuil te maken. Ook ik vind “Sweet Reason” eerder heel leuk dan heel spannend. Echter, ook een echt komisch boek moet op mijn sympathie kunnen rekenen en dus gaat het terug in zijn mand met een 8 als recensiecijfer. Dit vind ik nou echt een boek voor bij de kachel op een kille winteravond.

    Na 1 komt 2, dus hier komt mijn verslag van boek 2. Dat is er een van James Huston (nooit van gehoord) uit 2009, genaamd “Marine One”. Ik heb het in het Nederlands gelezen; ook nu heet het “Marine One”. Het speelt in Annapolis, de kleine hoofdstad van de Amerikaanse staat Maryland, vlakbij Washington DC.
    Jullie kennen wel haast zeker de “Air Force One”, het vliegtuig waarmee de Amerikaanse president zijn vluchten maakt, maar daarnaast beschikt hij ook over een helicopter (helicoptère. zeggen ze in Maastricht, met vroeger een helihaven op de Griend), de “Marine One”. Aan het begin van het boek verongelukt de president, die we maar niet Barack Obama zullen noemen, maar Jim Adams; hij is morsdood. Daarna volgen een kleine 400 bladzijden over het hoe en wat van de fatale neerstorting, in zwaar weer, dat moet er wel bij gezegd worden.
    Mike Nolan, met zijn Volvo SUV, is er om de Franse maker van het toestel, WorldCopter, te verdedigen tegen een snode aanval van advocaat Tom Hackett, namens de zeven weduwen van de inzittenden, onder wie dus ook Rebecca, de “first widow”. Namens hen eist Hackett aanvankelijk als schikking een miljard dollar, maar maakt daar tijdens de rechtszitting moeiteloos 20 miljard van. Belangrijke mensen in het kamp van Nolan zijn de jonge collega-advocaten Rachel Long en Braden Randell, zijn directe opdrachtgeefster van de verzekering Katrhyn Galbraith en een hele bups mensen van WorldCopter uiteraard. Als speurneus voor Nolan treedt Tinny Byrd in het veld en verder o.a. de bejaarde metaaldeskundige Wayne Bradley. Gaan we naar het kamp van Hackett; daar zit een heel circus om de pers voortdurend te verblijden. Het wordt alleen maar erger, als de NTSB, de overheidsclub die over transportveiligheid gaat, al vrij snel WorldCopter de schuld geeft in haar voorlopig rapport. Er zou iets fundamenteels mis geweest zijn met het rotorblad en bijbehorende tipgewichten. En hier houd ik op met de inhoud van het verhaal te vertellen, anders verklap ik te veel. Laat ik wel nog zeggen dat ook de ministeries van Justitie (Richard Packer) en Buitenlandse Zaken (Chris Thompson) een rol van betekenis spelen. Vanaf hoofdstuk 26, bladzijde 255, hebben we van doen met een regelrecht rechtbankdrama.
    Heb ik als volstrekte leek op het terrein van rechten, maar wel als thrillerkenner een mening over het boek “Marine One”? Uiteraard, anders zat ik deze recensie niet te typen. In de sector rechtbankverhalen is dit een van de spannendste boeken die ik (ooit?) gelezen heb. Het steekt boeken van mensen als Scott Turow en John Grisham zonder meer naar de kroon. Wat een mooi verhaal! Met James Huston hebben we er een fenomeen bij, een juridische thrillerauteur die op het hoogste podium staat. Zijn boek “Marine One” krijgt van mij een 8½, vooruit een 9-. Over een week dienen Trudie en Marij dit boek, wat mij betreft, te lezen of de week erop mee terug te nemen naar Maastricht voor puur leesplezier tijdens de kerstdagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten