vrijdag 14 december 2012

Weblogbrief 8.07, 14 december 2012

    Ik kan er niet meer omheen, nu zitten we echt in de donkere dagen voor kerstmis, los días cortos antes de Navidad, íntimos camaradas y familiares próximos pero leganos. Daar is een goede reden voor: mijn vorige brief ging afgelopen maandag de deur uit en “we” zijn nu pas vier dagen verder. Niet getreurd, jullie komen weinig of niks tekort. Deze zevende brief op de vrijdag is langer dan jullie misschien hopen, met enkele wetenswaardigheden, verplichte literatuur en zelfs een ouderwetse boekenbijlage. Ik heb deze keer zelfs klein leed te melden; laat ik daar maar eens mee beginnen.

    Ik ben geen ontbijter, drink ’s ochtends wel graag een kan koffie leeg, een stuk of drie mokken. Daartoe heb ik in Maastricht permanent twee bekers van Starbucks in gereedheid staan, eentje heb ik uit Sjanghai en de andere is een cadeautje van Trudie uit New York. Leuk, hè? Echter, hier in Las Palmas doe ik “het” al jaren met een gele, van origine Amerikaanse beker. Op de buitenkant staat een merk dat oud en overduidelijk Californisch is. Maar helaas, toen ik hier ruim een maand terug weer arriveerde, was die beker zijn oor kwijt. Ik heb hem maar weggegooid, een koffiebeker zonder oor is als een café zonder bier. Het is wel behelpen met het surrogaat dat in mijn keukenkast staat: foeilelijk, verkeerd bruinig en mij ietsje aan de kleine kant.
    Er moest een nieuwe worden aangeschaft en dus meldde ik mij een maandje terug monter bij een Rocasa hier (de Blokker, zouden wij zeggen) om daar het stukje schappen dat over bekers gaat, met de nauwkeurigheid van een Sherlock Holmes te inspecteren. Na ampel beraad koos ik vervolgens voor een exemplaar dat enigszins bij de maat van mijn Maastrichtse exemplaren in de buurt kwam, een feloranje geval, Hollands, waarvan ik echt de allerlaatste bij de kassa mocht afrekenen.
    De Rocasa waar ik “hem” kocht, bevond zich in winkelcentrum Las Arenas op het einde van de boulevard links. Dus kon ik vervolgens nog een paar andere boodschappen doen bij de Franse warenhuisketen Carrefour. Bij de kassa van Carrefour moest ik de zak met mijn beker netjes op de grond zetten, dat deed ik ook, maar hoorde toen niettemin een lichte, onmiskenbare  “krak”. Buiten gekomen liep ik naar een bankje om te kijken waar de “krak” vandaan gekomen was. En constateerde dat mijn nieuwe aanwinst alweer kaduuk was, “desafortunadamente”, zou mijn oud-leraar Paco gezegd hebben. Ik moest terug naar Rocasa voor nog weer een nieuwe.
    Mijn oranje “tazón con oreja” hadden ze zoals gezegd niet meer en dus moest ik opnieuw zoeken. Bijna alle soorten bekers gingen door mijn handen en toen vond ik achterdoor, achter andere, een gifgroene, groter dan de rest en met een overduidelijk koffie-embleem op de buitenkant. Die moest en zou het worden. Heel tevreden liet ik hem voor me inpakken in extra veel papier en vanaf de dag erna was dat MIJN beker, van niemand anders.
    Blijf aan de lijn, het verhaal is nog niet afgelopen. Afgelopen dinsdagmorgen zit ik met mijn koffiekleinood op het balkon. Ik bedenk nog eens dat mijn nieuwe werkster Etel, “mi nueva empleada de hogar, Etel”, die bij mij gepoetst heeft op de maandagmorgen dat ik mijn vorige brief aan jullie verzonden heb, alleszins meevalt. In ieder geval is ze een betere “limpiadora” dan ondergetekende, zelfs op mijn beste moment; ik kan er niet veel van, helaas. Dat ze uit Argentinië is, reken ik haar maar niet aan (grapje).
    En toen gebeurde het: ik wou mijn op de balkonrand geplaatste beker oppakken voor een nieuwe slok, bij het oor. Hij trilde even als de hand van een Parkinsonpatiënt en kletterde vervolgens van twee hoog loodrecht omlaag. Dat is me in al die jaren dat ik hier ben, nog nooit gebeurd, “tios”. Gelukkig kreeg beneden niemand hem op zijn kanis. Zelfs kreeg ik van doen met een gemeentelijke schoonmaker die bij Carlos aan de koffie zat, die zo vrij was om mij over twee etages met beschuldigende vinger toe te spreken. Is dit nog wel klein leed of is het erger, dacht ik? Echter, “d’n drekmaan” kwam direct daarop wel in het geweer en veegde de scherven bij elkaar en in zijn bak.
    Kon ik ten derden male naar de winkel om alweer een nieuw exemplaar te kopen. Ik heb het leed een aantal dagen aangezien door mezelf koffie te serveren in een “fout” geval. Pas gisteravond wist ik zeker dat Rocasa het niet kon helpen en dat ik daar stante pede heen moest voor het nieuwste van het nieuwste op koffiebekergebied. Die bij La Puntilla had een mooie in mijn maat, met diverse witte en oranje verticale strepen. En dat is hem geworden. Ik zit vrijdagochtend op mijn balkonnetje en denk: dit is de beker waarop ik mezelf veel eerder had moeten trakteren. Eind goed, al goed! Maar als deze de geest mocht geven, meld ik me toch weer bij jullie.

    En dan is het nu weer tijd voor mijn Arbeidsvitaminen. Eerder heb ik jullie verteld over een recent prachtnummer van Paul McCartney: “Sing The Changes”. Ik heb een filmpje gezien, waarin hij het met een bandje op het dak van het gebouw van talkshowman David Letterman zingt. Onovertroffen!
    En dus dacht ik onlangs: misschien heb ik die Paul McCartney wel te kort gedaan de afgelopen decennia, met zijn muziek van na 1970, toen de Beatles uit elkaar gingen. De Beatles was voor mij meer losbol John Lennon dan accuratesse Paul McCartney. De laatste meen ik me vooral te moeten herinneren als de Beatle van nummers als “Ob-la-di, ob-la-da”, “Lady Madonna” en “Let it be” en meer van die onzin, maar ik kan me vergissen. De laatste vier decennia heeft de man een hele serie cd’s afgescheiden, ietsje minder had gemogen, maar tussen de nieuwe pulp zaten en zitten toch ook uitstekende nummers. Ik ga Paul McCartney muziekmens van de week maken. Hier is een twintigtal nummers die ik hoog heb zitten. Ik doe ze omgekeerd alfabetisch voor de variatie.
01,    We Got Married
02.    We All Stand Together
03.    Uncle Albert/Admiral Hadley
04.    The Song We Were Singing
05.    The Lovely Linda
06.    So Bad
07.    Sing The Changes
08.    Shake A Hand
09.    Riding Into Jaipur
10.    Mull Of Kintyre
11.    Maybe I’m Amazed
12.    Man We Was Lonely
13.    Let  ‘Em In
14.    Junk
15.    Heather
16.    From A Lover To A Friend
17.    Every Night
18.    Coquette   
19.    Blue Jean Bop
20.    Average Person
21.    Another Day
    Is het er eentje meer dan 20 geworden? So what? Mijn persoonlijke collectie geeft zonneklaar aan hoe die Paul McCartney echt alle genres beheerst, van instrumentaal en langzaam via volks en quickstep tot aan ouderwets rock & rollen. En ik heb niet eens al zijn albums kunnen afluisteren, alleen wat ik op mijn iPod heb staan.

    Op Las Canteras zag ik maandagavond iemand zitten met een blaadje op schoot. Onmiskenbaar ging het om een reclamefolder, ik denk van een kledingzaak. Het blaadje was speciaal gewijd aan wat er in deze maand, december, aan de man en vrouw gebracht moest worden. Erboven stond in kapitalen: “UN MES DE CHOLLOS”, een maand van ... Een chollo is een Spaans woord met diverse betekenissen, een luizenbaantje, een (amoureuze) affaire, een buitenkansje. De laatste betekenis komt mij hier als meest adequate voor: “un mes de chollos” staat voor een koopjesmaand.
    Zal ik nog een reclame voor jullie doen, altijd leuk als interludium, om van het ene op het andere onderwerp over te springen? El Corte Inglés pakt dezer dagen op reclameborden en op de gevel van het eigen zuidelijk gebouw breed uit met de tronie van ene Naomi Watts. Is ze familie van Rolling Stones drummer van het eerste en laatste uur, good old Charly Watts? Hoe dan ook, de blonde dame is dezer dagen de “irresistible attracción” van de winkelketen. Niet helemaal mijn type. Geef mij maar de noordgevel, met diverse verlichte ijsbloemen en beneden een 25 meter, ik heb het met stappen gemeten, lange poppenkast van “Pitiflú en la fábrica de dulces”. Ik beken eerlijk dat ik geen idee heb wie Pitiflú is, maar het kleine grut hier is er nauwelijks van weg te slaan.

    De afgelopen weken heb ik ook stiekem iets gedaan, wat jullie nu pas vernemen. Ik heb in stukjes “De prooi” zitten lezen, steeds (een deel van) een hoofdstuk in de wat latere avonduren. Eerder al had ik mij voorgenomen om het nieuwe boek van Jeroen Smit uit 2008 helemaal door te nemen, het boek met de pakkende ondertitel “Blinde trots breekt ABN Amro” en een slang op de kaft die het groengele logo van DE bank opslokt. Waarom ik het boek wou lezen? Sinds 1980 was ABN Amro min of meer bij toeval mijn bank geworden, waar ik de hypotheek op mijn huis had afgesloten, waar sindsdien ook mijn salaris binnenkwam en waar ik een beperkte spaarrekening had. Echter, vooral in de jaren 90 kreeg ik er een steeds grotere afkeer van. Ik stapte over op de Postbank en nadat die met enige bombarie was opgeslurpt door ING, was het tijd voor Triodos. Dat Triodos vind ik nog steeds maar een alternatieve bedoeling, maar die bank is mij wel wat socialer en recht-door-zeeër.
    Hoe heeft het kunnen gebeuren dat een van de grootste banken van Nederland eraan is gegaan? Daar wou ik op zijn minst toch wel eens een boek over lezen en Jeroen Smit had met zijn eerder boek over Ahold, ook al zo’n zogenaamde wereldspeler, een prijs gewonnen. En dus moest ik aan zijn boek over ABN Amro geloven.
    In notendop: in 1990 fuseren de klassieke bank ABN (Haselhoff) en de modernere Amro (Nelissen). Je zou zeggen: en dan houdt het op, in ieder geval een tijdje. Echter, vooral vanaf een aantal jaren daarna erna gaat het management vooral door met te kijken wie er vervolgens kan worden opgeslokt, Voor het beheersen van de bureaucratie bijv. en het tevreden houden van personeel (tienduizenden mensen) en klanten (vele miljoenen) is nauwelijks oog. Er ontstaat bovendien al snel ook forse onenigheid tussen de mensen van het investment bankdeel (fusies, faillissementen van grote bedrijven) en die van het retail bankdeel (sparen, hypotheken). Wie van de twee is de machtigste, is de vraag die de raad van bestuur bezig houdt, maar mij niet. Moet niet vooral worden ingezet op een grote speler worden in Amerika, evt. ook Brazilië en zo? En bij dat alles zijn de aandeelhouders het belangrijkste; boven alles moeten die tevreden gehouden worden. Wat er met de werknemers gebeurt, laat staan met de klanten, is van een veel lagere orde.
    Het boek vertelt bovenal het verhaal van de grote bazen van ABN Amro: de raad van bestuur, met vanaf 2000 Rijkman (wat een voornaam) Groenink aan het hoofd, en de raad van commissarissen, eerst met Loudon, dan Kalff en op het einde Martinez. Men probeert echt van alles om een leidende positie te krijgen, zo niet in de wereld dan toch minstens in Europa. Als Mees/Pierson niet kan worden ingelijfd, is misschien de Generale Bank in België op te slurpen. Ook banken in bijv. Zwitserland, Frankrijk en Italië worden benaderd, met weinig succes overigens. In 2004 komt er bovendien een beschuldiging van de FED in de VS dat ABN Amro onjuist zou hebben gehandeld bij het naar de VS doorsluizen van geld uit foute landen. Niettemin, het boven alles proberen te fuseren met anderen, en dan wel als bovenliggende partij uit de onderhandelingen te komen, blijft maar voortduren. In 2005-2006 wordt ING (Tilmant) voor de zoveelste keer benaderd, maar die haakt net als eerder af.
    En dan keert het tij: de jager wordt prooi, probeert nog samen te gaan met het Engelse Barclays (Varley), maar gaat ten onder aan een bod van een drietal banken, consortium heet dat mooi, de Royal Bank Of Scotland (Goodwin), Santander (Botin) en Fortis (Lippens, Votron), die met financiële steun van Merrill Lynch een (vijandig) bod op ABN Amro doen van zo’n 70 miljard. Zo’n aanbod kunnen de aandeelhouders niet laten liggen en ABN Amro wordt vervolgens in drie stukken geknipt. In 2007 is het gebeurd met de bank, Rijnman Groenink, die liever met Barclays in zee had gegaan, wordt ontslagen, met een vertrekpremie van bijna 25 miljoen, dat weer wel. Onder de topmensen van de bank wordt ongeveer een miljard verdeeld.
    We zitten inmiddels volop in de kredietcrisis, waarmee de drie banken van het consortium vlak erna evenzeer te maken krijgen. Fortis, die het retaildeel in Nederland zou gaan doen, gaat het jaar erop, in 2008, failliet, waarna ABN Amro vooralsnog een staatsbank wordt. De nieuwe postbank?
    Rest mij nog één laatste opmerking: ik vind het allemaal maar moeilijke kost, maar die is door Jeroen Smit wel helder, chronologisch opgeschreven. Iets meer tussenkopjes en tussentijds samenvattingen hadden het voor mij als volstrekte leek op bankengebied (ik weet meer van zitbanken) wel leesbaarder gemaakt. Voorlopig hoef ik nu over bankperikelen niets meer te lezen. Ik kreeg het boek van Henk cadeau en geef het met plezier door aan Damaris, die eerder bij ABN Amro in Terneuzen gewerkt heeft.

    Ander onderwerp, terug naar Maastricht! “Sjeel is me zuster, mottig is me broor, en ouch nog ‘nen aandere, dee zuut zoe greun wie poor.” Wie van jullie kan dit lied niet foutloos meezingen? Het is een echte carnavalskraker van alle tijden, zoals er maar weinige gegeven zijn. Volgens mij zong mijn familie het al, toen ik nog op de “bewaorsjaol” zat. En nou komt mijn vraag: wat is mottig? Ik heb eerlijk gezegd geen idee. Is het zo iets als duf? Ik houd me aanbevolen voor een goede vertaling. Zou die in een van mijn twee Maastrichts woordenboeken te vinden zijn? 

    Bij mij in de straat staan uit-de-kunst lantaarnpalen, die welbeschouwd te weinig gebruikt worden voor andere zaken dan licht geven. De laatste keer dat die, behalve te verwijzen naar een parkeergarage, iets extra’s hadden, dateert alweer van de verkiezingen afgelopen april. De winst toen landelijk en locaal voor de conservatieven (Partido Popular) ten koste van de socialisten (PSOE) is veel mensen nog steeds een doorn in het oog.
    Sinds deze week zijn vele “farolas” versierd, met een affiche van het “circo de los horrores”. De bijgaande foto van een man met uitpuilende ogen, een gehavend gebit en oren als vleugeltjes doet het akeligste vermoeden. Heeft Las Palmas er een attractie bij? Voor wie het circus wil bezoeken, het staat van 20 december t/m 6 januari (Driekoningen) bij het Alfredo Kraus auditorium hier aan het eind van de boulevard links.

    Ik e-mailde A Capella fanaat Jorge over Harry’s aandacht voor de plaat “Stille Nacht, Heilige Nacht” van de Duitse Comedian Harmonies op You Tube. Ze dateert van 1930, ik herhaal  1930, dat is vroeg! Tegelijkertijd nam ik de gelegenheid te baat om hem te vragen naar de Spaanse titel van het nummer. Ik kreeg prompt antwoord en dat geef ik hierbij aan jullie door: “Noche De Paz, Noche De Amor”. Met zo’n begin zie ik de Madrilener Sängerknabe of het “Reyes Magos’ trio wel wegkomen. “Noche De Paz...”.

    En dan is het nu tijd voor een aanslag op de directe belastingen. Jullie weten, de Nederlandse overheid doet meer dan ooit zijn best om mee te profiteren van wat wij verdienen. Daarvoor staan twee wegen open, de directe belasting op lonen en de indirecte belasting op goederen. De eerste is in Nederland min of meer de spuigaten uitgelopen, vind ook ik. Of het nou om sociale lasten gaat en pensioenen gaat of om gezondheidszorg en dergelijke, het moet in Nederland allemaal maar betaald worden uit directe belasting, de loonkosten zijn daarmee veel te duur geworden. Het onvermijdelijke gevolg is dat bedrijven wijken steeds meer uit naar lage lonen landen in Oost-Europa of het Verre Oosten. Als de verschuiving nog een tijdje zo doorgaat, is er in Nederland voor veel mensen geen werk meer te krijgen.
    Dus zullen we veel meer moeten gaan regelen via de indirecte belasting, de belasting op goederen in plaats van op lonen en inkomens. Geef iedereen een (karig) basisinkomen, bouw ik Leon Segers na, geen aangetrouwde familie overigens, in de Limburger van 12 augustus. Ik heb het stuk voor me, zo aardig vond ik het van de zomer. Maar velen van ons willen graag werken, betaald werken, het socialistische ideaal. Arbeid wordt dan tevens iets waardoor je een hoger inkomen krijgt. Het stelt je in staat om bepaalde goederen, die nu wel een stuk kopen en meer reparaties en een lager grondstoffengebruik. Bingo!
   
    Wat zouden jullie ervan vinden als nog een stukje Nederland ergens in de Middellandse zee zou liggen? Of dat een hoekje van Ierland van ons zou zijn? Hoe dan ook, als dat gebiedje zich dan van Nederland zou willen afkeren, zou ik mijn uitgebreide zegen hebben.
    Een Españolista is iemand die nogal centraal denkt over het koninkrijk Spanje. Wat men ooit veroverd heeft, zou Spaans moeten blijven. Zo’n persoon vindt het maar raar dat landen als Argentinië en Nicaragua niet meer van Spanje zijn. De Canarische eilanden, dichter bij huis, op zo’n 1500 km van Cádiz, worden door het gezag in Madrid welzeker als Spaans grondgebied beschouwd. En nou komt het, de meeste mensen hier zijn dezelfde mening toegedaan. Onder ons gezegd, ik begrijp daar niks van.
    Bij Playa Chica zag ik een aanplakbiljetje van niks om aan te duiden dat er gelukkig ook andersdenkenden zijn. Ik heb eerder in mijn brieven over het onderwerp geschreven, maar soms is “frappez toujours” gewenst of in ieder geval regelmatige herhaling gewenst. Het briefje was deze keer gericht aan “los Españolistas”, maar ik vind dat jullie ervan kennis moeten nemen. In het Spaans, dan kan het tevens als Spaans lesje dienen. Daar gaat-t-ie: “Canarias no es España, Canarias es de España por apropiación indebida con la fuerza de las armas sembrando la muerte, y seguimos sometidos con el visto-bueno de los cobardes y traidores canarios, y si sacan el petróleo matarán nuestra fauna marina, y claro, España y sus tiranos seguirán beneficiándose de nuestros recursos y cerrando dependencia de nuestra nación. Canaria libre ¡ya! (Que el mundo libre se entera…)
    Ik ben de eerste om te roepen dat ik wel eens betere pamfletten heb gezien, maar wat waar is, dient gezegd te worden. Rest mij nog om haast iedereen hier van die mening te gaan overtuigen. En ik herhaal: ik zou best eens naar een bijeenkomst van dat “Canarias libre”-clubje toe willen gaan om te kijken wat voor vlees daar in de kuip zit.

    Voor de mensen onder jullie die absoluut niets met politiek hebben en die toch een Spaans lesje willen, geef ik hier een alternatiefje: “¿De dónde viene el O2 que respiramos? Unos pequeños organismos conocidos como cianobacterias desarrollaron la fotosíntesis hace unos 3.500 millones de años, cuando apenas existía la vida. Como resultado de ella, la producción de oxígeno modificó drásticamente la geología, la chímica y la vida del planeta. Ellas fueron el origen de todas las plantas y por tanto les debemos la vida cada vez que respiramos. Si quieres verles en vivo, solo tienes que bajar, te están esperando.”
    Staat op een toeristisch bordje aan las Canteras, ongeveer waar de rif, “barra”, ophoudt. Dat “bajar”, afdalen naar het strand en het water, hoort er wel bij. Enne... aan de tekst kan ik geen buil vallen, maar in mijn hart ga ik voor de krakkemikkige aanklacht tegen de Españolistas.

    En dan is het nu weer tijd voor mijn “So long”. Mijn vooruitblik op de komende dagen is simpel. Vanmiddag gaat mijn brief uit en ga ik de afdeling van Lluis een paar uurtjes lastig vallen, o.a. met Almudena heb ik nog een hartig woordje te wisselen. Daarna, vanavond om 10 uur, ga ik uit eten met Noé en zijn kliek; een complete kerstmaaltijd is me toegezegd in restaurant La Naval Toledana, bij La Puntilla. En dan komt morgen. Eerst ga ik overdag mezelf en mijn flatje definitief opmaken voor het bezoek van Trudie en Marij, die een pittige groentesoep van mij willen, met veel ballen en weinig peper, dus die zal ik maken ook. Ze komen met Ryanair om ongeveer half 5 op het eiland aan, als er geen gekke dingen gebeuren en dan volgt het bussen naar het Globalstation hier. Ga er maar van uit dat we zaterdagmiddag om 6 uur aan de sangria of dergelijke zitten op het terras van Café Santa Catalina.
    Mijn volgende brief komt waarschijnlijk op 21 december, de dag na de dertigste verjaardag van Damaris, die ze groots wil gaan vieren in café Lure, voorheen Crazy Pie. Het is ook het etmaal met de langste nacht, een omgekeerde ‘middenzomernacht”. En natuurlijk gaan de dagen daarna weer lengen, mensen, beetje bij beetje, maar gestaag. Ga de komende dagen eens een blokje om, zou ik zeggen, schaf je eens een hoed aan en verwen jezelf eens met een doosje tompoezen van de Hema. Het ga jullie goed, zkere, en tot ziens maar weer, hasta luego, de compleminte vaan PaulK.   

BOEKBIJLAGE

    Mag ik mijn boekbijlage, die de recensie van maar één boek bevat, een beetje opvrolijken met een weetje over mijn favoriete bloemetje? Bij mij in de Spar zijn dezer dagen prachtige kerststerren, met rode bladeren en al, te koop voor 5 euro. Hoe heet zo’n plant in het Spaans, is mijn vraag. Een estrella de Navidad? Dat zou al te gemakkelijk zijn.
    Het antwoord is: flor de Pascua. Ik vertel jullie erbij dat dat Pascua niet alleen Pasen betekent, maar wonderwel ook Kerstmis. “¡Felices Pascuas!” staat voor “prettige kesrtdagen”. Daar kun je in Maastricht nog best mensen mee verrassen.     

    Zoals gezegd, het is deze keer maar één boek geworden dat ik voor jullie heb uitgelezen, tenzij jullie “De Prooi” van Jeroen Smit, in zijn genre toch ook een thriller, willen meetellen. De afgelopen dagen heb ik “het” vooral gedaan met “Imprimatur”, een vuistdik boek, van het duo (Rita) Monaldi & (Francesco) Sorti, M&S voor wie van afkortingen houdt. Het is uit 2002, maar het speelt in (vooral) een weekje in september 1683, in Rome, de stad van de paus. (In die tijd was Italië vanzelf nog een conglomeraat van losse staatjes.)
    Herberg “De Schildknaap” aan de Via dell’ Orso, vlakbij de Piazza Navona,  krijgt het zwaar te verduren, als een van haar gasten overlijdt, de Franse edelman De Mourai, voorheen Fouquet genaamd (blijkt later). De eigenaar van de herberg, Pellegrino en zijn dwergenhulpje, de ikpersoon zonder naam, moeten in quarantaine, samen met de overige gasten. Dat zijn allereerst de twee personen die met de Mourai vanuit Napels zijn gekomen om in de herberg hun intrek te nemen, de bejaarde jansenist Dulcibeni en de Franse gitarist Devizé. Verder ontwaren we het drietal: Brenozzi, glasblazer in Venetië, Engelsman Bedford en dichter en astroloog Priàzo, die er al eerder te gast waren. Ik ben er nog niet, aanwezig en tot opsluiting veroordeeld zijn bovendien hoertje Cloridia, voorheen Maria genaamd, jezuiet Robleda, voormalig castraatzanger en nu spion van Lodewijk XIV abt Atto Melani en ten slotte de arts chirurgijn Cristofano uit Siena.
    Voorlopig zijn me dat genoeg namen. Ik maak een uitstapje naar de geneeskunst van die tijd. Het boek is werkelijk doorspekt met verhalen over de wonderen van allerlei alternatieve geneeskunde. Dokter Cristofano is het hele boek in de weer met kruidencombinaties, bloedzuigers en andere aderlatingen, purgaties, stoombaden, modderbaden en dergelijke. Pater Robleda gelooft vooral in de heilzame werking godsdienst, Cloridia is van de numerologie, het handlezen en de tarotkaarten, terwijl ze ook iets met roedelopen heeft. Op verzoek wordt Devizé ingehuurd om pestlijder Bedford met muziek van zijn euvel te verlossen. Voor de astrologie moeten we vooral zijn bij Priàzo, maar daar blijkt iedereen ervan te weten, zelfs Atto Melani, die me nog het meest normaal voorkomt. Wat een rariteitenkabinet!
    Terug naar het verhaal: na de Mourai valt Pellegrino in zwijm en daarna met bulten en al Bedford. En dan blijken zich op de achtergrond de ergste intriges af te spelen. Het gaat over de foute bedoelingen van paus Innocentius XI en zijn familie Odescalchi, de veroordeling van ex-minister van financiën en kunstmecenas Fouquet in Frankrijk, de allerchristelijkste koning Lodewijk XIV en zijn vrouw Maria Theresia, pater Kircher en zijn vele ontdekkingen, ook rond de pest, volgens hem veroorzaakt door kleine wezentjes, en niet te vergeten ene Corbetta, van het rondo van de “barricades mistérieuses”. En dan zijn er nog de Turken met als leider Kara Moestafa, die voor de poorten van Wenen staan en niet voor een dagje uit.
    Met name het herbergknechtje en abt Melani willen graag van alles het fijne weten en dalen daarbij ook af in de onderaardse wereld; het gangenstelsel in Maastricht is er niks bij. Ze krijgen daar hulp van twee heilige lijkenpikkers. Uit de mond van de ene, Ciacconio, teken ik alleen het woordje “Gfrrrlûlbh” op, maar de andere, Ugonio, maakt krakkemikkige zinnen. Ik citeer hem hier met: “Zo lang voldaan wordt aan de plicht, stijgt de vreugde bij de boreling.”
    Het gaat maar door, 568 bladzijden lang, en dan heb ik het nog niet over de bijlagen, o.a. over Innocentius XI en Willem van Oranje. Op het einde weten we eindelijk iets beter hoe een en ander in elkaar steekt. Ik heb het verhaal met veel plezier zitten lezen en vooruit, spannend is het ook best. Toch weet ik nog niet of ik later nog weer een nieuw boek van Monaldi & Sorti ga lezen; het is mij af en toe wel erg uitgesponnen. En waarom het boek “Imprimatur” heet, die naam kom ik pas op het allerlaatst tegen, begrijp ik niet. Waarom is het niet gewoon: “Herberg De Schildknaap” of iets van dien aard? Het boek krijgt intussen van mij wel een best positieve beoordeling. Ik houd het op een volle 8, met een griffel. Of is daar een 10 voor nodig?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten