vrijdag 28 december 2012

Weblogbrief 8.09, 28 december 2012

    ¡Jingle bells, vibrad cascabeles! ¡Queridos compadres y comadres! Beste vrienden en vriendinnen, ik kan jullie niet het nieuwe jaar inschieten zonder eerst nog een laatste brief in 2012 te versturen, weblogbrief 8.09. Die begin ik monter met Jan Willem te feliciteren met zijn statusverhoging als advocaat in Amsterdam. Jan Willem, je hebt er de aflopen jaren veel extra uren voor moeten maken, maar eind goed, al goed. Op zijn tijd gaan we er eentje op nemen.
    In een moeite door wens ik Marcel & Damaris ‘ne gooie roetsj, niet alleen voor 2013, maar tevens voor een heel regiment jaren erna. Ik wist al maanden geleden van de hoed en de rand, maar nu is het openbaar: M&D zijn afgelopen vrijdag in het huwelijksbootje gestapt, voor wie het nog niet heeft meegekregen. Zelf is het mij niet gelukt om bij mijn eerste vrouw te blijven, maar wie weet, is jullie trouwerij er wel een voor eeuwig, in voor- en tegenspoed. Vrijdagmiddag na de plechtigheid op het stadhuis, met een zus van Beppie als trouwambtenaar, gebruikte de familie het diner bij La Bohème op Sint Pieter; heeft dat met het nummer van Charles Aznavour te maken? De morgen erop SMSte Marcel mij, mede namens Damaris Kentgens, dat het voor elkaar was. En dezelfde zaterdagavond heb ik bij Crazy Pie, pardon Lure, een “wandelend diner” aan mijn neus voorbij laten gaan, opgesmukt met de nodige drank. En Damaris deed er zondag nog een schepje bovenop met mij vijf foto’s te sturen, waaronder eentje met opzij Arno in stropdas en een andere van Eva en Trudie zij aan zij, samen met de moeder van Damaris. De “huwelijkste” vond ik die van Marcel en Damaris die elkaar arm in arm toedrinken.

    Gaan we naar mijn muziek van deze week. Ik begin in stijl met een ode aan Damaris en vooral Marcel. Ik herinner me goed dat ik jaren geleden hier met hem op een zaterdagmorgen op het terras van La Oliva zat. Het was maar een paar uur voordat hij terug naar Nederland zou vliegen. Op de bank voor ons speelde het Palmese duo “Los Antiguos”, de oudjes, en dat vond hij wat je noemt geslaagd. Dus kocht ik afgelopen week een cd van het tweetal, nummertje 5, Melodico, die ik thuis eerst kopieerde naar mijn harde schijf en daarna aan Trudie meegaf als gift voor het jonge bruidspaar. Hier zijn de tien nummers op de cd:
01.    Canta Y No Llores
02.    En Mi Viejo San Juan
03.    Yo Vendo Unos Ojos Negros
04.    Deja Que Salga La Luna
05.    Estrellita Del Sur
06.    Celoso
07.    Noches De Ipacarai
08.    Blanco Flor
09.    Perdon
10.    Un Angel En La Tierra
    En denk niet dat ze allemaal even onbekend zijn. Ik persoonlijk schat Damaris in op zeker drie meezingers: “Yo vendo unos ojos negros”, “Celoso” en “Canta y no llores”. Op dat laatste nummer, dat bij Marcel ongetwijfeld bekend is als “Cielito lindo”, een jaren 60 hit van Trini Lopez, mag hij van mij als tweede stem meehummen. Ay ay ay ay...

    En wat heb ik voor Jan Willem in petto? Het nummer “Op een slof en een oude voetbalschoen (wordt Ajax kampioen)” heb ik helaas niet paraat. En iets met hockey of golf is evenmin voorradig. Echter, op kerstavond keek ik, speciaal voor jou, Jan Willem, naar een dvd van Bryan Adams, die ik me een aantal jaren terug in China had aangeschaft. Hij is opgenomen in New York, “Unplugged” in 1997, als ik het wel heb en duurt bijna een uur. Heel mooi allemaal en je hebt wel iets van hem weg! Hieronder staan de vijftien nummers.
01.    Summer Of ‘69
02.    Cuts Like A Knife
03.    I’m Ready
04.    Back To You
05.    Fits Ya Good
06.    When You Love Someone
07.    18 ‘Til I Die
08.    I Think About You
09.    If Ya Wanna Be Bad, Ya Gotta Be Good
10.    Let’s Make A Night To Remember
11.    I Wanna Be Your Underwear
12.    A Little Love
13.    Can’t Stop This Thing We Started
14.    Heaven
15.    I’ll Always Be Right There   

    Afgelopen vrijdag stond het leven in Las Palmas een beetje in het teken van de nadere schoolvakantie. De kinderen van het katholieke schooltje opzij van mijn flat waren die ochtend getooid in ouderwetse Canarische boerenkleren, de jongens een zwarte lange broek met dito hoed en de meisjes in een lange rode rok en met een slingergeval in hun haar. Wat zich verder die dag op het schoolplein en in de klassen heeft afgespeeld, heb ik niet meegekregen, maar om ongeveer 2 uur, kwam iedereen met rode wangen naar buiten.

    Je hebt zo je winkels die met de “Felices Fiestas” altijd met iets bijzonders komen. Base (met kleine letters), een keten van sportzaken, is er zo een. Die hebben dezer dagen een affiche in de etalage hangen met een monter uitziende kerstman, met een rood Hema-hemmetje met 2013 erop en idem dito een halve legging tot net onder de knie. Hij wordt gecompleteerd door een volle baard en op zijn achterhoofd prijkt een kerstmuts. De bijbehorende tekst luidt: “EXERJITA LA NAVIDAD”. Dat lijkt me er een om niet te vertalen.

    Een van de dames, die geregeld op de afdeling van Lluis rondloopt, nog steeds en ik vermoed onbetaald, is Adriana, een rondborstig type uit oorspronkelijk Argentinië; een royale kont heeft ze ook. Ze is al weer meer dan een jaar geleden bij Lluis gepromoveerd, toen ik in Nederland was, en hoopt nu een subsidie te krijgen voor een trial of het mediterrane dieet goed is voor het “cholesterol”.
    Adriana wenst mij en de andere mensen van de afdeling deze week per e-mail al het goede: “Feliz navidad ... y que en 2013 nos regale paz, armonía, amor y bienestar.” Haar wens gaat vergezeld van een “abrazo” en een spreuk: “La paz no se puede retener por la fuerza, solo puede alcanzarse mediante la comprensión.”  Die laatste is van niemand minder dan Albert Einstein. Ik heb haar in mijn beste Spaans teruggemaild dat het genoegen wederzijds is.
    Terzijde, ik hoor dat hier ietsje te vaak, dat het nieuwe jaar ons vrede moet brengen. En dan zie ik een doemscenario’s voor me opduiken. De Zuid-Europese landen worden het steeds meer zat hoe wij in het noorden: Groot-Duitsland, Groot-Brittannië, de Benelux, de Scandinavische landen, hun de duimschroeven steeds verder aandraaien. Mocht Frankrijk zich gaan aansluiten bij Portugal, Spanje, Italië, Griekenland - en helemaal ondenkbeeldig vind ik dat niet, ook in Frankrijk gaat de economie niet echt goed - dan zie ik al voor me hoe de strijdmachten van die landen zo opmarcheren naar het noorden.

        Laat ik jullie eens doorgeven hoe laat ongeveer het hier licht en donker werd op 21 december. ’s Avonds op de vrijdag hadden we eerst, zoals elke avond, enige “atardecer”, “anochecer”, maar om half 7 gingen de lantaarns aan op Las Canteras. En ’s ochtends op zaterdag 22 december werd het definitief licht om ongeveer half 8; dan word ik tegenwoordig ook (al een beetje) wakker. Daarbij mogen jullie bedenken dat het hier een uur vroeger is dan in Nederland. Naar Hollandse maatstaven gaat het dus om half 8 ’s avonds en half 9 ’s ochtends. Vooral het verschil ’s avonds komt me als enorm over. Trudie vertelde me onlangs dat ze in december van haar werk in het donker naar huis fietst, met fietsverlichting voor en achter, dat het om een uur of 4 al echt donker is. Dat krijg je ervan, als je ruim 3000 kilometer meer naar het noorden gehuisvest zit.

    Maandagmorgen – ik zat net aan de koffie op mijn balkon – kwam er een vrachtwagen langs met op de zijkant allerlei koekjes. Op de zijkant kon ik de slagzin noteren: “Estan de miedo”. “Miedo” is Spaans voor angst, vrees, zoals in “cagarse de miedo”, het in zijn broek doen van angst. Mijn woordenboek maakt echter van “estar de miedo” de blits maken. De mieterse koekjes van (ik ben de firmanaam kwijt), leuk gevonden!

    Ander onderwerp, over heel vroeger, voor mij ongeveer 50 jaar geleden. Ik heb het over de periode dat ik op Waldeck Pyrmontstraat 2 woonde, tussen 1956 en 1964, als tiener. Hoe vierden wij thuis kerstmis in laten we zegen 1960?
    Laat ik beginnen met te vermelden dat 24 december ’s avonds toen (en nu nog in Maastricht) weinig voorstelde. Hier is dat tegenwoordig DE avond van het jaar, met de hele familie aan een mooi gedekte tafel. In Maastricht was er destijds hoogstens de nachtmis, waarnaar ik bepaald niet uitkeek. Bij nader inzien denk ik dat de mensen in 1960 nog gewoon op 25 december ’s ochtends vroeg naar de kerk gingen en niet de nacht ervoor om 12 uur.
    Aan de andere kant, tweede kerstdag, “Boxing Day” zeggen de Engelsen, bestaat hier niet. Afgelopen 26 december jl. stond Etel om 9 uur bij mij voor de deur om te komen poetsen. Tenminste, dat was met haar afgesproken, maar opdagen kwam ze niet, helaas. Gelukkig vertelde een Sms’je van Noé me om half 11 dat ze er de dag erop zou komen. En geloof het of niet, mijn flat ziet er sinds gisteren weer spic en span uit.
    Maar goed, gaan we naar eerste kerstdag. Ik en mijn broers hadden nieuwe kleren aan, die mijn moeder een van de dagen ervoor met ons gekocht had. Ik herinner me vaag dat er toentertijd een echte kerstboom in huis stond, een spar mag ik hopen, met een piek er bovenop, de nodige ballen en lichtgevende lampjes. En dat op de kast in de achterkamer, een bij drie, een stalletje stond. Of is dat niet zo? Kerstmis was ook een dag dat de voorkamer vrijelijk gebruikt werd, terwijl het gebruik ervan normaliter alleen gereserveerd was voor momenten dat er officieel bezoek was, zoals van meneer pastoor of huisdokter Willems.
    Iedereen in huis, ook mijn oma op bezoek, deed zijn best om eerste kerstdag alle lekkernijen op te eten, die mijn moeder gehad ingeslagen. Er waren natuurlijk kerstkransjes, ’s middags ook vla(ai) en taart. De bekende kerstmaaltijd, hoewel het vaak een doordeweekse dag was, was tussen de middag en niet ’s avonds. En wat kwam er dan op tafel? Eerst soep uiteraard, als aanloop naar een “fideeke”. Het Franse woord daarvoor is “vidé”, een bladerdeeggebakje, met dekseltje. Dat werd royaal gevuld met kipragout en voor de liefhebber (ik dus) stond er worchestershire sauce (woester sajs) op tafel. Daarna werd als hoofdgerecht een heel konijn op een schaal binnengebracht dan wel een groot stuk gebakken fricandeau of rosbief, staat mij bij, met daarbij vanzelfsprekend gekookte aardappelen, evt. aardappelkroketten, groenten en ruim jus uitgeserveerd in een ouderwetse sauskom. Als nagerecht volgde dan nog ijs van (la) Venezia dan wel vanillepudding met rumbonen of iets van dien aard. En als er per gang iets van eten over was, bijv. een “fideeke” of nog wat pudding, kwam mijn vader of moeder steevast om de hoek met: “Goei ’t mer in d’n drekbak!”. Die “drekbak” was ondergetekende; voor een extra portie van het een of het ander ging ik toen al niet opzij.
    De vorige alinea teruglezend denk ik: klopt dit allemaal wel? Als Harry en/of Ton dit lezen, sta ik helemaal klaar om hun commentaar in een volgende versie van mijn kerststukje van 1960 te verwerken. Hadden wij destijds trouwens niet ook kerststukjes in de kamer ophangen? En liep toen niet kater Charlie de baas te spelen in huis en daarbuiten?

    Mijn eerste kerstdag dit jaar zag er heel anders uit. Door omstandigheden was ik alleen thuis in de Luis Morote en kon ik mij bijna de hele dag op het balkon positioneren. Om half 1 was het echter tijd voor mijn warme maaltijd: (door Trudie eerder klaargemaakt) zuurvlees met gebakken aardappelen met knoflook en komkommer. Aan het zuurvlees waren (zuurvlees)kruiden toegevoegd en de nodige rode uien. Het ontdooide spul heb ik nog een beetje verdund met ouderwetse wijnazijn om de jussmaak wat pittiger en de hoeveelheid jus wat royaler te maken. Wat zal ik er verder van zeggen? Het heeft me zeer gesmaakt!
    Trudie en Marij, weet ik, zijn op eerste kerstdag op bezoek geweest bij John en Ans, in Herkenbosch. Ik kan de middag en avond uittekenen. Eerst is er koffie met vlaai, of stol natuurlijk, want het is kerstmis. Dan volgt een behoorlijke wandeling in het naburige bos, voordat de wijn en dergelijke op tafel komt. De dag eindigt met het kerstdiner van Ans. Wat kan die lekker koken! Na de koffie met evt. een drankje mogen T&M weer naar Maastricht terug; een van de twee als BOB. Voorspelbaar is de ontmoeting, maar even goed zeer de moeite waard!

    Jullie weten dat ik hier in het verleden geregeld naar school ben gegaan om Spaans te leren. De jeugd van Las Palmas op haar beurt is in groten getale doende om zich het Engels eigen te maken, maar ook andere talen doen de ronde, het Duits voorop. Men heeft hier de ijdele hoop dat Duits leren het onder de knie krijgen van Engels vergemakkelijkt. Op de faculteit zag ik een aankondiging om me eens op het Japans te storten. Hier is de tekst van het pamflet, dat tevens als Spaans lesje dient:
    “Aprenda Japonés. Clases privadas, en su propio hogar y a una hora establecida por usted. Minimo dos veces por semana. Clases en grupo (máximo 5 personas) para mejor entendimiento y atención de cada alumno. Sistema de estudio: niveles básicos y medio. Aprendizaje de escrituras KANJI, HIRAGANA y KATAKANA. Aprendizaje de palabras y verbos y conjugación de los mismo formando frase. Aprendizaje del japonés cotidiano (conversación). Charlas sobre cultura, religión japonesa, costumbres y usos (se tomará apuntos) para investigación de ciertos temas.”
    Bij Japans schiet me direct Anneke te binnen. Ze studeerde in Maastricht Gezondheidsvoorlichting, werkte zelfs bij GVO, maar vond het toen ineens tijd om Japans te gaan leren aan de vertaleropleiding. Ze slaagde vier jaar later met vlag en wimpel, maar wat weet je dan van een taal? Dus ging ze met haar man, een Maastrichtse fotograaf genaamd Rob, naar Tokio om daar bij Organon te gaan werken. Een jaar of vijf later keerde ze met Rob en een tweetal kinderen terug in Maastricht om toen rechterhand te gaan spelen van Vic Damoiseau en zijn bedrijf Flycatcher. Ik kom haar een enkele keer tegen, als ik in Maastricht ben. Een leuke vrouw!
    Japans is niet een taal die ik niet met voorrang zou willen leren. Als ik het voor het uitzoeken zou hebben, prefereer ik vandaag de dag Arabisch, Chinees en/of Swahili om aan mijn talenrijtje toe te voegen.

    Vinden jullie mijn Spaans lesje te weinig of voor mijn part te Japans? Dan heb ik hier nog een toegift. Die heeft te maken met mijn aanschaf van een pot frambozenjam voor Trudie en Marij bij de Spar. En niet zo maar frambozenjam, maar “autentico mermelada” van “La Vieja Fábrica” van Ángel Camacho uit een plaatsje vlakbij Sevilla. Hier is een getrouwe kopie van een stukje tekst op de verpakking.
    “Las mermeladas La Vieja Fábrica son elaboradas como se ha hecho durante más de 170 años, usando siempre frutas selectas de primera clase. El tradicional proceso de fabricación permite conservar la textura, el color y el aroma natural de las frutas empleadas y presta a las mermeladas un sabor realmente casero. Son deliciosas con pan tostado o galletas asi como en postres, helados, batidos, dulces e incluido salsas para carne. Una vez abierto conservar refrigerado.”

    Daarvoor moeten jullie het maar doen. Ik wil nu naar het einde van deze brief. Hier is mijn vraag van de week voor jullie: waarom heet de kerstman hier “Papá Noel”, op zijn Frans, en niet “Papá Navidad”? Dat Spaanse “navidad” voor kerstmis kan ik met enige pijn aan mijn gehemelte nog wel volgen, hoewel ik, als ik het voor het zeggen had,  voor “nacidad” zou kiezen. En nou ik toch bezig ben, wat is er mis met de letterlijke vertaling van het Engelse woord “Christmas”? Waarom maken wij er kerstmis van? Kerstenen is volgens mij bekeren en daar heeft de geboorte van Jezus Christus niets mee van doen. Dacht ik zo.
    Dat gezegd hebbend wens ik jullie allemaal een zalig uiteinde en een goed begin. Ik hoop jullie ook de komende maanden brieven te blijven versturen. De eerste daarvan kunnen jullie al voor Driekoningen van me verwachten, als mij dat tenminste door de universiteit nog wordt toegestaan. Tot ziens in 2013, hasta luego, PaulKXXX.    

BOEKENBIJLAGE

    Ik kondigde het boek vorige week al aan. “Dead Souls” is een boek van thrillerster Ian Rankin uit 1999, dat ik hier op de zondagse rastro vond. Zoals alle boeken van Rankin speelt het in Edinburgh, spreek uit Eddinboro, en hoe heette ook al weer de grote winkelstraat van Edinburgh? Het antwoord is: Princes, met één S, Street. Als je op het einde ervan naar rechts gaat, loop je de Royal Mile omhoog, met al zijn pubs.
    De ondertitel van het boek luidt: An Inspector Rebus Novel, en zo is het maar net. John Rebus is al weer heel lang bij de Edinburghse politie, als rechercheur. Hij krijgt te maken met de nodige lijken, te beginnen met dat van politiecollega Jim Margolies, niet veel later ook van pedofiel Darren Rough en nog veel later dat van journalist Jim Stevens. Andere min of meer slachtoffers zijn Damon Mee en Billie Horman. Damen Mee is de dochter van Janice en Barney; Janice heeft heel vroeger John Rebus nog eens knock out geslagen, zie blz. 401 van het boek. En Billie Horman behoort tot de uitverkoren kinderen van Van Brady en haar Greenfieldse club. Over het boek is zo veel meer te vertellen. Hoe je van slachtoffer dader wordt, in de pedofiliewereld. Of is pedofilie erfelijk, zoals in de familie Margolies beweerd wordt. En hoe Jim Stevens denkt dat hij met ex-moordenaar Cary Oakes kan scoren door die zijn verhaal aan de krant te laten vertellen. John Rebus heeft de nodige whiskytjes met water achter zijn kiezen, voordat hij aan het einde van zijn Latijn is.
    Een gegeven paard moet je niet in de bek kijken. Als je op een Spaanse markt bijna voor niks een Ian Rankin bemachtigt die je nog niet gelezen hebt, kun je het boek alleen maar een positieve recensie geven. “Dead souls” zou echter bij mij ook hoog gescoord hebben, als ik het voor de volle prijs gekocht had. Het boek is goed, soms zelfs heel goed, vind ik. En wat kan die Rankin, pardon Rebus, er een potje van maken, onbeschrijfelijk. Een 8½, dat lijkt me een mooi recensiecijfer voor “Dead Souls”.

    Als ik aan paardenliefhebbers denk, komt de naam van Lluis mij niet als eerste op de lippen. Tot aan zijn ongeluk met een paard, afgelopen augustus, wist ik zelfs niet dat hij er een had. En ik vrees dat het er na de noodlottige val van het beest in een afgrond ook niet meer van komen zal, Lluis op zo’n dier. Wel kan ik me Ton van den Bogaard, dierenarts bij de UM, nog heel goed voor de geest halen, een verwoede paardrijder. Tot hij er een aantal jaar geleden onder terecht kwam, met al het gewicht van het beest, en acuut tot boven zijn nek verlamd raakte. Dan verlang je naar dood gaan en naar niets anders. Nummertje drie op mijn lijstje is Marion de Mooij, van mijn (voormalig) werk. Afgelopen zomer heb ik haar “Sir” nog weer eens kunnen bewonderen, een pracht van een volbloed hengst. Op mijn vraag toen of zij wel eens bijna onder haar hobby was beland, vertelde ze me eerlijk dat het inderdaad eens gebeurd was, ondanks allerlei voorzorgen. Waarna ze “Sir” nog maar eens een paar wortelen voerde.
    Dit was mijn een beetje uit de hand gelopen inleiding om jullie vertrouwd te maken met (alweer) een boek van Dick Francis, uit 1968. Het heet “Forfeit”, verspelen, geldstraf.
    De ikpersoon, James Tyrone, kortweg Ty, woont in Londen, maar moet voor zijn werk, als freelance verslaggever van paardenraces, heel Zuid-Engeland door. Hij is best happy met zijn vrouw Elisabeth, hoewel die alleen met een apparaat om kan ademen vanwege poliomyelitis, en iets minder happy met de halve verpleegster, mevrouw Woodward, die Elisabeth helpt en vreselijk op de centen uit is. Terzijde, dezelfde Ty heeft in het boek wel een affaire met ene Gail, de gemengd bloed nicht van een paardeigenaar. Bij “The Sunday Blaze” is Ty geregeld te vinden op de sportredactie, met zijn collega’s Luke-John en Derry. Dan valt een paardenjournalist van een andere krant, Bert Checkov, uit een raam op de zevende etage en begint het verhaal van “Forfeit”.
    In Engeland kun je al weken van tevoren op een racepaard wedden, niet alleen op de dag zelf. Echter, als je eerder op een paard hebt ingezet dat vervolgens teruggetrokken wordt, ben je de inleg kwijt. Nu blijkt dat Bert Checkov de laatste tijd voordat hij doodgaat, in zijn krant geregeld tips van paarden geeft, die daarna toch niet mee blijken te doen. Ty gaat erachter aan en ontdekt het ene na het andere paard in belangrijke races, dat slechts enkele dagen voor een race uitvalt, nadat het eerst wil door Checkov getipt is. Wat zal er gaan gebeuren tijdens de Lamplighter gold race op Heathbury, over enkele weken? Gaat zoals nog door Checkov voorspeld, outsider Tiddely Pom met de winst strijken of wordt het een van de echte kanshebbers, Polyxenes, Egocentric, Brevity of Zig Zag? Hij schrijft erover in The Sunday Blaze en dan zijn de poppen aan het dansen. Eerst krijgt hij twee ex-boksers op zijn dak en als dat onvoldoende helpt, komen de baas van de duistere praktijk (racket), ene Vjoersterod uit Zuid-Afrika, en diens chauffeur Ross zelf in beeld. Tiddely Pom moet en zal zich op het allerlaatst terugtrekken uit de race.
    Gelukkig lopen boeken bij Dick Francis altijd goed af, althans voor de good guys. Maar dan, de allerlaatste zin van “Forfeit” is: “I went out along the mews, round the corner and into the telephone box, and dialled the number of the Western school of art.” Laat dat nou de plek zijn waar die Gail haar baan heeft.
    Voordat ik mijn beoordeling geef, krijgen jullie eerst de definitie van een “split second”. Dat is volgens de auteur (p. 166) “the interval between the lights going green and the man behind hooting or flashing.” Dick Francis heeft zijn hele leven iets met paarden gehad. Ik beperk me hier tot één voorbeeld: hij heeft als beroemde jockey nog voor de Queen Mom gereden in de National Hunt. Later is hij paardenjournalist geworden en is hij boeken over paardenraces gaan schrijven. De man is op 89-jarige leeftijd gestorven, in 2010 op de Kaaimaneilanden onder Cuba. “Forfeit” is er een in een lange rij bestsellers. Dick Francis wist in zijn tijd steeds weer opnieuw te scoren en daarbij was en is hij niet vies van een woordgrapje. Toch vind ik “Forfeit” niet zijn beste boek; het zakt helaas op het einde een beetje in. Blijft over dat ik hem niettemin wil belonen met een ruime voldoende, een dikke 7.

    Bath is, zoals jullie wellicht bekend is, een voormalige Romeinse nederzetting. Het ligt in West-Engeland in een dal tussen zeven heuvels, net als Rome zelf. Een van die heuvels is “Hanging Hill”, tevens de titel van een boek van Mo Hayder uit 2011. Dit is bepaald niet mijn eerste boek van deze auteur, die daar in de buurt woont. Ik besprak hier al legio eerdere boeken van haar. Het motto dat de Engelse uitgever het boek heeft meegegeven, heeft mij er niet van weerhouden om het te lezen: “You would die for your child. But would you kill for her?”
     De tiener Lorne Wood is vermist en blijkt even later vermoord te zijn. Politierechercheur Zoë Benedict, 36 jaar, gaat op zoek naar de dader, met haar collega en bedvriend Ben Parris. Er wordt vervolgens door de baas een knappe profielschetser ingehuurd, Debbie Harry (geen familie van), voor wie bijna iedereen valt en die de dader zoekt onder de vrienden van Lorne, zoals Peter, Ralph, Nial, Sophie en Millie. De laatste is de tienerdochter van Zoë’s zus Sally, met wie Zoë sinds lang op gespannen voet leeft. Eigenlijk wisselen de korte hoofdstukken elkaar af, zijn Zoë en Sally om en om aan de beurt om een andere kijk op de moordenaar te geven. Hun verdenking gaat eerder uit naar drugdealer en pornoster Jag The Peg Drago. Als die het niet gedaan kan hebben, komen pornomaker en -verkoper, miljonair David Goldrab, alsmede diens jachtopziener en dumbo Kelvin Metalhead Burford in beeld. Wie heeft het gedaan? In de bijrol zit ene Steve, vriend van Sally, en diens foute baas Mooney. En voordat ik het vergeet: Zoë rijdt in het boek bij voorkeur rond op een Harley Superglide Shovelhead uit 1980.
    “Hanging Hill” heeft datzelfde vloeiende dat de eerdere boeken van Mo Hayder siert. Er wordt een spannend sfeertje gecreëerd en dan is het doorlezen geblazen tot het helemaal uit is. Ik vind om die reden “Hanging Hill” best een goed boek, zeker het eerste tweederde deel, maar mij iets minder op steeds weer een ander been zetten vind ik ook in orde. De allerlaatste bladzijden hadden er voor mij helemaal af gemogen, Hayder. Eindoordeel: een 7½.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten