dinsdag 4 december 2012

Weblogbrief 8.05, 4 december 1912

    Alsof het niks kost, hier ben ik weer met mijn volgende brief, “mi carta siguiente”, vrienden en familieleden, ”¡amigos y parientes!”. Dat dit teken van leven aan de vooravond van sinterklaas verschijnt, moge jullie aan het denken zetten. Laat ik het maar eerlijk toegeven: we hebben hier geen Goedheiligman. Eva vertelde me dat deze een paar weken terug zijn intocht in Amsterdam maakte met 730 Zwarte Pieten in zijn kielzog; 730, of je een emmer leeggooit. Hier is het morgenavond niet te doen, geen avond van melige surprises en dito  rijmelarij. Hoewel, de discojeugd zal het er woensdagavond zeker van nemen, want donderdag 6 december is wel een vrije dag, Día De La Constitución. (En voor de geïnteresseerden: als de donderdag hier een vrije dag is, plakt men er de vrijdag moeiteloos aan vast; een “puente”, een brug, heet dat. Ik vrees dat je a.s. vrijdag op de universiteit van Las Palmas een kanon kunt afschieten, zonder iemand te raken.)

    In stadsbus 12 afgelopen week op weg naar “mijn werk” heb ik extra opgelet of ik onderweg nog een aardig wetenswaardigheidje voor jullie kon bespeuren. Na de halte bij San Telmo maakt bus 12 nog een hele ruk richting academisch ziekenhuis San José, langs “el palacio justicial”, “el oficino de empleo”, “el rastro solidario” en niet te vergeten “el cementerio” van Vegueta. Op de begraafplaats moet ik mijn gezicht toch eens laten zien.
     Aan het plein daar bij de ingang van het kerkhof is men al een hele tijd aan het bouwen, meer dan een jaar, schat ik. Daar verrijst, het is bijna zo ver, een groot overheidsgebouw van vier torenflats die over de onderste vijf of zo etages met elkaar verbonden zijn. Jullie willen de gimmick? (Als je er met de bus er voor langs rijdt) is de middelste links van de vier een paar etages minder hoog dan de andere drie. En dan komt nu mijn vraag: is dat de plek, waar bovenin de bazen hun plek gaan krijgen? Of willen die per se hoger dan hun personeel zitten en gaan ze zich zo ongeveer op het dak nestelen van een van de andere drie torenflats? Daar wil ik graag eens achterkomen.

    Muziek! Al een maand zit ik te hopen en te verwachten (esperar, hetzelfde woord in het Spaans) dat Fran, Jorge's computerman, mij vertelt dat er niks mis is met mijn extra harde schijf en zijn kabeltjes; “een los draadje, Paul, meer niet”. Echter, ik hoor nog steeds niks en dus val ik voor mijn wekelijkse muziek aan jullie terug op buitenplaatsen als de prullenbak van mijn computer en mijn iPod, waar ik maar 40 gigabyte in heb zitten, ook nog enigszins gedateerd.
    Maar een mens moet wat! Deze week pluk ik dus maar eens min of meer willekeurig nummers van mijn iPod met een uitvoerder die voor mij eigenlijk maar één keer heeft kunnen scoren. Om het niet te bont te maken heb ik eerst een letter getrokken, dat bleek de T te zijn. Het gaat dus om nummers van wie de (voornaam van de) artiest met een T begint. Nogal wat mensen staan niet op onderstaand lijstje, omdat ze mij te veel mooie nummers hebben, veel meer dan één, bijv. Talking Heads, Thei Menten, Tina Turner, Tom Petty, Tom Waits, Toon Hermans, Tracy Chapman en de Travelling Wilburys. Van anderen heb ik wel maar een nummer op mijn iPod staan, maar dat vind ik bij nader inzien toch niet goed genoeg, bijv. Tante Leen met “Aan de Amsterdamse grachten” (daar zijn veel beter versies van), Tears For Fears met “Everybody wants to rule the world”, Tiozzi Raf met “Gente di mare”, de Tumbleweeds met “Somewhere between” en de Turtles met “Happy Together”.
    Blijft voldoende spul over om jullie eens te verblijden met een serie losse nummers, 14 zijn het er geworden, die ik zeer kan waarderen en die jullie, als je ze kent, best mogen meezingen. Het zijn, zeker voor mij, allemaal hits van een uitvoerder die verder niet echt iets te melden had. Hier zijn die nummers, zo maar van mijn iPod geplukt en alfabetisch gerangschikt:
Tangerine Dream            One for the books
Tanita Tirakam            Twist in my sobriety
Teamwork                Give an Irish girl to me
Teddy Bears            To know him is to love him
Terry Jacks                If you go away
Three Dog Night            The show must go on
Timi Thomas            Why can’t we live together
Tito Puente                Oye cómo va
Tommy Edwards            It’s all in the game
Tol Hanse                Big city
Tony Joe White            Cold fingers
Toontje Lager            Ik heb stiekem met je gedanst
Trio Hellenique            La dance de Zorba
Tune Weavers            Happy, happy birthday, baby
    Hebben jullie er vrede mee? Doen jullie het ervoor? Moet ik nog eens met zo’n lijstje komen aanzetten, van een andere letter? Of zal ik de volgende keer weer wat anders bedenken. Zeg het maar...

    Gaan we in mijn hoofd naar El Corte Inglés hier, het duo warenhuis hier op Mesa y López, qua standing vergelijkbaar met de Nederlandse Bijenkorf. (Terzijde, er is er ook nog een in Siete Palmas.) Beide El Corte Inglés gebouwen tegenover elkaar hebben, als je de goed verkopende kelders meetelt, zo’n zeven etages. Op die aan de noordkant is daarbovenop nog een restaurant, maar ik wil het hebben over de zuidkant. Daar zit bovenop de hele rimram nog een grote personeelsruimte plus een plek voor door de winkel georganiseerd culturele bijeenkomsten, “Ámbito cultural” is de naam en de zaal heeft naast het podium zo’n 100 stoelen. Ik had er eigenlijk heen willen gaan op dinsdagavond om de film “Intocable” nog eens te zien, maar dan in het Spaans. Helaas, niet dus. Wie weet, begeef ik me later nog naar “La Vida De Pi”, waarvan ik het boek gelezen heb en die vanaf afgelopen donderdag in 3D in de bioscoop draait.
    Nu moest ik het woensdagavond met Koreaan E.S. Lee doen, die om half 8 een “charla” gaf. Ik had natuurlijk vooraf al kunnen bedenken dat ik genept zou worden, de man gaf zich weliswaar uit voor doctor, maar in de oosterse geneeskunde. Zijn specialismen waren volgens de folder acupunctuur en fytotherapie, en daarbij was hij de oprichter van Tao Kifood S.L. (Ki staat voor energie en S.L. is Sociedad Limitada, zo iets als B.V.)
    Lee’s verhaal ging over niks minder dan “fomentar una nueva forma de contemplar la vida, basando la alimentación en una vía esenciál para mejorar la calidad de vida y salud de las personas”. Hij was best spraakzaam, ook redelijk te volgen door een allochtoon zoals ik. Zijn patiëntengroep was met name de club van “personas que sufren cansancio, agitación, ansiedad, un malestar general y desear mejorar su salid y bienestar.” Je gezondheid en ook nog eens je welzijn bevorderen, wie wil dat niet? “Nuestra alimentación tiene que contener energía vital. Cuando una persona dice: “me falta energía”, “me encuentro decaído”, “no tengo ganas” o “estoy agotado”, suele indicar falta de vitalidad física y mental.” En op dat tekort aan vitaliteit haakt Kifood meesterlijk in met zijn producten Vital Plus Junior, Vital Plus, Ener Vital en Sport Ener Vital, verkrijgbaar als poeder en als parels; ze liggen bij El Corte Inglés breed uit in de schappen. We hebben het dan over een “multitud de alimentos crudos, entre ellos las semillas y los cereales, portadores de energía vital.” De volle zaal, vooral oudere dames uit het alternatieve circuit, lustten er wel pap van. Ondergetekende ging na afloop teleurgesteld huiswaarts.

    Hoe laat je aan de mensen weten dat honden niet in de bus mogen? Mijn streekbus doet dat een Engelse, indirecte manier. “Soy un perro guia. Yo si puedo entrar”, als je blindegeleidingshond bent, ben je in de bus van harte welkom. Ze hebben er zelfs een Duitse herder met tuig bijgetekend. (Dus oma: met je chihuahua, of hoe schrijf je dat, mag je er niet in, zelfs als je hem in je tas hebt zitten.)

    Ik ga nog steeds met veel plezier naar de Spar hier voor mijn min of meer dagelijkse boodschappen, de winkel van “simplemente ahorrarás”. Bij mij om de hoek zogezegd zijn er maar liefst twee, een kleinere, maar zeer goed lopende in de Ripoche en een iets grotere in de Alfredo Jones. Verderop bij Playa Chica is er nog een, in de Sargento Llagas. Volgens een folder zijn er alleen al in Gran Canaria meer dan 150 Sparwinkels, met voor wie dat interesseert, gratis aan huis bezorging.
    Toen ik bij bijna twee weken terug in Playa del Inglés was, bracht Ton mij - eigenlijk ging het hem meer om de aardappelsalade, maar vooruit - naar een Sparwinkel in San Fernando die veel en veel groter was dan een buurtwinkeltje, meer het formaat van een supermarkt, zelfs met twee etages, wist hij mij uit te leggen. En nou komt het: de Sparwinkel bij mij aan de Sargento Llagas is ook uitgebreid. Die er al was, heeft nog steeds dezelfde grootte, maar aan de overkant heet het nu ook Spar. En niet zo ver ervandaan, aan de Tomás Miller vlakbij Trudie’s elektriciteitsmannetje Adrian, is zelfs een echt grote supermarkt van de Spar verrezen, met een omvang zoals van “de” Albert Heijn tegenover Centre Ceramique op Plein 92 in Wieck. Ik weet het, crisis of niet, eten zullen we toch iedere dag opnieuw moeten blijven doen en dus is er voor nering in die sector altijd plaats. Maar zo mega? Probeert de Spar zijn markt fors uit te breiden, ten koste van de Hiperdino? Mijn zegen heeft het, ik ben niet zo erg van de Hiperdino! En toch, net die veelvoud van kleine Sparwinkels in de buurt blijft mijn lichte voorkeur houden, vooral mijn winkel in de Aldredo Jones, met als personeel een aantal Sparmeisjes en -jongens, die je kent en die je kennen. En voor de bijzondere zaken wijk ik dan af en toe uit naar de spelonken van El Corte Inglés dan wel een van de drie overdekte markten.

    Terzijde, toen ik een kijkje naam in de Spar aan de Tomás Miller, zag ik bij de kassa een dame bij de kassa staan met op haar borst: “Contigo podremos”. Ik zal vervolgens een foldertje dat ik maar eens moest lezen. Het bevatte een bijzondere kerstboodschap: “Contigo podremos... Donar alimentos a miles de personas. Colabora con la recogida de alimentos en este establecimiento.” De minder bedeelde medemens hier wil met de kerst of zo ook wel eens van de geneugten van de Spar profiteren. “Se necesita: gofio, azúcar, lentejas, judías, garbanzas, aceite, leche en tetrablik, zumos, café, cacao, atún en lata, sardinas en lata, salchichas en lata, carne en lata, verduras.” Dat is een hele mond vol, een half woordenboek. Zoek ze thuis maar eens op, al die eetwaren. De volgende keer, als ik naar die winkel ga, moest ik maar eens mijn steentje bijdragen, toch?

    Afgelopen vrijdagmiddag laat was ik druk in de weer met mijn e-mail. O.a. moest er een lange mail aan Lluis verstuurd worden, waarin ik mijn mening over het design van PREDIMED II ten beste gaf. Echt positief was en is mijn beoordeling niet, integendeel; het is allemaal te weinig doordacht, vind ik.
    Daarna mocht ik mijn zinnen verzetten op het LPA Beer Fest in edificio Miller aan Santa Catalina (waar eerder de hondenwinkelstraat was ingericht). Waar staat LPA voor, voor Las Palmas A? En Beer is Engels, terwijl Fest Duits is, iets internationaals dus? De grote zaal was omgetoverd in een ruimte met vooral diverse grote tafels met banken en zo waar, toen ik er om 8 uur arriveerde, waren bijna alle zitplaatsen bezet. Ik ontwaarde er o.a. Olivier van mijn ex Spaans schooltje samen met een habitué van de school, die oorspronkelijk uit Dijon komt. Net buiten het gebouw stond een aantal eetkramen, waar je hamburgers, tapas en e.d. kon kopen en waar je, in tegenstelling tot binnen, mocht roken. Daar stond het dus ook aardig vol.
    Aan de linkerkant in de zaal waren twee plekken waar je bonnen kon kopen, het lijkt wel ‘t Preuvenemint, en waar ook pretzels en zo in de aanbieding  waren, zeer Duits denk ik dan, plus een cocktailbar met o.a. gin tonic en mojitos. Wijn was er op het “Beer Fest” niet voorhanden. Wel stonden rechts naast elkaar zes buffetten opgesteld, van Tropical (Gran Canaria), Peroni (Italië) en Pilsner Urquell (Tsjechië, een van mijn favorieten) tot Carlsberg (Denemarken), Guinness (Ierland, een andere favoriet) en Kilkenny (ook Ierland). Heineken was tot mijn verbazing niet van de partij; vindt de Nederlandse brouwer zich intussen voldoende ingeburgerd?
     Gaan we naar het podium. Toen ik er vrijdagavond was, stond daar een verveelde Disk Jockey plaatjes te draaien, met Ou Tube op de achtergrond, en, eventjes maar, betraden twee dirndels of wat daarvoor moest doorgaan (tieners van hier) het podium om te proosten.
    Dames en heren, jongens en meisjes, het was mijn ding niet, helemaal niet. Het bier, twee euro per glaasje, en de cocktails voor de dubbele prijs, werden daarbij geschonken in plastic bekertjes en het eten ging eveneens op plastic bordjes met een plastic mes en vork. Misschien lag het aan mij, maar ik vond het typisch een evenement, van drie dagen nog wel, het duurt tot zondagavond, dat betaald wordt door de bierindustrie en waarmee ik me in ieder geval niet erg wens te identificeren. Wat zeg ik dat weer mooi! Ik was blij dat ik vlakbij weer snel op mijn balkon kon plaatsnemen.

    En alweer heb ik een tussenstukje voor jullie. Op diverse stadsbussen prijkt een advertentie van MAGGI, het bruine zoutige goedje dat gefabriceerd wordt in een fabriek in Amsterdam-West, waar ik nog eens op een blauwe maandag gewerkt heb. Ik zat een maand daar in de avondploeg, van 5 tot 2, en als je al om 4 uur aandiende, kreeg je gratis een eersteklas maaltijd geserveerd.
    De bussen hier moeten het doen met “En casa, siempre Maggi”, bepaald niet erg origineel. Destijds in de jaren zestig kwam ik onder het inpakken van MAGGIblokjes en –flesjes op het lumineuze idee voor een slogan gekomen die er zijn mocht: MAGGI-STRAAL”. Misschien had ik hem toen moeten deponeren bij de reclameafdeling daar; nu geef ik hem gratis aan wie van jullie er werk van wil maken. Op zijn Spaans komt er dan op de gele bussen hier te staan: MAGGI-STRAL, met zo’n bruingeel flesje erbij. Dat zal de omzet zeker ten goede komen (zei de koopman). 

    Is er over de zaterdag nog iets te melden? Welzeker, toen had ik mijn derde en voorlopig laatste rendez-vous met Ton & Marion. Omdat Ton’s rug niet meer is wat hij geweest is, spraken we voor de gezamenlijke lunch af bij bakkerij Granier, vlakbij hotel Astoria waar ze voor twee nachten logeerden in afwachting van hun thuisvlucht. Het was er redelijk aangenaam vertoeven, al moesten we ons tussen boterham een en twee vanwege een regenbuitje verplaatsen naar een plek dichter bij de gevel. Post cenam (Latijn!) werd ik uitgenodigd voor een glaasje bij het hotel, waar ik negen jaar terug voor het laatst geweest was. Het zag er nog steeds hetzelfde uit, royaal van opzet in een armoediger stukje Las Palmas.
    Het deels overdekte dakterras op de vijfde etage is nog steeds gezegend met hetzelfde minizwembad, dat overal 1.20 meter diep is. Dus heeft de regel aan de muur: “los niños deben de estar supervisados”, kinderen mogen er alleen in, als er begeleiding is, iets overdrevens. Ik ben wel een voorstander van een andere huisregel daar: “no reservar hamacas”. Het kan immers niet zo zijn dat je een bedje bij het zwembad wilt, maar dat daar op alle plekken al vanaf heel vroeg handdoeken gedrapeerd zijn van mensen die pas veel later het zwembad bezoeken.
    Afgelopen zaterdag was het vanwege de wind - je waaide compleet weg - en vanwege de af en toe buiigheid geen doen om op het dakterras buiten plaats te nemen. Net zoals vele andere gasten zaten we keurig overdekt in de buurt van de bar daar op de vijfde. Dan blijkt weer eens dat het met Ton en Marion best goed kersen eten is. We hebben wat afgekletst; tot de hoogtepunten hoorde onze keuze van beste thuismaaltijden in Maastricht. Ik heb er ook nog een half uur gratis geïnternet. Harry’s stuk over zijn bezoek met Greetje aan Teheran in 2007 was lezenswaard, maar mijn perceptie (ik was er in 2010) van bijv. het graf van Komeini, de begraafplaats van de Iransoldaten uit de jaren 80 oorlog met Irak en de juwelen van de sjah is iets anders. Harry heeft het vooral aan de zeer foute machthebbers van Iran, mij viel daar de uitzonderlijke vriendelijkheid van de (rest van ) de bevolking op.
    Om 5 uur, niet eerder, stonden Marion en ik Ton toe om met ons aan de boulevard te gaan eten. In hotel Astoria zelf eten wilde Ton liever niet, want de eetzaal ging daar pas om 7 uur open. In het straatje van niks naar de zee zagen we verschillende nogal louche figuren staan, die elkaar volgens Ton ook nog allemaal kenden. Dat vond hij reden genoeg dat hij later met Marion niet door hetzelfde straatje terug wou gaan. Het restaurant van keuze werd wederom El Gallo Feliz, met zijn halve kippen voor ons als hoofdgerecht en voor Marion chuletas, varkenskarbonades. Ze kwam onder het eten met een verhaal dat ik van haar niet verwacht had: dat ze zich op straat ’s avonds steeds onveiliger voelde. Ton was, zoals steeds, het eerste klaar met eten, waarna hij vast buiten een sigaretje ging roken. Tien minuten later gingen ze met zijn tweeën weer hotelwaarts, tot plaza Farray samen met mij en daarna alleen over de Guanarteme. Het afscheid met mij op het pleintje was kort, maar krachtig. Ton zei: “Tot over een week of tien in Maastricht, op donderdag voor carnaval.” Marion wenste mij nog een leuke verdere avond en vroeg of ik die donderdagavond misschien bij hun wilde mee-eten, stamppot of zo. Mijn antwoord: “Ik ga ervan uit dat ik dan bij Trudie thuis verwacht word.” Waarna ze in de motregen richting Astoria togen.

    Zondagochtend zat ik ten tweeden male in de streekbus naar Playa del Inglés. Ik moet in de buskelder van Santa Catalina nogal eens aan Trudie denken, als ik die met haar koffer daar uitzwaai. Steevast neemt ze dan in de bus aan de rechterkant plaats, bij voorkeur net voorbij de deur halverwege, zodat ze haar koffer beneden in de laadruimte direct kan ontwaren, mocht de een of andere snoodaard die er bijv. op San Telmo uit willen halen. “Het is een vanzelfsprekendheid voor iemand die in een busbedrijf is opgegroeid, om met een koffer rechts beneden zelf aan de rechterkant te gaan zitten”, heeft ze mij al verscheidene keren haarfijn uitgelegd.
    Stel in de bus stappen we met zijn 25en naar binnen, nadat we eerst onze koffers in de laadruimte zijn gaan doen, als het even kan allemaal rechts. Nu gaan we in de bus met zijn allen aan de rechterkant zitten en helemaal niemand in de linker helft. Heeft de bus nu de neiging om naar rechts te gaan overhellen, zelfs die kant op te kantelen? Of stelt het allemaal geen hout voor, vergeleken met het gewicht van de bus zelf?

    Om 12 uur had ik op het busstation van Maspalomas afgesproken met Marja, Claar en Cintha met een J (Jacintha; Cintha met een H is Hyacintha). Dat deed ik mede, omdat ik anders zelf mijn weg naar hun hotel had moeten zoeken, en ook om het trio letterlijk uit hun tent te lokken. Hun verblijf in hotel RIU en nog wat is zo alles inclusief dat ze nauwelijks nog buiten het “resort” hoeven te komen. Eten en drinken (voor nogal wat gasten: drinken en eten), in de zon liggen en zwemmen, dagelijkse vertier van sporten tot cabaret, de elektronische snelweg, noem maar op, het zit allemaal in de prijs die je vooraf betaalt. Zelfs is er een aantal winkeltjes in de hal, waar je naar de kapper kunt gaan en cadeautjes voor het thuisfront kunt kopen.
    Ik heb er met de dames heel wat afgekeuveld, tot een uur of half 8 ’s avonds, toen Claar me weer naar het busstation bracht. Om half 2, 2 uur gingen we trouwens aan tafel, voor een zoveel gangen menu. (’s Ochtends hadden de dames al spek met ei en ander ontbijtspul genoten.) Dat van mij ging van koude soep met toast naar een zeer gemengde kipsalade, daarna een gecombineerde vis- en vleesschotel en ijs en pudding toe. Ik was wat blij dat ik een lichtblauw bandje omhad, mij eerder genereus verstrekt door “de man aan de balie”, nadat de dames hun gezamenlijke portemonnee voor mij getrokken hadden. En voor alle duidelijkheid, om 4 uur zat ik alweer aan o.a. een “boule de Berlin”; jullie weten toch nog wel wat dat is. En maar rondkijken, en maar nieuwtjes uitwisselen, en maar roddelen, en maar de mensen doortrekken. Trudie gaat volgende week zondag voor het kerstdiner met het drietal naar tehuis Ave Maria, waar Marja’s broer Wil, “van de bussen”, resideert. Ik hield me aanvankelijk in, maar sloot me om 5 uur toch maar aan bij de wensen van de dames om er eentje te nemen. Toen ik om half 8 vertrok, voordat ze gedrieën weer de eetzaal gingen doen, had ik vier “mojitos” achter mijn kiezen. (Een “mojito” is een ijskoude cocktail van rum, bruine suiker, citroen en muntblaadjes. Hij is heel populair hier.)
    Een voedzame (mid)dag was het, zonder meer.

    Al het vorige doorlezend krijg ik het gevoel dat ik jullie intussen met voldoende Spaans heb gebombardeerd en ik dus deze keer mijn aparte lesje kan weglaten. Echter, het “parque de Santa Catalina” bij mij naast is net met een bord verrijkt, waarop het plein zeer wordt aangeprezen en dat kan ik jullie niet onthouden. “Cosmopolita, de animada vida social, socarrona como el alma de los canarios podemos trapezonarnos con gentes de todas las lenguas y razas, culturas y nacionalidades, convocados allí para negociar, jugar a cartas o a dominó o simplemente pasar un rato a tertulia y terrazas.” Zo apart zou ik het zelf niet bedacht kunnen hebben.

    Maargoed, het is alweer dinsdag en straks ga ik deze brief wel weer aan mijn weblog toevoegen. Ik weet nog niet zeker wanneer ik er daarna weer in kom, maar jullie zijn dit jaar nog lang niet van mij af, zo veel is zeker. Ik wens jullie toe dat “Hij” met zijn schimmel ruimhartig over de daken gaat “rijden” en geen schoorsteen overslaat, zeker niet die van de “gelovigen”. En daarna is het maar afwachten hoe donker de dagen voor kerstmis dit jaar zijn.
    Voor nu, ik groet jullie met heel mijn hart en de rest van mijn tere gestel. Tot ziens maar weer, hasta luego, van een zeer jeugdig uitziende Knippie.     

BOEKENBIJLAGE

    Bryan Forbes is zo’n Engelse auteur van wie een meerderheid van de rechtgeaarde lezers van thrillers waarschijnlijk niet gehoord heeft; zelfs de liefhebbers van echte spionnenverhalen kennen hem maar matig. Toch, ik ben zo iemand, die graag al zijn boeken wil doornemen, zonder uitzondering. En om het wat moeilijker te maken: wie van jullie heeft ooit gehoord van zijn boek uit 1979, genaamd “Familiar strangers”?
    Het boek gaat over twee neven, Tony Stern, de ikpersoon, die met het schrijven van spionnenverhalen zijn brood verdient (net als Forbes; toeval?) en Theo Gittings eveneens boekenschrijver, die zijn literatuur graag in de 19de eeuw plaatst. Theo heeft een gloeiende hekel aan zijn vader en is blij, als hij als jongeman naar Cambridge verhuist om daar te studeren. Tony op zijn beurt kan niet goed met zijn moeder overweg; het pad van kinderen gaat niet over rozen. Hij gaat als tiener al bij een Londense krant werken, later als hulpje bij een bioscoop, The Splendide, ook in Cambridge. En terwijl Theo zich in de vroege jaren 30 steeds meer tot andere (jonge) mannen voelt aangetrokken, maakt Tony daar goede sier met serveerster Judy. Op een zondag maken ze gedrieën een boottochtje over rivier de Cam, in aanwezigheid van nogal wat intellectuele snobs, onder wie Guy Burgess.
    De neven blijven goed bevriend en gaan later samen een huis huren in het Londense Hampstead. Een of twee jaar later wordt Theo stiekem gerekruteerd voor Rusland, via een nieuwe liefde, John of J, als hij met die samen op naaktfoto’s prijkt. In de jaren erna zit Theo als freelance journalist in Spanje, aan de Franco-kant, en daarna in Berlijn, waar hij met research voor een nieuw boek bezig is (zou zijn). Niettemin, vanaf 1938 zitten de bevriende neven weer samen in Londen, in de oorlog werken ze allebei bij de inlichtingendienst, waar Theo’s kompanen uit de Cambridgetijd: Guy Burgess, Donald Maclean en Kim Philby, carrière maken, als contraspionnen voor de communisten. Het duurt tot 1951 voordat de grond onder de voeten van Burgess en Maclean te heet wordt en ze naar Rusland moeten uitwijken; later volgt ook Philby. Intussen blijft Theo als spion voor de communisten onontdekt en daarbij als homo zeer actief in het informele Londense circuit.
    Een aantal jaren na de oorlog verhuist Theo naar Barbados, maar de twee treffen elkaar weer eens in Hollywood  om aan een script van een van Theo’s boeken, “Harriet’s Day” te werken, tegen een royale vergoeding, Theo doet dat voor Warner en Tony tegelijkertijd voor MGM. Dan gaat Theo terug naar zijn Barbados en Tony komt hem ook daar opzoeken. Plotseling verdwijnt Theo vervolgens terug naar Engeland, waar hij dan de jaren voor zijn dood slijt. Tony krijgt na zijn dood een kijkje in de journaals die Theo al die jaren heeft bijgehouden en mede op basis daarvan schrijft hij (ofwel Bryan Forbes) het boek “Familiar strangers”.
    Die journaals vind ik echt fantastisch geschreven. En ook de rest van de tekst, over Tony en Theo, is van een heel hoog gehalte. Bedenk daarbij dat en passant de contraspionage in Engeland min of meer voorbij komt, met een uitstapje naar de wereld van communistenhater McCarthy in Hollywood. En zoals dat bij Bryan Forbes hoort, mag er op zijn tijd ook best gelachen worden, bijv. over de veroveringen van Tony (na Judy volgen o.a. Diana, Jill en Allison) en de toiletescapades van Theo met weet ik hoeveel verschillende mannen. Mijn recensie van “Familiar strangers” is navenant positief; ik beloon het boek met een 8+. Het krijgt later in Maastricht zijn keurige plekje naast het rijtje andere boeken dat ik van Bryan Forbes in mijn bezit heb.

    Wie kent hem niet, de zanger Michel Sardou die destijds net als bijv. Jacques Brel, Joe Dassin en Michel Delpech Frankrijk veroverde met liedjes zoals “J’accuse”, “Je vais t’aimer”, “Tu le reconnaîtra”, “La maladie d’amour” en “Le java de Broadway”. Nee? Hij verkocht anders tientallen miljoenen platen, maar misschien zijn jullie bekender met zijn zoon Romain. Die Romain schrijft de alleraardigste thrillers, ook nog middeleeuwse. En voor wie het Onze Vader in het Frans kan opzeggen, ik besprak in mijn weblog jaren geleden het mooie thrillerdebuut van hem: “Pardonnez-nous nos offenses”, Vergeef ons onze schulden. Toen al dacht ik: ik moet ook het vervolg daarop te pakken zien te krijgen: Delivrez-nous du mal”, Verlos ons van het kwaad. En eindelijk, afgelopen zomer vond ik het bij een van de tientallen De Slegtes in het Groot-Nederlands taalgebied, welke weet ik niet meer. “En toen had ik hem”, zou Wim Sonneveld zaliger dan gezegd hebben. Het boek uit 2008 speelt in 1288 en vooral in Zuid-Frankrijk, Languedoc, en  Rome en omgeving is het te doen.
    In een gehucht bij Narbonne wordt een kind vermoord en een ander, de met wonderen doen begenadigde Perrot, gekaapt door een groep in het zwart gehulde ruiters. De pastoor van het gehucht, franciscaan Guillem Aba, gaat op strooptocht om zijn oogappel terug te halen. Ongeveer tezelfdertijd probeert de Romeinse boekhandelaar Benedict jongeling Rainero terug te vinden, die op het Lateraan, het pauselijke paleis, werkte voor promotor van justitie kardinaal Henrik Vermanderen. De laatste is een bekende aanklager, in negatieve zin, van de congregatie van de Heilige Schrift, aangesteld om het aantal door de paus uit te roepen heiligen binnen de perken te houden.
    Het verhaal speelt in het Interregnum, een periode van intussen driekwart jaar dat er nog geen nieuwe paus is; de kardinalen komen er niet echt uit. In die periode is de hoogbejaarde Artemidoros de Broca min of meer de baas in Rome (met Fauvel de Bazan als zijn secretaris). Een hoofdrol is tevens weggelegd voor een van zijn vele kinderen, de roodharige Até de Brayac. Zij is het die Perrot en nog vier andere wonderkinderen heeft ontvoerd om ze vervolgens in het klooster bij Ancona af te leveren. Een en ander eindigt met een samenkomen van het Mediggo prelatenclubje en een beoogde wederopstanding. Lukt die wel of niet? Opmerkelijke bijrollen in het verhaal zijn er o.a. voor Perrots moeder Esprit-Madeleine, Maxime de Chênedollé en zijn vrouw, heks Meffraye, auteur Otto Cosmas van het boek Heiligenlevens, Isarn de Slachter en zijn bejaarde baas Althoras, kardinaal Moccha en niet te vergeten de bloed huilende Heilge Monica op het graf van de Aba’s voorganger, pater Evermacher.
    Je hoeft niet tevens fan te zijn van Romain Sardou’s vader om te genieten van “Verlos ons van het kwaad”. Het is wederom een historische thriller van formaat, die niet onder doet voor zijn eerdere “Vergeef ons onze schulden”. En het is er een dat alweer naar meer smaakt, hoewel... met de plot heb ik een klein beetje, niet veel, moeite. Niettemin, het blijft allemaal leuk en aardig en er is gaandeweg een vracht aan moordslachtoffers te betreuren. Romain Sardou komt daarom met zijn “Verlos ons van het kwaad” weg met een recensiecijfer 8, plusminus zeg ik erbij.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten