dinsdag 13 januari 2015

Weblogbrief 10.14, 13 januari 2015

Weblogbrief 10.14, 13 januari 2015

¡Por Dios! gringos y gringitas, grote genade, buitenlanders, hier ben ik weer. Het leven van feesten en te veel eten en drinken is gelukkig “vorüber”; jullie en ik mogen weer normaal doen.Sinds afgelopen donderdag worden de kinderen zelfs meer verondersteld om half 9 op school te zitten, bijv. bij mij naast op het (zo staat het op de gevel) “Colegio Ntra. Sra. Del Carmen”. En vooruit, heel voorzichtigjes mogen we zelfs al aan carnaval gaan denken. “Jummers, koumende zoondag d’n 18de vertrek de groeten oonbekinde vaan aon de stasie en mage – veur eine kier – de hoesdoevemèt hun manslui mèt in ‘ne cortège nao de Merret”.
Dezelfde zondag dienen jullie wel al het refrein van het nieuwe carnavalsliedje te kunnen meezingen. Muziek en tekst zijn op YouTube zonder probleem te vinden. Hier geef ik de tekst nog maar weer eens:
Wee bringk nog ’n weursnaoKlara?
Die beit daan veur good weer.
Wee bringk nog ’n weursnaoKlara?
Zoe stumpke heet zie toch zoe geer.
Kriege veer daan zon of rege?
Klara deit dat op häör meneer.
En höbbe veer die daoggood weer gehad
Bring iech ’t koumend jaar weer e weurskenaodeesjat.

Hier in Verwegnistan begin ik deze brief met een jarenlang misverstand recht te zetten. Bij mijn weten hebben we hier twee grote ziekenhuizen, het Dr. Negrin en het San José. Blijkt dat het tweede niet San José heet, maar Hospital Insular; Lorena met wie ik koffie dronk bij mij in de straat, weet het al jaren 100 % zeker. Het Hospital Insular ligt wel in de wijk San José, in het zuiden van de stad. Om die reden trekt het vooral klanten uit Zuid Las Palmas en de diverse dorpen en stadjes ten zuiden ervan zoals uit Telde. Bij het ziekenhuis zag ik afgelopen woensdag, ter bevestiging, een groot bord met daarop: “Ampliación del Hospital Insular”, uitbreiding van het Insular ziekenhuis. Er vlakbij stond wel een pijl naar links met daarop San José.

De vorige keer, voor wie het gelezen en niet vergeten is, vertelde ik jullie dat ik uit landen, waar ik naar toe op reis geweest ben en waarvan ik nog geen of weinig muziek heb, graag iets mee naar huis neem. In ik geloof 1998 ging ik met Trudie op rondreis door Thailand. We begonnen met ons reisgezelschap van Fox in hoofdstad Bangkok, vervolgens ging het naar het noorden, naar o.a. Chiang Mai en Chiang Rai, langs de grens met Laos en daarna was het weer afdalen tot zelfs 100 km onder Bangkok, de badplaats Pattaya. Daar kocht ik, herinner ik me, een zijden pak, dat ik daarna bij feestelijke gelegenheden in Nederland wel eens aan had. Trudie en ik vonden onze rondreis door Thailand destijds echt de moeite waard. Dus kwamen daarna nog diverse andere landen in Aziëaan de beurt.
Ergens (in Bangkok?) in een Thais restaurant hoorde ik muziek van - volgens de ober - Oraweee Sujanon, een jonge uitvoering van Willeke Alberti, laten we zeggen de Thaise Miss Montreal. Haar Cd uit 1997 heette Ka Kruan Muang 1 en dat leek me wel een acceptabele plaat om mee naar Nederland te slepen. Ik kocht hem vlakbij het restaurant in een platenwinkeltje. En geloof het of niet, ik heb hem de afgelopen jaren best vaak opgezet. Hier zijn alle twaalf nummers, in het Thai, met een heleboel Ai erin, zoals in “The Bridge Over The River Kwai” (maar Kwai is Thai voor rivier):
01.Mon RukDokKum Tai
02.Chai Dean NaiDuangJai
03.Weaw SiengSueng
04.Kid Tueng Fur Chun Yak Rong Hai
05.Sai Yok Hang Kwam Lung
06.Chun Pai Kang Kuen Tee Nai Mai Dai
07.Sao Nuer Kor Mee NuaJai
08.Badd Ta YukJai
09.Sao Sa Uen
10.Sed Nuer Kang Kieng
11.Muen KaoKoeyKeaw
12.Fak Din
Daar is geen woord Frans bij! Ellen & Jacques die op herhaling voor een aantal maanden in Chiang Mai zitten, nodig ik hierbij uit om mij van een vertaling te voorzien; zelf heb ik geen flauw idee. Mooi blijft ze wel, de stem van Oraweee Sujanon. En met nummers als “Mon Ruk Dok Kum Tai” en “Badd Ta Yuk Jai”, daar kun je met goed fatsoen mee thuiskomen. Dit is een album dat ik niet kwijt wil.
Overigens, de reden dat ik de plaat in de schijnwerper zet, is dat ik de afgelopen week een Thai detectiveboekgelezen heb.Anneke Gorter bracht het voor me mee om mij een sfeertekening te geven van metropool Bangkok(in het Thai “Krump Thep”, weten jullie dat wel, meneer en mevrouw Houben?). Voor de verdere details verwijs ik naar mijn boekenbijlage.

Ik ga even een week of zo terug in de tijd. Op oudejaarsavond werd ik bij Lorena thuis ermee gecomplimenteerd dat ik een behoorlijke haardos kon laten zien. Intussen stond de handel wel aardig rechtop, zeker als ik ’s ochtends uit mijn bed kwam. Eerder had ik Trudie beloofd dat ik tussen kerstmis en nieuwjaar een kapper zou opzoeken, maar het was er nog niet van gekomen. Ook tussen nieuwjaar en driekoningen was het bijna ondoenlijk om te gaan vanwege allerlei nieuw gefeest. Dus zou ik er op 7 januari (vroeger de verjaardag van mijn oma Mai) werk van maken, nadat ik o.a. mijn brief aan jullie op de universiteit gepost had. Staan Noé, Lorena en Carlos die ochtend om half 12 voor mijn deur om mij voor een drankje uit te nodigen. En Noé herhaalt nog eens wat hij al eerder gezegd had: zo’n Beatles-kapsel staat je veel beter dan een halve kletskop. Je ziet er zo veel jonger uit (tussen mensen die mijn kinderen hadden kunnen zijn).
Aan de ene kant was ik op 7 januari een dikke twee maanden niet naar de kapper geweest, met echte “wösche” haar bij mijn oren, waar nodig iets aan gedaan moest worden. Daarbij, als ik nu ging, zou Trudie mij in redelijkheid opnieuw kunnen knippen vlak voordat ik op 20 februari,op ruim zes weken van 7 januari, weer hierheen zou komen. Anderzijds, zelfs met mijn 68 jaar heb ik iets over me van: ik wil er best nog enigszins toonbaar bijlopen, toch? Een Beatles-kop, ben ik niet meer van de Stones dan van de Beatles? Echter, Mick Jagger en consorten stonden destijds ook niet met een rattenkop op de “bühne”.Mijn uitkomst: op 8 januari moest ik er toch maar aan geloven.
Interludium: een kapsalon is in het Spaans een “peluquería” en een kapper/kapster een “peluquero” c.q. “peluquera”. “Je moet nodig naar de kapper” is volgens mijn onvolprezen woordenboek “Te hace falta un buen corte de pelo” (“corte de pelo”of “peinado” is kapsel). Volgens Noé is een “barbero” iemand die je baard bijknipt, maar ik vrees dat hij daar ongelijk bij heeft. Zoals in het Nederlands is barbier gewoon een ouderwets woord voor een kapper. “Cejas” zijn wenkbrauwen, een snor is een “bigote” en bakkebaarden zijn “patillas”. Een kale kop is een “cabezacalva”.
Mijn favoriete kapperszaak vandaag de dag is er een van een vrolijke Noord-Afrikaan vlakbij de boulevard. Als je wilt zoals ik,dat een jonge allochtoon hier integreert en niet in bijv. de drugshandel verzeild raakt, moet je hem wel iets nuttigs te doen geven. Het aantal kapperszaken dat gerund wordt door een “marroqui”,een persoon uit “Marruecos”, is de laatste jaren behoorlijk uitgebreid. Die van mij in de Alfredo Jones naast het winkeltje waar ik wel eens een halflange broek gekocht heb, heet Peluquería De Caballeros Las Canteras, hoe kom je erop. Voor 8 euro wordt je er geknipt (maar niet ook geschoren). Hij, mijn “cortador de pelo”, deed precies wat ik van hem vroeg: ik wou het echt “muy corto en todas partes” hebben. Wel vroeg hij me gaandeweg twee keer of het nog “más corto” moest.Diverse van zijn klanten hebben de zijkanten van hun hoofd erg kort geknipt, maar bovenop zit nog een flinke bos haar. Ik opteerde voor een complete bijna kale kop. Na een kwartier stond ik weer buiten; hij had me exact gekortwiekt (“trasquilado”) zoals ik in gedachte had.

Afgelopen vrijdag werd Eva weer een jaartje jonger, zelfs eentje meer dan bijv. Noé nu is. Perfisia!
Nadat ik haar aan de lijn heb gehad, mag ik met een gerust hart naar El Corte Inglés om te kijken of er nog interessante Cd’s en Dvd’s in de “rebajas” zijn. Dat blijkt knap tegen te vallen. Ik denk dat ik op de rastro, bij Daily Priceof 33Revolutioneseen stuk goedkoper uitben. Ik neem plaats op een bank buiten aan de overkant, bij de tweede El Corte Inglés, waar ik een ideale positie heb om allerlei kooplustig volk gade te slaan. Vlakbij speelt iemand op een doedelzak, dat is een Schots muziekinstrument, maar ook populair in Noordwest-Spanje, in de ijdele hoop daarmee zijn brood te verdienen. Om 8 uur verlaat ik mijn uitkijkpost en slenter huiswaarts. Bij mij in de straat vlij ik me nog even op een van de banken, maar dan vind ik het voor die dag genoeg geweest. Het lijkt me tijd om naar een mooie film te kijken.
Het wordt de rolprent “One true thing” uit 1998, die overigens speelt in 1988. Regisseur Carl Franklin is een zwarte, Afro-American heet dat tegenwoordig, die met zijn spelers kan lezen en schrijven. Dan heb ik het, als ik de diverse bijrollen laat voor wat ze zijn, over drie kampioenen: het echtpaar Meryl Streep (Kate) en William Hurt (George)en dochter Renée Zellweger (Ellie). Ik heb wel eens met veel minder genoegen moeten nemen. Kate heeft kanker (ergens in haar buik?) en kan niet meer genezen worden. George is een talenprofessor op de universiteitdie meer aandacht voor zijn werk en studentes heeft dan voor de thuissituatie. Dan geeft de jonge Ellie haar New Yorkse baan als journaliste op om haar moeder te verzorgen tot ze dood gaat. Terzijde krijgen we o.a. een inkijkje in de bezigheden van de Minnies (die “Silent night, holy night” zingen of het niks is: “Christ the savior is born.”). Op het einde van de film staan dochter en vader narcissen op Kate’s graf te planten.
William Hurt en nog meer Meryl Streep kunnen bij mij een potje breken, meer dan één zelfs. Renée Zellweger ken ik van twee “Dagboek van Bridget Jones”-films. Een andere (“Down with love”) met Renée als feministische schrijfster is me een stuk minder bevallen.In “One true thing” komt ze echter wel weer uit de verf. Het gaat om een nogal een droevige geschiedenis, maar ze is goed gebracht en dus best de moeite waard. Ik doe hem terug in mijn koffer met een 8 als recensiecijfer.

Lees ik zaterdag over een nieuwe film hier, “corazones de acero”, harten van staal, met Brad Pitt als blikvanger. (Voor wie denkt dat het harten van stoep is, een stoep is in het Spaans “acera”, niet “acero”). Het onderschrift bij de aankondiging is: “la guerra nunca acaba en silencio”, de oorlog eindigt nooit in stilte. Harten van staal , met daarbij een foto van Trudie’s favoriete acteur, kennelijk “de man van staal”, ik weet niet of ik die wel wil zien (niet dus). Geef mij maar Thei Dols, “de man van mergel”.

Hebben jullie ook zo’n hekel aan jonge gasten met een neusring in/aan hun neus? Ik weet het: nogal wat jeugd gaat door het leven met een tatoeage op zijn arm en/of been en ook zie ik het nodige opkruipen langs rug of borst of net nog een beetje boven een zwembroekje uitsteken. Mijn zegen hebben ze niet, al die tatoeages, en zullen ze ook niet krijgen. We zijn toch geen matrozen van enkele generaties terug, die naar de tropen zijn geweest! Een afwasbaar plakplaatje bij kinderen, dat kan nog net, maar verder hoeft het voor mij niet te gaan.
Dat geldt in nog veel grotere mate voor een piercing. Het komt van het Engelse woord pierce, doordringen, en ik prijs me gelukkig dat ik zo vlug geen Nederlands equivalent van het woord kan bedenken. Of de dames of heren ze nou in hun oor, wenkbrauw, lip, navel of geslacht steken, die piercings, ik vind het tien keer niks. En een ring door je neustussenschot, dat is echt het summum van afstotend. Tegen mijn zin zie ik hier geregeld jongens en meisjes met een dergelijk ding in hun neus voorbij komen. Of er niets aan het handje is! En ik neem aan dat het in Nederland niet veel beter is. Een geruïneerd neustussenschot door cocaïnegebruik is er niks bij! Maak mij dictator en ik verordonneer al op de eerste dag van mijn aantreden dat het hebben van een piercing in je neus alleen met carnaval is toegestaan, net als in een burka rondmarcheren.

Het is dezelfde zaterdag, als ik besluit dat Oraweee Sujanon haar tijd gehad heeft en er ruimte moet komen voor een opvolgster. In mijn vorige brief heb ik de DVD al aangekondigd die gemaakt is van een live optreden in 2002 van Sinéad O’Connor in Dublin met haar achtkoppige band. Ik heb de DVD, getiteld “Goodnight, thank you, you’ve been a lovely audience” intussen een paar keer afgekeken en – geluisterd en het optreden vind ik bijzonder goed. Van de orkestleden bevaltvooral de drummer mij bovenmatig. Sinéad O’Connor zelf staat er gekleurd op in haar ruime paarsgrijze broek en daarop een bont hemd met tekeningen. En wat zingt ze de sterren van de hemel! Hier zijn de dertien nummers van het optreden:
01.Molly Malone (overigens de enige versie)
02.Oro Se Do Bheatha ’Bhaile
03.The Singing Bird
04.My Lagan Love
05.I Am StretchedOn Your Grave
06.Nothing Compares 2 U
07.John I Love You
08.The Moorlough Shore
09.You Made Me The Thief Of YourHeart
10.Paddy’s Lament
11.Thank You For Hearing Me
12.Fire Of Babylon
13.The Last Day Of OurAcquaintance
De nummers 1-4, 8 en 10 staan ook op haar (in 2002 nieuwe) Cd “Sean-Nos Nua”. Bij nader inzien blijk ik trouwens de audioversie van het hele concert al te hebben, als Cd 2 van haar dubbelCd “She Who Dwells (In The Secret Place Of The Most High ShallAbide)” uit 2003.
Rest mij uiteraard om jullie toch ook de andere nummers van Sean-Nos Nua voor te schotelen. Hier zijn die andere zeven liedjes:
01.PeggyGordon
02.Her Mantle So Green
03.Lord Franklin
09.The Parting Glass
10.Baidin Fheilimi
12.Lord Baker (&Christy Moore)
13.Tell Me Ma
Een fan van Sinéad O’Connor is wat veel gezegd, maar ik heb wat met haar, met haar enorme stemuithalen. Mijn overduidelijke voorkeur uitspreken voor nou net dit of dat nummer doe ik deze keer niet. Op haar “Nothing Compares 2 U” (oorspronkelijk van Prince met Rosie Gaines) is uiteraard helemaal niets af te dingen. Maar – uitzondering op de regel - wat vinden jullie van bijv. “Paddy’s Lament”? Dat is er echt een om bij te zetten in mijn rijtje: favoriete teksten. Laat die Sinéad O’Connor maar schuiven!

Zo groot is Las Palmas nou ook weer niet, dus voor een wandeling van een uur kun je niet echt veel verschillende kanten op vanaf mijn huis. Op de “sábado tarde” besluit ik om boven langs weer eens naar Triana te lopen. Wat mij deze keer vooral opvalt, is het aantal kleine winkels dat op de zaterdag om een uur of 5, 6 dicht is. In mijn gedachte is de middenstand hier open tot 9 uur ’s avonds. Kennelijk niet op zaterdag, als diverse bedrijfjes het laten afweten.
Ik loop over de Tomás Miller, de Galicia Miltón, voorbij de Leopoldo Matos, over de Pio XII. Bij de kruising met de calle Fortuny zie ik zowaar, wel op afstand, Jorge in een taxi stappen; hij zwaait nog in het voorbijgaan naar me. Dan gaat het via de Emilio Ley langs parque Doramas naar de Tomás Morales. Een vast rustpunt, als ik deze route neem, is de plaza de la Constitución. Daar besluit ik dat ik niet direct doorloop naar San Telmo, maar eerst nog op jacht ga naar platen en Dvd’s. 33Revoluciones, tant pis dat-ie dicht is (rijmt), maar de Daily Price van Triana redt me: daar kan ik mijn collectie films voor een zeer zacht prijsje eenvoudig met een aantal aanvullen. Heb ik weer het een en ander om op mijn computer te bekijken, als ik het ’s avonds te koud vind om met een boek op mijn balkon te zitten.
Daarna daal ik letterlijk af naar het oude centrum van de stad. Het is druk in de winkelstraten, daar wel. De nering wordt vooral uitgebaat door ketens die je net zo goed vindt in Maastricht, in Amsterdam en op legio plekken in andere landen. Ik ben persoonlijk meer van de lokale winkels, zoals Maison Louis, (±) Durlinger en Mevri in de Grote Staat van Maastricht, maar geef toe dat ik een verloren strijd voer. Op een bank tegenover Iers café McCarthy in de calle Major de Triana kan ik niet anders dan mijn verlies grif toegeven. Die tijd is geweest, laat ik maar de bus terug naar Las Canteras nemen.

Op de zondagmorgen, als ik ga plassen, denk ik bij mezelf: die jonge Marokkaanse kapper van me heeft wel erg veel haar van mijn hoofd gehaald. Er is haast niks meer van over. Ik vraag me zelfs even af of ik niet door een mug gestoken ben boven op mijn kop, maar dat lijkt niet het geval.
Dat krijg je zo, als je op je kanis minder haar hebt zitten dan op je borst, en zoveel haren tel ik helemaal niet op mijn borst. Aan de andere kant, een fris kapsel is en blijft het. Als ik over een goede maand naar Maastricht kom, zie ik er van boven waarschijnlijk weer aardig gedekt uit. En anders moest ik dit jaar misschien maar eens carnaval gaan vieren met permanent een muts op. In het Spaans is dat een “gorro”, als ze van steviger formaat is, meer een honkbalpet, een “gorra”. Of is het omgekeerd? Die zoeken we op: volgens mijn woordenboek heb ik gelijk.
Terzijde, mijn gedoe met muggen is intussen een stuk minder. Voorwaar, ik heb een preventieve maatregel genomen: voordat ik ga slapen, doe ik het volle licht in de kamer aan en speur de witte muren een voor een af. De afgelopen dagen heb ik op die manier de nodige beesten naar de godverdommenis mogen helpen. Nog preventiever zou zijn, als ik mijn bed zou verplaatsen naar de zijkamer, maar dat is me te veel werk. Een enkele “picadura de mosquito” moet kunnen! (En omdat het de zwangere vrouwtjes zijn die steken, opteer ik voor: “picadura de mosquita”, met een a op het einde.)

Als ik maandagavond, gisteravond dus, over de boulevard loop, ben ik blij dat alles, nou ja, bijna alles weer bij het oude is. Allerlei opsmuk op de diverse terrassen is terug in zijn doos en de sparren, zelfs die van plastic, zijn opgeruimd (staat netjes).
Een foute uitzondering op de regel is de immense balkonverlichting van NH Hoteles Imperial Playa. Die brandt nog steeds met afwisselend rood, groen en blauw licht. Ik geef het personeel van het hotel nog een paar dagen, op zijn hoogst. Als de balkonlichten vrijdagavond nog af en aan flikkeren, ga ik mijn beklag doen bij de autoriteiten. (Wel mogen ze over een maand weer een weekje flikkeren in rood, geel en groen.)
Ik loop vervolgens de linkerkant op, naar het plein met kinderspeelplaats en basketbalvelden. Daar ligt de “biblioteca pública municipal Josephina de la Torre”, waar ik ‘s avonds wel eens de kranten ga zitten inkijken. Barcelona had de avond ervoor tegen Atletico Madrid gespeeld, maar ik was toen op mijn balkon zo verdiept in mijn tweede boek dat ik de wedstrijd gelaten heb voor wat hij is. Met terugwerkende kracht de uitslag lezen leek me wel gepast. Echter, echter… Het gebouwtje was gesloten, ondanks dat het volgens de “horario” tot half 9 open zou moeten zijn. Er zaten een kleine tien Palmezen op de trap bij de ingang, die met mij hoopten dat de mevrouw of meneer van het lokaal toch zouden verschijnen. Helaas gebeurde dat die avond tussen kwart voor 7 en 7 uur niet.
Wisten jullie dat direct voor het gebouwtje een grote ster in de tegels gegrift staat? Ze heeft acht punten, van de acht Canarische eilanden inclusief La Graziosa. In het midden heeft operazanger Alfredo Kraus (van het auditorium) in 1995 zijn handen laten vereeuwigen. Zo ontdek je steeds weer iets nieuws.

Hiervoor mogen jullie het deze keer doen, Ik sluit mijn brief 10.14 af met het besnuffelen van een brief van Eva, mede namens de familie, die net in mijn brievenbus is beland. Wat zien ik? Allereerst een fotogenieke prent van haar als boegbeeld voor de SDU-uitgeverij. Er zit een welgemeend bedankje bij voor mijn bijdrage aan hun nieuwe huis. Daarnaast zie ik een onmiskenbare tekening van Lux en verversingen van eerdere foto’s van ook Dalí. De grote brief met inhoud was eerder naar Las Palmas gestuurd, hier is hij als niet bezorgd teruggegaan en daarna heeft Eva vanuit Amsterdam een tweede poging gedaan, nu succesrijk. Wordt het tijd voor een extra prikbord hier?
Ik wens jullie een prettige voortzetting van je leven, allemaal, en doe er om het af te leren eens twee Eskimo kusjes bij. Mijn volgende brief kunnen jullie over waarschijnlijk zes dagen “uploaden”, op de 19de. Houzee, strand niet en tot ziens maar weer, hasta luego. Van een persoon die zeker geen “prins carneval” gaat worden de komende zondag, bien àvous, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Mijn eerste boek is er een dat ik cadeau gekregen heb van Anneke en Henk. Van John Burdett had ik al eens een boek gelezen, “The last six million seconds”, dat in Hong Long speelt rond de overgang van de stad van Engeland naar China. Ik geloof dat ik dat vele jaren geleden zelfs hier besproken heb. In het heden moet een heus Thai boek eraan geloven, “Bangkok Eight” uit 2003. Het verhaal speelt in de stad die in het Thai “Krung Thep” heet.
De ik-persoon is Sonchai Jitpleecheep, een Boeddhistische politieman in (vooral) het achtste district van de stad. Zijn beste collega Pichai overlijdt voor zijn ogen, als die de zwarte Amerikaan Bill Bradley uit een auto wil redden die vol zit met gedrogeerde cobra’s en een immense python. Sonchai zweert ter plekke dat de dader van de moorden zijn leven niet meer veilig is. Tijdens zijn speurtocht krijgt hij vooral hulp van FBI-mevrouw Kimberley Jones, die, maar dat terzijde, zich ook lichamelijk tot hem aangetrokken voelt. Bradley’s vriendin is een Kmer met de naam Fatima, een ware schoonheid van een vrouw (gemodelleerd door Bradley en dokter Surichai). In het kamp van de (min of meer) tegenstanders kan ik hier niet heen om Sonchai’s baas kolonel Vikorn en de oudere Amerikaan Sylvester Warren. De laatste is een bekende rijkaard die werkelijk een autoriteit isop het gebied van jade; hij heeft er hele wanden vol van. Warren. lijkt het, is daarnaast niet vies van wat ik hier maar zeer ongeoorloofde sekszal noemen. Enkele belangrijke bijfiguren in het boek zijn Sonchai’s moeder en prostituée Nong, de Russische zatlap Iamskov en Bradley’s broer Eli. Voor de Chinese inbreng, in Krung Thep van groot belang, verwijs ik naar de Chiu Chow.
Tussen de samenvatting en mijn oordeel geef ik jullie hier een vijftal Thai-woorden. Wat is de vertaling van arhat, farang, ganja, wai en yaa-bah? Enig idee? Daar gaan we: niet corrupt, buitenlander, marihuana, begroetend knikken en methamfetamine. En in standaard Thai ben ik khun Paul, don Pablo.
Naar mijn mening is “Bangkok Eight” van John Burdett best een aardig boek. Zoals Anneke me eerder beloofde, krijg ik een heleboel sfeertekening van Bangkok voorgeschoteld, met het nodige boeddhisme, dat iets heel anders is dan ons soort godsdiensten of nihilisme. Echter, heel spannend vind ik het boek niet, het is meer onderhoudend dan dat ik op het puntje van mijn stoel ga zitten bij het lezen van de ruim 400 bladzijden. Dus is mijn recensiecijfer voor “Bangkok Eight” van John Burdett niet hoger dan een 7. Er is intussen een vervolg op het boek verschenen, “Bangkok Tattoo”, maar dat laat ik dus nog even voor wat het is.

Mijn tweede boek van de week is de allerlaatste, bij mijn weten, van Robert Harris: “An officerand a spy” uit 2013. Ik heb al zijn eerdere detectiveboeken intussen uit. Wat ga ik van dit boek vinden, dat in 2014 in Nederland tot thriller van het jaar gekroond werd? Het verhaal speelt bijna alleen in Parijs, tussen 1894 en 1899. Robert Harris kreeg het idee om een boek over de Dreyfus-affaire teschrijven tijdens een lunch met Roman Polanski in 2012 (vanwege het verschijnen van film “The Ghost”?). Ik neem aan dat Polanskyook dit boek nog eens gaat verfilmen.
De ik-persoon van het boek is Georges Picquart. Hij is hoofd van de Statistical Section van het ministerie van oorlog, zeg maar van een klein clubje dat zich met stiekeme spionage bezig houdt. Zijn baan heeft hij mede te danken aan zijn loyaliteit bij de degradatie en veroordeling van Alfred Dreyfus in 1895. Op zijn afdeling is iedereen zijns inziens al te gehoorzaam aan de bazen. Dan ontdekt Picquart dat het ontmaskeren van Dreyfus een blunder van jewelste is. In zijn plaats had ene “graaf” Walsin Esterhazy terecht moeten staan. De mensen van zijn afdeling, o.a. zijn adjunct Joseph Henry, blijven echter bij hun ingenomen standpunt. Ze blijven daarbij vooral trouw aan hun grote bazen du Paty, Mercier, Boisdeffre, Billot en Pellieux. Dreyfus wordt veroordeeld tot opsluiting op een eiland van niks, Duivelseiland, op 7000 km van Parijs. De protserige Esterhazy blijft heel lang de onschuldige “benefactor”. En wat gebeurt er met de arme Georges Picquart? Die belandt zelf in het cachot. Om hem heen verzamelen zich wel allerlei bekendheden, onder wie de broers Clemenceau en Emile Zola. Ook nemen enkele eersteklas advocaten zoals Leblois en Lazori het voor hem en Dreyfus op. Krijgt Georges uiteindelijk zijn gelijk en komt Dreyfus vrij of gaat de legertop met zijn schimmige spelletje de overwinning behalen?
Weten jullie wat een “bordereau” is? Dat is een memo op zijn Frans, een overzichtje. En een “petit bleu”is een (stads-)telegram.Het valt me echt op hoe vaak in het boek een taxi (met paard) genomen wordt. Een andere bijzonderheid betreft de rangen in het leger. Misschien zit ik ernaast, maar het lijkt wel of zo ongeveer iedereen in het boek majoor, kolonel of generaal is.Voor wie in liefde geïnteresseerd is, Picquart’s vriendin, getrouwd en wel met een ander, heet Pauline.
Dan is hier mijn mening over het boek. Deze keer ben ik het volmondig eens met de thrillerredactie van Vrij Nederland die het tot boek van het jaar is gekozen. Of laat ik eens Reader’s Digest citeren: The story is a gift to any novelist fascinated by the murkier aspect of politics – and Robert Harris takes full advantage, serving up a perfect read for those who like their literary thrills to come with some immaculately researched history”. Wie het kan hebben, zou het eigenlijk in het Frans moeten lezen, maar zelfs in de Nederlandse vertaling moet het prachtig zijn, neem ik aan. Engelsman Robert Harris krijgt van mij voor zijn “An officerand a spy” een volle 9 als recensiecijfer. (Alleen Onze Lieve Heer is goed voor een 10, anders zou ik hem die geven.) Met veel belangstelling kijk ik uit naar zijn volgende boek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten