vrijdag 10 april 2015

Weblogbrief 10.27, 10 april 2015

Weblogbrief 10.27, 10 april 2015

¡Qué te diviertas con mi carta!dioses menores, veel plezier met mijn brief, mindere goden. Ik ben intussen al weer aardig op weg in mijn laatste maand Las Palmas van deze winter. Het bevalt me hier in de tijd dat Nederland en de Euregio in regen, wind en kou gehuld zijn, nog steeds; Lluis mag weer op me rekenen voor het komend jaar. Wel ga ik Trudie vragen om iets vaker en langer naar hier af te reizen, nu ze binnenkort niet meer full time hoeft te werken (maar dat voorlopig nog wel 0.3 fte blijft doen). Hier is hij dan, mijn brief 27 van deze winter, die zelfs hier als “frio” bestempeld is. Over echte hittegolven kan ik over de afgelopen weken niet met jullie hebben. Aan de andere kant, het is hier wel iedere dag boven de 20 graden (’s avonds een paar graden minder) en vanaf afgelopen maandag 25 en meer. Ik zit zonder te kermen in korte broek op mijn balkon.

Mijn brieven aan jullie, ook deze, hebben iets van een dagboek. Iedere dag probeer ik iets te bedenken dat jullie met enig plezier willen lezen. Om moeizame correspondentie met lezers te vermijden laat ik eventuele akeligheid tegenwoordig steevast achterwege. Zelfs mijn “Klein leed” stukjes hebben een vrolijk tintje.
Afgelopen vrijdagmiddag kon ik jullie verrassen met een voortijdig verstuurde brief, omdat ik tot de uitgenodigden behoorde om bij Juli (spreek uit: DJULI, want hij is Catalaan) thuis te mogen “almorzar”, lunchen, N.B. om 3 uur ‘s middags. Er zijn mensen die op Goede Vrijdag dan ter kerke gaan. Met wie zat ik daar aan tafel? Naast Juli, die, toen ik met Lorena arriveerde, nog in de potten en pannen aan het roeren was, waren Carlos en Angela van de partij. Carlos heb ik hier wel eens in een brief genoemd. Hij is oorspronkelijk uit Burgos en is de partner van de Franse Rafaela (die verplichtingen elders had). Sinds kort obert hij bij Ana’s café op plaza Farray, maar hij is op zoek naar een baan als “cocinero”, kok.Carlos kwam met een uitdrukking voor mijn brief die ik hier graag doorgeef: “El pez que se muerde de la cola”, de vis die zich in zijn staart bijt. Is dat een cirkelredenering: zich in zijn staart bijten? Helemaal wijs ben ik er niet uit geworden.
Angela is een Italiaanse dertiger uit Cagliari (Sardinië), een biologe met een doctorstitel op zak, die hier voor een paar maanden op bezoek is als researcher en in de woning van Noé bivakkeert. Haar specialiteit is een (schermbloemige) plant genaamd “cañaheja”, in het Latijn ferula, die in de botanische tuin present is. Daarbij heeft ze altijd een zwak gehad voor Spaans. Die taal spreekt ze bijna net zo goed als Italiaans, maar ook haar Engels, heb ik mogen constateren, mag er zijn. Ze keek verrast van haar bord op, toen ik de naam Fabricio De Andre liet vallen (volgens haar is het overigens niet ee maar è op het einde). Desgevraagd noemde ze mij twee andere muzikanten uit Italië, met dezelfde goesting (Belgisch) als De Andre, naar wie ik dan toch ook eens moest luisteren: Francesco Guccini en (voornaam onduidelijk) De Gregori. Daar ga ik van de zomer nog een keerachteraan.
De wijn en het bier vloeiden vooraf al rijkelijk, terwijl diverse soorten kaas, ook mijn oude Amsterdamse en rommedoe, plus stukjes bloedworst op tafel stond. Bioloog Juli, intussen 49 jaar, blijkt niet zo maar te werken bij de botanische tuin, maar blijkt er sinds bijna een jaar ook de directeur van te zijn. Hij is de kennelijke baas van een kleine 50 vaste medewerkers plus nog eens zo’n 25 tijdelijke krachten. Een hele verantwoording is dat, vindt hij zelf ook, en ik heb het ter plekke met hem en de andere drie aanwezigen zelfs over het Peter Principle mogen hebben. Zit hij met zijn topfunctie niet een stapje te hoog, waardoor hij aan zijn betaalde hobby, biologie, haast niet meer toekomt?Tegenwoordig zit hij vaker met hele en halve politici te vergaderen dan dat hij met bijv. Angela door zijn hortus struint.
Dan nu terug naar de maaltijd. Als voorgerecht hadden we een koude roodroze soep en daarna kwam een grote pan op tafel met rijst, artisjokken, andere groente en vooral pulpo inktvis en stukjes varkensrib, in een lichtbruine saus. Desgewenst mocht er ook nog zelf klaargemaakte alioli bij. De mannen, ook ik, hebben twee keer opgeschept en lekker… Als toetje was er karamelpudding (flan) met aardbeien en slagroom. Met een maaltijd zoals mij bij Juli wordt voorgezet, kom ik de middag wel door. Er werd eerst uitgebreid nagetafeld en vervolgens mochten we voor de koffie naar El Rincón De Velasquez. Om half 9 was ik weer op mijn honk, moe en voldaan heet dat geloof ik.

Mary Gauthier, een van mijn favoriete Country-dames, heeft weer eens een cd uitgebracht en wie ben ik om hem dan niet aan jullie te presenteren. Ze heet “Trouble and Love” en ik zag hem de afgelopen zomer bij de nieuwste aanwinsten van Centre Ceramique liggen en wie ben ik dan om hem niet mee te zjoepen. Hier zijn de acht nummers:
01.When a womangoescold
02.False fromtrue
03.Trouble andlove
04.Oh soul
05.Worthy
06.Walking eachotherhome
07.How youlearnto live alone
08.Another train
Sommige liedjes moest ik echt een aantal keren horen, voordat ze mijn goedkeuring konden wegdragen. Aan de andere kant waren er ook weer een paar die ik alleen maar regelrecht de hemel in kan prijzen: “When a woman goes cold”, “Trouble and love” en vooruit, ook “How you learn to live alone”. Het is enigszins kommer en kwel, deze nieuwe plaat van Mary Gauthier; ze wordt er met de jaren niet vrolijker op. Gelukkig heb ik ergens ook nog een los nummer van haar liggen, “Ledge”, dat echt van een ouderwetse gezelligheid is. Dat doe ik er bij om de sfeer op niveau te brengen.

In het verleden heb ik jullie wel eens onderhouden over interessante opschriften op truien en T-shirts hier. (Een trui is in het Spaans een “jersey”, een hemd een “camisa”, een T-shirt een “camiseta”. Als het met opdruk is, heet zo’n T-shirt een “camiseta estampada”.) Mijn makke is dat ik wel aanhoudend polo’s en dergelijke voorbij zie komen zonder “inscripción”, met het logo van een muziekconcert (zoals “Armin Van Buuren”), ook wel met een Engelstalig opschrift, maar iets leuks ontdekken in het Spaans wordt steeds zeldzamer. Ook hier is met name de jeugd duidelijk aan het veramerikaniseren. De tijd dat ik stevig geproportioneerde meisjes zag lopen met het opschrift “guardar tu bici aquí” is voorbij. Tegenwoordig is het behelpen, als het om Spaanse opschriften gaat.
Bij gebrek aan beter heb ik er deze keer eentje in het Engels. Ik zat zaterdagavond op mijn bank bij Ferreras de mensen uit te kijken, toen een afgetrainde man voorbij kwam, type: drie keer per week naar de sportschool, die “MUSIC IS MY RELIGION” op zijn “suéter” had staan. Een iPod kon ik niet aan hem ontdekken en iets van een pater had hij ook niet, maar hij was wel overduidelijk Spaans, ik denk zelfs Canarisch. Op een paar meter afstand van mijn zitplaats hielden twee meisjes hem aan en begonnen een praatje met veel lachjes en gegiechel. Helaas, mijn Spaans kan daar niet aan tippen… Blijft de vraag of ook voor mij muziek iets van religie heeft. Ik ben absoluut niet van het Gregoriaans, maar bij sommige muziek, bijv. van Mary Gauthier, zie boven, krijg ik iets dromerigs over me, eerlijk waar.
Er gebeurde ter plekke nog iets dat de moeite van het hier noemen waard is, eigenlijk al voordat ik op mijn bank was gaan zitten. Kennelijk had de een of andere buitenlander, een Rus denk ik, een van zijn vrienden aan het water een behoorlijke klap verkocht. Die lag nou min of meer op apegapen in het zand, terwijl de dader dood gemoederdbij mij langs liep op weg naar een café aan de Ferreras. De (strand-)politie was al door verscheidene omstanders gebeld en in een mum van tijd waren er zes, even later acht agenten ter plekke met auto’s en al. Ik keek eens voorzichtig in de richting van het slachtoffer aan de “playa” en gelukkig ontfermde een tweetal politiemensen zich over hem. Men wachtte overduidelijk op versterking uit het medische circuit, dat er even later per ambulance met sirene aan kwam. De rest van het pak agenten was in de weer om de onverlaat, die het op zijn geweten had, eerst te fouilleren, toen te ondervragen en daarna af te voeren. Wat er in het begin precies was voorgevallen, is mij ontgaan, maar het vervolg kreeg aandacht genoeg. Toen ik het genoeg begon te vinden, waren er een kleine honderd omstanders. Waarvan acte!

Zondag, eerste Paasdag in Nederland, was hier een dag om te vergeten. Het waaide als de pieten en ik heb vooral op mijn balkon gezeten. ’s Ochtends laat ben ik wel gaan internetten, o.a. om Arno en Susanne te feliciteren me hun 38ste verjaardag. Mijn lunch daarna bestond uit een mandje hardgekookte eieren met groene pepers, mayonaise en mosterd. Ik at er brood bij en een salade van uien, paprika en tomaat. Zo komt Jan Splinter door de winter, ook tijdens het hoogfeest van Pasen.
’s Avonds maakte ik eerst mijn ronde en daarna was het tijd voor een film: “Pat Garrett and Billy the Kid” van Sam Peckinpah, uit 1973. De muziek van de film komt van niemand minder dan Bob Dylan (die als Alias ook een onduidelijke bijrol in de film speelt als maatje van Billy the Kid). Vraag: welk bekend nummer van Bob Dylan is uit deze film? Ik ga het zo verklappen.Voor wie een hint wil, het is niet van Guns ‘n’ Roses. Het verhaal speelt in 1881, als sheriff Pat Garrett (James Coburn) ene Billy Bonney, the Kid, (Kris Kristofferson) oppakt, die allerlei (hals-)misdaden op zijn conto heeft staan. Ze kennen elkaar van eerder en Pat kan Billy alleen maar uitleggen dat hij misschien beter naar Mexico had kunnen verhuizen. Dezelfde Billy ontsnapt vervolgens uit de gevangenis met achterlating van twee doden en dan wordt de jacht op hem opnieuw geopend. Daarbij vallen - hoe kan het anders bij Sam Peckinpah - de ene dode na de andere. In de bijrollen zie ik allerlei bekende figuren uit Westernfilm opduiken. Overigens zien zowel Pat Garrett alsBilly the Kid het wilde westen steeds meer verworden tot een wereld waarin enkele landeigenaren die de dienst uitmaken. Dat weerhoudt de twee hoofdrolspelers er niet van om, na nog eens van de damesliefde geproefd te hebben, elkaar op te zoeken voor een finaal treffen.
Niet alles van Sam Peckinpah vind ik even goed – bijv. “Straw dogs” die ik onlangs weer eens zag, viel me tegen - maar deze film mag er warempel zijn. Hij heeft iets spannends, maar geeft ook een prima inkijk in het primitieve leven op het platteland van New Mexico destijds. Een aanrader, nog steeds! Ik neem hem mee terug naar Maastricht voor wie hem eens van me wil lenen.

En uiteraard is de muziek van Bob Dylan zo goed dat ik hem hier nog eens als cd wil presenteren. Terzijde, het verbaast me dat Kris Kristofferson in de film geen enkel liedje voor zijn rekening neemt; hij kan echt goed zingen. Het nummer waar ik jullie naar vroeg, is uiteraard Billy 4, waarvan ik jullie aan het begin van deze winter al een latere versie van Gretchen Peters & Tom Rush voorschotelde. Maar vooruit, vanwege de Goede Week en de Paasdagen reken ik (Billy die bezig is) “Knockin’ on heaven’s door” van Guns ‘n’ Roses ook goed. Hier zijn de tien nummers van “Pat Garrett and Billy the Kid”:
01.Main title theme (Billy)
02.Cantina theme
03.Billy 1
04.Bunkhouse theme
05.River theme
06.Turkey chase
07.Knockin’ on heaven’s door
08.Final theme
09.Billy 4
10.Billy 7
Zelden is me zo’n mooie soundtrack overkomen. Het verbaast me dat Bob Dylan daarna nooit meer filmmuziek geschreven heeft. Denk daarbij aan andere popsterren zoals Mark Knopfler, de mensen van Pink Floyd en daarbuiten bijv. Mikis Theodorakis. Misschien kan de Nobelprijswinnaar literatuur in de dop op zijn oude dag nog eens een tweede poging wagen?

Gaan we naar de maandag, hier gewoon een werkdag. ’s Ochtends vroeg, om half 9, worden de kinderen in het blauwgrijs gewoon weer op school verwacht. Daarna gaan sommige moeders bij Carlos beneden het leven recente doornemen onder het genot van een “cortado”, koffie met een beetje melk, en een sigaretje.
In de avond constateerik dat de zomer hier een nieuwe start heeft gemaakt. Het waait niet meer en het is een komen en gaan op Las Canteras. Ik liep weer eens in de richting van mijn bibliotheekje voor de bladen. In het weekblad “Diez minutos” werd voor de zoveelste keer uitgelegd dat koningin Máxima de aardigste en mooiste koningin van Europa is. Hoe die “Guillermo” haar heeft kunnen inpalmen, zal wel altijd een raadsel blijven. Zowel Barcelona als Real en Atletico hadden in het weekend gewonnen, Real zelfs met 9-1, dus aan de stand van de eredivisie is niks veranderd. Op de terugweg deed ik plaza Farray nog aan, maar mijn nieuwe boek trok en dus zat om 9 uur weer op mijn balkonnetje, pardon loggia.

De dinsdag begon met een domper. Cecilia zou om half 10 komen om mijn flat weer eens een beurt te geven, de dweil en het duizenddingendoekje weer eens te laten wapperen. Dat betekent wel dat ik op tijd moet opstaan, op tijd moet douchen en op tijd gereed moet zitten voor haar komst. Het gaat niet zo ver dat ik vooraf met de WC-eend door het huis loop, maar bijv. de afwas is aan de kant. Vanaf kwart over 9 dinsdagmorgen zat ik braafjes met mijn mok en boek te wachten tot ze zou aanbellen.
Cecilia is een vrouw van de klok; ze verschijnt altijd keurig op tijd of heel even eerder. Echter, voor het eerst in alle tijd dat ze bij mij komt “pótse”, kwam ze niet opdagen. Ik heb verscheidene nummers van mijn vorige werkster, haar moeder Etel, die tot vorig jaar kwam, maar Cecilia’s mobiel heb ik helaas nog niet. Vergeten te vragen; dat moet ik toch eens rechtzetten. Ik geef haar wel altijd letterlijk op een briefje, wanneer ik haar weer verwacht. Dus was het afwachten geblazen of ze later die dag nog zou komen opdagen, maar “nada”, geen Cecilia.Later begreep ik uit een telefoontje van Noé dat Cecilia een goede reden had om te verzuimen, maar ze mij evenmin kon bellen of sms’en. Ze heeft intussen voorgesteld om vrijdagmorgen te komen, wat ik uiteraard in dank heb aanvaard. Dus voordat ik dan, vanmiddag dus, weer eens naar de universiteit afreis, o.a. om deze weblogbrief te posten, krijgt mijn flat alsnog haar poetsbeurt. Hoe “klein leed” in “klein gerief” kan verkeren.

In mijn derde boek van deze week – dat krijg je ervan, als je een zee van tijd hebt – zie ik het woord “tamales” staan, meervoud van “tamal”. Het woord Tamil kende ik al, maar “tamal” of “tamale”? Het is een Spaans/Mexicaans gerecht, maar welk? Dat zoeken we op, zou ik bij “Twee voor twaalf” van Vara’s Joop Koopmans destijds geroepen hebben. Een “tamal” is letterlijk een pak, een bundel, maar het is daarmee ook een dichtgevouwen bananen- of maïsblad met een hartige vulling. Blijft natuurlijk staan wat die vulling dan weer inhoudt. Daarvoor ben ik toch weer aangewezen op het internet of een kookboek. Vooruit, ik kan het ook eens om me heen vragen, aan Juli bijv., als ik weer eens bij El Rincón de Velasquez plaatneem.
Ik was dinsdagavond bij een tweedehands boekwinkeltje in de buurt van Playa Chica, waar buiten vóór de deur tegen de muur een stapel boeken lag, maar bijna allemaal Spaanse. De man van de zaak kwam mij vragen of ik soms naar iets speciaals op zoek was. Ik zei: “Engelse, Spaanse zijn mij te moeilijk”. Kreeg ik als antwoord dat hij binnen een heel rek Engelse boeken had. Omdat ik haast had, op weg was naar een winkel, eindigde ik het gesprek voortijdig met “een andere keer”, “otra vez”.Thuis dacht ik later: is het wel “otra vez”? Volgens mij is “otra vez” “nog een keer” en niet “een andere keer”. Ik het nazoeken: “eenandere keer” is “en otro momento”, eventueel “otrodía”.
Laatste in deze serie Spaanse woordjes: wat is een inlegzooltje in het Spaans? Een zool is een “planta”en daar leg je in je schoen dan een “plantilla” op. Zo kan die wel weer…

Dinsdagavond zat ik weer eens in het internetcafé bij mij in de straat. Trudie had me een uur eerder nog gemaild, maar lag nu, 10 uur Nederlandse tijd, in bed. De reden was dat ze op de woensdag om 4 uur op moest staan, als deelnemer samen met Marij aan een uitje van de Maastrichtse universiteit naar Thessaloniki. Op beloken Pasen komen ze weer terug. Voor wie het niet of maar een beetje weet: Thessaloniki is een grote stad in Noord-Griekenland, aan de oostkant bij de Aegeïsche zee. Of er veel te beleven is, bijv. Oudgriekse kunst, ik heb geen idee. Op mijn atlas ligt het ietsje korter bij Sofia dan bij Athene. Het zal me benieuwen of Trudie en Marij het wat vinden. In ieder geval helpen ze aldus een beetje mee om de Griekse economie er weer bovenop te krijgen.
In oktober is er nog weer zo’n uitstapje door de personeelsvereniging van de U.M. gepland, dan naar Polen ergens, een grote stad in de buurt van Auswitsch (Is het Krakow?). Dan mag ondergetekende mee. Weer eens wat anders.

Vorige jaren heb ik jullie wel eens verveeld met verhalen over duiven. Die teelden toen nog wierig in de Luis Morote. De lokale overheid moet er een keer, toen ik in Maastricht zat, korte metten mee hebben gemaakt, want sinds vorige winter domineren de duiven het beeld niet meer. Sterker nog, in het begin waren ze weer een bezienswaardigheid.
Als ik op woensdagmorgen naar het stukje platte dak vooraan bij Dócil kijk, zie ik eindelijk weer een koppel zitten. Het is paartijd! Het mannetje, de doffer,draait eerst de nodige keren om zijn eigen as, dan is het uitgebreid zoenen met zijn vrouw om haar tenslotte van achteren te bestijgen. De daad zelf is een kwestie van niet meer dan luttele seconden. Daarna kiezen de gelieven samen het luchtruim.>BR> Laatste wapenfeitje van de woensdag: ik zat op mijn bank bij calle Ferreras, in het bijna ondergaande zonnetje van het leven te genieten. Carlos kwam voorbij, de man die ik bij mijn vrijdagmaaltijd bij Juli al getroffen had, zie daar. Hij voegde mij toe dat ik er in het zonnetje bij zat “comouna serpiente”, als een slang, “como una lagartija”, als een hagedisje. Wist ik wel dat zijn Rafaela vrijdag haar verjaardag vierde, in restaurant Allende in de Joaquín Costa? Daarvoor was ik “bij dezen” uitgenodigd. Ik denk dan tevens: heb ik weer een leuk onderwerp voor mijn volgende brief.

Ik open op de donderochtend nog maar eens een nieuwe cd op mijn verbatim extra harde schijf (letterlijk betekent verbatim: woordelijk, woord voor woord). Mijn nieuwe “snoepje van de week” is iets uit Iran – ik houd het vaag. Hoe ik aan de cd kom, weet ik niet meer, ik geloof dat hij van onze buschauffeur kwam, toen ik een jaartje of vijf terug in een gezelschap van Koning Aap een rondreis door Iran maakte, overigens met een prima Nederlands sprekende Iraanse gids. Het land is echt een aanrader voor toeristen die eens iets anders dan de Costa Brava of het Gardameer willen als vakantiebestemming. Voor mij is de stad Isfahan sindsdien een van de mooiste ter wereld (met bijv. het Syrische Aleppo, voordat het compleet kapot gebombardeerd werd).
Op mijn cd, die ik maar “Iran allerlei” gedoopt heb, staan veertien nummers: minstens vier van ene Ali Lohrasbi, drie van ene DJ Mehdi Moghaddam, eentje van Salar Aghili, eentje van Bahman en nog vijf nummers waarvan de artiest mij vooralsnog ontgaat. Wie echt belangstelling heeft, moet de cd maar eens bij mij in Maastricht komen beluisteren. Hij is anders, maar ook best mooi.

De donderdag heeft altijd iets gehad van “het weekend komt eraan”. Ik weet het: van donderdagochtend tot aan vrijdagavond is nog anderhalve dag te gaan, maar toch, dan zit je wel over de helft van de werkweek. In mijn Epidemiologietijd op de U.M. was het dan altijd vergaderen tot een uur of 12. Later, in mijn dagen bij Huisartsgeneeskunde, had ik steevast de wekelijkse vergaderingen van de Medisch Ethische Commissie op woensdagmiddag, met mijn voorbereiding ’s ochtends, en daarna begon ook daar het aftellen een beetje. Ik kon dan alvast eens in de Observant kijken of er nog iets moois voor me in de aanbieding was op de vrijdagmiddag laat, bijv. een interessante in- en exauguratie, voordat ik bij café de Poort mocht gaan innemen.
Hier in LPA vond ik bij een bank links op de boulevard op donderavond een weggegooid kraslot van “El 7 de la suerte”. Je had er tot 3000 euro mee kunnen winnen, als je maar genoeg “suerte”, geluk had gehad. Iemand had de diverse cijfers eerder open gekrabd, maar bot gevangen. Zijn nummer – kon ik zien - bleek 13286 te zijn en daar kon je kennelijk geen potten mee breken. Zelfs ontbrak de ONCELIO die nog 1.5 euro zou opgeleverd hebben.
Hier is mijn voorzichtige vraag: moeten we daar niet eens paal en perk aan stellen, aan dat gekraslot, trouwens de hele loterijbranche en casinoflauwekul? Het wordt gebracht als een onschuldig spel, een casino als een avondje uit, maar ik ken mensen, en dat zijn meestal niet de rijkste, die er hun halve salaris aan vergokken. Voor mij mag de overheid de hele handel in afschaffen. En als we iets voor de blinden willen doen of als zeg eens wat de derde wereld een boost verdient, zijn er wel eerlijkere hulplijnen te bedenken.
Om 7 uur zat ik in mijn “biblioteca municipal Josefina de la Torre” met Canarias 7 voor me. Het hoofdonderwerp van de dag was uiteraard de overwinning van basketbalclub HerbaLife Gran Canariaop Unics Kazán uit Rusland: 78-76. Omdat “we” de eerste wedstrijd ook al gewonnen hebben, komt nu de finale van de Eurocopa 2015 eraan. Op donderdag 23 april is de eindstrijd tegen Khimbi de Moscú. Mooi vond ik een foto in de krant met het spandoek: “los sueños pueden hacerse realidad”, de dromen kunnen werkelijkheid worden, “juntos sumamos”, samen staan we sterk (?), “piopio”.
Dezelfde krant meldde ook dat “el centrodeportivo”, sporcentrum“la Cicer” al meer dan 10.000 inschrijvingen, abonnementen binnen had. Dat had ik niet gedacht, getuige een vorige brief.
Op de terugweg langs de Paseo de las Canteras zaten zo waar Noé en Carlos samen op het terras van een nering vlak voor Playa Chica. Daar was het druk, want het bier, een “caña”, colaatje pils zou Tonnie van Piet zeggen, was er te krijgen voor de luttele prijs van 40 eurocent(en een “jarra”voor de somma van 1,10). Carlos op zoek naar werk wist een zaak te noemen, waar het nog goedkoper was. Dat is nog eens van een andere orde dan de prijs bij de Poort of op het Vrijthof. (Maar die is nog niks bij bijv. die van Parijs en Stockholm).
Noé vertelde me ter plekke in vuur over een documentaire die ik MOEST zien, over achtergrondkoortjes bij bekende artiesten zoals Ray Charles en Joe Cocker destijds en Leonard Cohen nog steeds. De film heet: “20 feet from stardom”, heeft al een grote prijs (Oscar?) in de wacht gesleept en op YouTube zou hij eenvoudig te bekijken zijn. Kent iemand van jullie hem misschien al?

Eens moest het er van komen. Dat gebeurt nu eindelijk, op de vrijdagochtend van 10 april 2015. Hoe heten de verschillende provincies van Spanje, even los van “Las Baleares”en “Las Canarias”? Aan de noordkant gaan we van links naar rechts: “Galicia”, “Asturias”, “Cantabria”, “Pais Vasco” (Baskenland), “Navarra” (met het kleine “La Rioja” daar vlak onder), “Aragon” en aan de Middellandse zee “Cataluña”. Daaronder zitten, alweer van links naar rechts, “Castillo y Leon”, “Extremadura”, “Castillo La Mancha” (met erboven apart “Madrid”) en “Valenciana”. Daar weer onder, in het zuiden, zijn er nog het grote “Andalucia” met rechts ervan “Murcia”.

En met deze opbeurende aardrijkskunde eindig ik mijn brief 27 aan jullie. Al in november denk ik ieder jaar: als ik de dertig maar haal deze winter, maar ik heb vanaf nu goede hoop. Jullie kunnen naar mijn volgende schrijven uitzien op of vanaf 16 april, a.s. donderdag. En daarna is het nog ruim twee weken tot ik terugkom naar Nederland. Eva, JW, Lux en Dalí gaan morgen verhuizen naar hun nieuwe eengezinswoning in Amsterdam-Zuid. Het huis is nog niet 100% in orde, maar in Eva’s woorden: goed genoeg. “We hebben er zin in”, noteer ik uit haar e-mail. ¡Suerte! ook voor JW, ietsje dichter bij zijn werk, Dalí op haar nieuwe creche en Lux op haar nieuwe Montessorischool “De Wielewaal”. Het zal wel even wennen zijn voor de dametjes om weer nieuwe maatjes te vinden. Zondag komen Trudie en Marij terug uit Thessaloniki, waarover ik in mijn volgende brief ook zeker een blaadje zal open doen.
Daarin ga ik uiteraard ook berichten over wat me vanavond al boven het hoofd hangt, als Rafaela haar verjaardag viert. “Fêter son anniversaire”, heet dat in haar moedertaal. Hoe zing je in het Frans: “Er is er een jarig, hoera, hoera, dat kun we wel zien, dat is zij”? (Damaris, jij moet dat weten.) Vanaf half 8 ben ik welkom bij Velasquez voor een aperitiefje, voordat restaurant Allende het gelag overneemt.
Aansporingen voor jullie laat ik deze keer maar eens achterwege. Nou, eentje dan: maak je niet dun, dik is de mode. Ik wens hetjullie, tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Jullie zouden het misschien niet voor mogelijk houden, maar tussen mijn favoriete thrillerschrijvers zitten ook ouwetjes. Een daarvan is Elisabeth MacKintosh, beter bekend onder haar schuilnamen Gordon Daviot en vooral Josephine Tey. Hier is mijn zoveelste van Tey dat de toets der kritiek moeiteloos kan doorstaan, verklap ik nu al. Het heet “The Franchise affair” en is uit 1948. Het speelt op het platteland in Engeland.
Daar doet advocaat Robert Blair op zijn gemak zijn zaakjes. Dan krijgt hij van doen met de beschuldigingen van tiener Betty Kane dat zij een maand lang gekidnapt en ook afgerammeld zou zijn door Marion Sharpe en haar moeder. De politie komt erbij, zelfs Scotland Yard in de persoon van inspecteur Grant.Het komt tot een rechtszaak op het einde. Daarvóór wordt meer bekend over het stiefgezin Wynn waarin Betty opgroeit en over hoe haar zomervakantie verlopen is. Volgens een krant is ze zwaar misbruikt in villa The Franchise. Is ze daar echt tegen haar zin op een zolderkamertje opgesloten en is er iets anders aan de hand? Robert Blair, zijn neef Nevil, zijn vriend en collega Kevin Macdermott en detective Alec Ramsden zijn behulpzaam en niet te vergeten het duo Bill en Stanley van de plaatselijke garage. Misschien dat het bidden van Aunt Lin ook bijdraagt aan een juiste afloop van de zaak.
Ik kan het niet helpen: dit is alweer een boek van Josephine Tey, na bijv. “The daughter of time”, “Brad Farrer” en “The man in the queue“ dat ik zeer de moeite waard vind. Het leest als een trein en geeft een inkijkje in het eerdere Engelse plattelandsleven zoals je dat maar weinig tegenkomt. Dus gaat Josephine Tey ( Elisabeth MacKintosh) alweer met een mooi recensiecijfer aan de haal, deze keer een 8+. Ik rust niet voordat ik al haar boeken gelezen heb. Ik mis nog “A shilling for candles”, “Miss Pym disposes”, “To love and be wise” en “The singing sands”. Als iemand er een voor me kan bemachtigen, graag gedaan. Ik ga zelf over een maand ook weer eens op tweedehands boekensites kijken.

Mijn tweede boek is er een van Peter Lovesey. Ik weet dat ik eerder boeken van hem gelezen heb, maar welke? Misschien “The false inspector Dew”? Deze keer is “Om the edge” uit 1989 aan de beurt, dat overigens speelt in 1946, in metropool Londen vlak na de Tweede Wereldoorlog.
We maken al op blz. 1 kennis met Rose Bell. Ze is getrouwd met een ex-militair, Barry, die nu als overheidsambtenaar een magere boterham verdient. Hun liefde is volkomen verwaterd en ze wil eigenlijk wel van hem af. Daarbij komt dat hij graag vreemd gaat en ook nog een andere vrouw met kind heeft die hij wil ondersteunen. Rosekomt een oud-collega uit de oorlog tegen, Antonia Ashton, die een paar maanden eerder getrouwd is met een schatrijke Tsjech. Hij heet Hector en is verkoper van een nieuw soort ijskast en dito stofzuiger. Hector’s eerste vrouw is net verdronken en nu woont hij met Antonia in een dure villa. Antonia op haar beurt heeft wel al weer een andere vriend erbij, chemicus Victor. Hij gaat binnenkort naar de V.S. (Princeton) verhuizen, Antonia wil met hem mee, maar een lucratieve echtscheiding zit er bij Hector niet in. Rose en Antonia besluiten om zich van hun mannen te ontdoen, waarbij vooral Antonia alle initiatief neemt. Zij is het die Barry onder een metrotrein duwt, waarna Rose een levensverzekeringspolis krijgt uitgekeerd. Dan is volgens Antonia Hector aan de beurt om de geest te geven of is het ingewikkelder en moet Rose overlijden, waarna Antonia haar identiteit kan aannemen en met Vic naar Amerika afreizen? Na ruim 200 bladzijden houdt het verhaal vrij abrupt op, laat ik daarmee mijn samenvatting beëindigen.
Voor schrijver Peter Lovesey is Antonia iemand die aanhoudend koosnaampjes gebruikt, met name voor Rose. Ik noem hier het min of meer gewone: “darling”, “my love”, “sweetie”, “chérie”, maar wat vinden jullie van ook “dear heart”, “my flower”, “kitten” en “ducky”? Los daarvan staat het hele boek bol van de mooie, grappige Engelse woorden, zinnen en uitdrukkingen. Weten jullie wat een “fusspot” is, een “doodlebug”, een “plotter”, “een “Black Maria”, een “snifter”?
En dan ben ik toe aan mijn beoordeling. Ik vind “On the edge” veel meer een boek om te lachen dan dat ik van spanning op het puntje van mijn stoel zit. Ik kan me prima vinden in de recensent van “Publishers Weekly: “the story dodges from one unguessable outcome to the next”. Dan is het maar geen thriller, denk ik tevreden, en kom niettemin uit op een rapportcijfer van 8+. Heeft Peter Lovesey dit boek echt pas in 1989 geschreven?

Ietsje later in de tijd dan het vorige situeer ik boek 3, van Mary Willis Walker. Het boek uit 1995 heet in het Nederlands “De onheilsprofeet”, maar oorspronkelijk “The beetle’s cellar”. Het speelt in Texas, in de buurt van Austin.
Texas is bekend als de staat van met Waco drama begin jaren 90. Dit boek is er ook een over een sekte die in afwachting is van de ondergang van de wereld. De bazen ervan heten profeet Samuel Mordecay (Donnie Ray Grimes) en zijn helpers Martin en de kale James. Zij ontvoeren de buschauffeur en elf kinderen van een schoolbus en stoppen ze ondergronds in een andere bus tot de dag van de Apocalyps. De betreffende buschauffeur is de nu 51-jarige Walter Demming, ex-Vietnamganger die voor een teruggetrokken leven gekozen heeft, behalve dan aandacht voor zijn vrienden Jake en Theodora. Ik ga de elf kinderen hier niet een voor een opsommen, maar wel nog het verhaal dat Walter Demming hun in de bus in stukjes vertelt, over kalkoengier Jacksonville en gordeldier Lopez, die Doctor Mortimer moeten bevrijden uit de handen van de Barbecuevorken. Bovengronds bij de bevrijding is vooral de 43-jarige Molly Cates actief, journaliste van het maandblad Lone Star Monthly die eerder een stuk over sektes in Texas geschreven heeft. Zij is de voormalige echtgenote van politieman Grady Traynor, met wie ze wel weer geregeld het bed deelt. Grady staat de FBI bij in een poging om de kinderen en de buschauffeur te bevrijden. Het verhaal begint op dag 46 van de 50 voor de Armageddon en wat gebeurt er veel in een paar dagen tijd. Een speciale rol in mijn samenvatting hier zie ik nog voor hond Connor met zijn PTSS. Als dat maar goed afloopt…
“De onheilsprofeet” is, zoals Vrij Nederland ook aangeeft, een bijna verstikkend spannende thriller. Mary Willis Walker maakt er echt een doorleesboek, 300 dichtbedrukte bladzijden, dat ik in enkel dagen soldaat heb gemaakt. Prima de luxe is het, met een volle 8 als bijbehorend recensiecijfer. Ik moet eens wat meer van Mary Willis Walker gaan lezen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten