woensdag 29 april 2015

Weblogbrief 10.30, 29 april 2015

Weblogbrief 10.30, 29 april 2015

“¡Muy compas y parientes mios!”, hooggeachte vrienden en bloedverwanten, hier is mijn laatste brief van deze winter, op de valreep. Valreep, in mijn gedachte is dat letterlijk de loopplank om op een boot te komen, maar de Spanjolen gebruiken voor “op de valreep” een andere uitdrukking: met één voet in de stijgbeugel, “con un pie en el estribo”. Die stijgbeugel zet me a.s. zondagavond in een ijzeren vogel die me via de oosterburen terug in de Lage Landen brengt. Hier is dit mijn zwanenzang, “canto de cisne”.

Na mijn vorige bezoek afgelopen woensdag aan de mini-afdeling van Lluis in het enigszins onderkomen oude medische faculteitsgebouw nam ik zoals gebruikelijk “guagua doze”, bus 12, terug naar mijn noordelijke deel van de stad. Ik liet me helemaal doorrijden tot aan het parkje/speeltuintje bij het luchtkasteel voor een aangenaam verpozen op een van de banken bij het café daar. Daar hoorde ik een Spaans woord dat ik nog niet kende: “momo”. Ik heb het later thuis opgezocht: een “momo” is een grimas. “Hacer momos” is gekke bekken trekken. Een moeder gebruikte het tegen haar kleuter, nadat ze die van zijn speen (“chupete”) beroofd had.
Om even voor half 8 liep ik naar het terras van “Lolita Pluma” op Santa Catalina om met veel anderen naar de terugwedstrijd van de Madrileense derby Real-Atletico te kijken. De heenwedstrijd bij Atletico was in een bloedeloze 0-0 geëindigd. Wat kennelijk alleen mij opviel op het terras, was dat het beeld van de grote TV niet helemaal goed stond: het was te smal en te breed. (Ton, heb ik dat niet eens bij jou thuis ook mogen constateren?) Ondanks dat was de wedstrijd prima te volgen op het grote scherm. In de rust ging ik naar de WC en werd daar met een andere bijzonderheid opgescheept: er was geen aparte heren WC, wel een dames WC en een heren/dames WC. De laatste had een stenen pot en geen urinoir, “mingitorio”; hij voldeed wel prima aan allerlei vereisten.
Real moest het zonder de geblesseerde Bale, Benzema, Marcelo en Modric stellen, een hele omzetting. Het werd alweer een partij van niks, helaas. Met name Atletico deed nauwelijks moeite om er een wedstrijd van te maken, beperkte zich tot stug verdedigen. Ik vond het alweer typisch een wedstrijd voor een Frits van Turenhoutuitslag: nul nul. Gelukkig voor Real, verreweg de betere ploeg, werd het vlak voor tijd toch 1-0 voor de “koninklijke” door een goal van de Mexicaan Chicharito, op aangeven van Cristiano Ronaldo. Even later zat ik weer thuis op mijn balkon met mijn boek.

In 1973 brachten de Rolling Stones een LP uit, “Metamorphosis”, met daarop het nummer: “If you let me”. Dat vind ik nou echt een mooi nummer; het had door John Lennon geschreven kunnen zijn, maar het is natuurlijk Mick Jagger die het draagt.
Mick Jagger, voor wie hem niet kent (hoewel, dat is bijna onmogelijk), is de zanger en het boegbeeld van de Rolling Stones. Naast zijn koprol bij de Stones, zijn duetten (o.a. met David Bowie, Bette Midler, Tina Turner en Dave Stewart) en in 2011 op een aparte plaat van Superheavy, heeft de man ook een aantal soloplaten gemaakt. Hier zijn ze:
(1985) She’s the boss
(1987) Primitive cool
(1993) Wandering spirit
(2001) Goddess in the doorway
Van die vier vind ik “Wandering spirit” veruit de mooiste, maar in deze, mijn laatste brief breek ik een lans voor “Goddess in the doorway”, ook mooi. Mick Jagger is intussen de zeventig gepasseerd en hij moet, net als bijv. Bob Dylan, maar eens ophouden met optreden. Tegelijkertijd, wat schrijft hij mooie muziek, vooral zijn teksten zijn super-de-luxe! Luister eens naar de twaalf liedjes op de CD en probeer net als ik zijn teksten eens te volgen:
01.Visions of paradise
02.Joy
03.Dancing in the starlight
04.God gave me everything
05.Hide away
06.Don’t call me up
07.Goddess in the doorway
08.Lucky day
09.Everybody getting high
10.Gun
11.Too far gone
12.Brand new set of rules
Natuurlijk, een liedje is pas in orde, als ook de melodie je aanspreekt. En dus ben ik op deze CD vooral weg van “Joy”, “Don’t call me up”, “Lucky day” en “Brand new set of rules”. Aan de andere kant, diverse andere nummers hebben, vind ik, toch ook wel wat.

Afgelopen donderdagavond bracht mijn wandeling me eerst in de buurt van plaza Farray, waar ik in parque Pino Apolinario op een bank heb zitten lezen en nar de spelende kinderen kijken. Zouden er ouders in het parkje zijn die dan denken dat ik dan misschien een pedofiel ben? Daarna was mijn bibliotheekje bij Las Canteras aan de beurt. De vier halve finalisten van de Europacup, pardon Championsleague zijn Barcelona, Real Madrid, Bayern München en Juventus.
In de bibliotheek zat een meisje (een volbloed negerse) die op haar witte T-shirt in zwarte letters had staan: “Blah, Blah, Blah…”. Wat voor taal zou dat zijn, Spaans? Met het opschrift op haar truitje kon ze nog vele kanten op. Toen ze even later opstond van haar krantje, las ik dat eronder nog “No excuse” gedrukt stond. Het waren dus Engelse Blah’s.
Ik liep deze keer terug over de Guanarteme, een van de hoofdstraten in de buurt. Ik heb hier als een verteld dat de firma Carglass (Carglass repareert…) ook hier in Las Palmas actief is, getuige hun vestiging schuin tegenover hotel Astoria. (In dat hotel logeerde ik, toen ik meer dan 15 jaar terug voor het eerst mijn vakantie in Las Palmas doorbracht.) Ernaast op de volgende hoek is nu een bedrijf gevestigd met de naam Ralarsa. Die is gespecialiseerd in precies dezelfde reparatie als Carglass: als je een barstje in je autoruit hebt, kun je daar ook terecht. Wie had het over een graantje meepikken?

Eigenlijk al meer een maand terug begon ik aan een boek dat enigszins buiten de alledaagse orde ligt. Eerder had ik Jeroen Smit’s verslag gelezen over de opkomst, topjaren en daarna ondergang van ABN-AMRO. Toen ik via Eva en Jan Willem eenzelfde boek over Ahold in handen kreeg, moest het natuurlijk mee naar Las Palmas. “Het drama Ahold” heet het boek officieel, het is van 2004, dus nog van vóór het ABN-AMRO debacle. Inhoudelijk is het verhaal is hetzelfde, “ijdelheid en hebzucht aan de top” (ondertitel van het boek) waarover ik in sommige delen echt met rooie oogjes gelezen heb. (Is dat nog wel goed Nederlands?) Daar gaan we…
In 1887 richtte ene Albert Heijn een kruideniersbedrijfje op. We zitten 73 jaar later, in 1960, als twee kleinkinderen (van zoon Jan), te weten Ab, 33 jaar, en Gerrit Jan, 29 jaar, zich ervoor interesseren. De drie belangrijke grootgrutters zijn dan, naast de vele kleine kruideniers, het katholieke de Gruyter, Simon de Wit en Albert Heijn. Dan komt het idee van supermarkten in zwang. De Gruyter blijft bij zijn bestaande formule van eigen producten, Albert Heijn gaat er vol tegenaan en in 1966 is het voor het eerst marktleider met 9% (de Gruyter 8%), in 1970 is dat al 13%. Simon de Wit wordt in 1972 opgekocht en het jaar erop komt Etos (van Philips) erbij.
In hetzelfde jaar, 1973, wordt Ahold opgericht, N.B. in de tijd van het kabinet den Uyl, de macht van consumentenorganisaties en vakbonden. In 1983 is het marktaandeel 19%. Men streeft naar een hoge omzet, ook al is de winstmarge laag. Ab Heijn gaat het buitenland doen, terwijl Gert Jan voorzitter is van de Raad van Bestuur. In 1986 komt Cees van der Hoeven het bedrijf versterken, als financiële man (co). Het jaar erop, als het bedrijf Albert Heijn honderd jaar bestaat, wordt Gerrit Jan vermoord door Ferdi E. Ahold is intussen druk bezig met zijn uitbreiding naar het buitenland, met name de V.S., Frankrijk en Portugal. In 1989 werken er 30.000 mensen (was in 1962 1000). Jan Andreae gaat Albert Heijn doen, Michiel Meurs, een vriend van Cees van der Hoeven, wordt de financiële man (cfo), terwijl Cees zelf de voorzitter van de Raad van Bestuur (ceo) wordt. Hij krijgt in Hans Gobes een spin dokter waar hij veel plezier aan beleeft. De familie Heijn verlaat in 1993 het bedrijf.
Het overnemen van bedrijven in het buitenland in de V.S., Spanje, Portugal, Azië, Brazilië gaat onverminderd door. Henny de Ruiter is inmiddels voorzitter van de Raad van Commissarissen. Jan Andreae gaat naar de Raad van Bestuur en Ronald van Solt wordt de nieuwe baas van Albert Heijn. We zitten in 1997, als Ab Heijn op het openbaar verklaart dat de klantgerichtheid nu helemaal zoek is. Ongeveer te zelfder tijd is de omzet wel gestegen naar 36 miljard met een winst van 630 miljoen. De uitbreidingen in de V.S. en Zuid-Amerika gaan door. Overigens komt de winst van Ahold nu voor 90% uit de V.S. Spindokter Hans Gobes maakt van boekhouder Cees van der Hoeven een “visionaire retailer”.
Een nieuwe grote slag is de overname van US Foodservice met Miller aan het hoofd en de inlijving van ICA in Scandinavië. Ahold is nu, na Wal-Mart en Carrefour, de derde grote supermarktgigant. Ahold is goed voor een omzet van ruim 50 miljard. Daarna gaat het nog een beperkt aantal jaren goed, de bomen groeien naar de hemel en vervolgens – je kon erop wachten – gaat het in 2003 helemaal mis. Er ontstaat een toenemend verschil van mening over de Amerikaanse cijfers. Er zijn side-letters uitgegeven over het eigenaarschap van bedrijven in Zuid-Amerika en Scandinavië, waar de juridische afdeling van Ahold en de externe accountants niet van op de hoogte zijn. En dan is er ineens een fraude van in totaal een miljard. Meurs kan vertrekken, van der Hoeven stapt eveneens op, even later ook de Ruiter. Ab Heijn, 76 jaar en op en top een man voor de klant, laat in het NOS-journaal weten dat hij zich verneukt voelt. Even later laat hij de Telegraaf optekenen dat van der Hoeven de erfenis van zijn grootouders heeft verkwanseld. Er komt mede door het Ahold-drama een oproep aan de bazen om bonussen in te leveren. Terwijl (o.a.) Bob Tobin en Jan Andreae laten weten dat ze een deel van de bonussen over 2000 en 2001, op basis van opgeklopte cijfers, zullen terugbetalen, houden Cees van der Hoeven en Michiel Meurs vast aan hun verworven miljoenenrijkdom.
Joeroen Smit eindigt de epiloog van “Het drama Ahold” zo treffend dat ik hem ook hiervoor aan het woord laat, nu letterlijk. “Ahold vloog uit de bocht en crashte. En dat is niet alleen de schuld van de voormalige leiding van het bedrijf. Al die analisten, bankiers, beleggers en journalisten die juichend langs de zijlijn stonden, hebben een steentje bijgedragen aan dit echec. Met zijn allen verklaarden ze het gelijk van de financiële markten heilig. Juist dat in de jaren negentig zo snel gegroeide enthousiasme voor de beurs stimuleerde het bedrijf om na het vertrek van de Heijnen de leiding van het bedrijf steeds meer in handen van slimme financiers te geven. Mensen die die niet voor Albert Heijn gingen werken, maar voor het beursgenoteerde Ahold. Mensen die zich helemaal geen kruidenier voelden, maar slimme dealmakers. Juist omdat ze zo weinig met de kwaliteit van het product en het primaire proces hebben, streven deze managers vooral kwantitatief meetbare doelen na. Ze willen de grootste worden. Bedrijven kunnen daarom beter geleid worden door mensen met passie voor het vak en de klant. Want die willen voor alles het beste worden. En weten dat ze, als ze daar lang hard aan werken, misschien wel een keer de grootste zullen worden.”
Daar is geen woord Frans bij. Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen. Je begint een kruidenierswinkel, je breidt uit, er komen meer van dezelfde winkels, het wordt een keten, je maakt het nog bonter tot in Verweggistan toe, met allerlei managers om de tent te runnen, je wordt beursgenoteerd, de bomen groeien tot in de hemel en dan ineens komt er haast vanzelf het moment dat de ballon barst.

And now for something completely different. Het Spaanse werkwoord “picotear” staat niet alleen voor kletsen, maar ook voor kleine hapjes eten. Een “picoteo” is een zaak waar je die kunt krijgen; je ziet het woord hier geregeld op de gevel van cafés staan. (Een “tapeo” is nagenoeg hetzelfde, met het bijbehorende werkwoord “tapear”.) En hoe heet iemand die die hapjes eet; is dat een “picotero” of “picotera”? Nee, als mijn Spaans-Nederlands woordenboek het goed heeft, is dat enkel een kletskous, een kwebbelaar.

Op het einde van de vrijdagmiddag vond ik het tijd om nog eens, voor de laatste keer deze winter, naar het buurthuis voor bejaarden, sorry senioren, te gaan, waar dan altijd dansen is. Zoals ik al vermoedde, zou het volgende week niet doorgaan. Dan is het 1 mei, de dag van de arbeid, een vrije dag in zo ongeveer alle landen behalve Nederland. Ik liep ernaartoe via de “mercado de puerto” langs het gebouwtje van het “centro de ciudadan@”.
Het centrum is ook een bibliotheekje. Opvallend vind ik de naamgeving. Hoe komt men er in vredesnaam bij, net als in Nederland, om allerlei woorden te benoemen, alsof ze alleen op mannen betrekking hebben, terwijl er ook dames in het spel zijn? “Hermanos” is hier niet alleen broers, maar ook broers en zussen, en bij amigos worden jullie verondersteld ook aan mijn diverse vriendinnen te denken. Het toppunt vind ik misschien wel het stopwoordje “hombre”, man, dat zelfs dames zonder gêne tegen elkaar gebruiken. In de schrijftaal kun je het euvel enigszins oplossen door op het einde niet –os te schrijven, maar -@s, dat veel neutraler is, zullen jullie mij moeten toegeven. Het “centro de ciudadan@” is het centrum voor de burger van beiderlei kunne.
Even later kwam ik bij het gebouw van mijn dansende leeftijdgenoten aan. Ik werd verwelkomd met de vrolijke klanken van de “Lambada”, een Braziliaanse dans waar in Maastricht Beppie Kraft nog eens aandacht voor gevraagd heeft. Hier werd het nummer instrumentaal gebracht door ene Sergio, op een veredeld keyboard, terwijl zijn Toñi van de “grupo musical Sergio y Toñi” alleen maar wat hoefde mee te deinen voor haar microfoon. Even later was ze zelf wel 100% aan de beurt met een Spaanse versie van “Sway” (Quien sera, no lo se), een nummer dat ik van Ben E. King, Dean Martin, Julie London, Michael Bublé en de mij onbekende Peter Cincotti heb. Nogal wat dansers en toehoorders doen hier bij bekende liedjes hun best om een beetje mee te zingen. Ik zou me eigenlijk best eens een Cd’tje willen aanschaffen van allerlei bekende Spaanstalige liedjes die ik intussen wel ken, maar meezingen ho maar. Eerder heb ik er eens eentje van mijn Spaanse lerares Natalia gekregen, maar dat is alweer meer dan vijf jaar geleden. Daar hebben Trudie een ik nog op meegedeind. Ik zal Noé of een van zijn “compañer@s” er eens om vragen.
Het was best warm in de dansruimte, hoewel de diverse deuren wagenwijd openstonden. Nogal wat dames, zelfs op de dansvloer, hadden hun waaier gereed om zichzelf koelte toe te wuiven. Zo’n ding heet in het Spaans een “abanico”, met de klemtoon op de i (zoals in “rico”, lekker, rijk) en niet op de tweede a (zoals in pánico, paniek). In het Algemeen Beschaafd Maastrichts heet zo’n voorwerp “’ne wejjer”. Hollenders onder jullie: weten jullie dat “’ne wejjer” ook een vlieger is, “una cometa” in het Spaans?
Om ongeveer 7 uur hield ik het weer voor gezien en heb ik nog anderhalf uur zitten lezen bij mijn “castillo de la luz”. Ik zou daar best eens naar binnen willen om een en ander te bekijken, nu het voor het publiek geopend is, maar dat gaat helaas niet zo maar. Je moet je minstens twee dagen van tevoren aanmelden op de site www.visitasalcastillodelaluz@auditorioteatrolaspalmasgc.es, anders kom je er niet in. Als dat niet een mondvol is! Ik zie het er deze winter niet meer van komen.
Daarna begaf ik me maar weer eens naar Las Canteras, waar ik bepaald niet de enige was. Vrijdagavond, zeker als het mooi weer is, is het echt een plek om elkaar tegen te komen. Vervolgens moest ik zo nodig mijn e-mail weer eens bijwerken. Lluis had de aankondiging van mijn praatje woensdagmiddag maar weer aan zo ongeveer de hele universiteit rondgestuurd; per e-mail is dat een druk op een knop. Ik mag blij zijn, als er 25 mensen komen, inclusief een aantal studenten aan wie Jorge, mijn moderator die middag, het verteld heeft. En toen was het alweer over 10 uur, tijd voor een nieuwe ruk in mijn boek plus enkele “refrescos” (frisdrank) en “avellanas tostadas” (geroosterde hazelnoten) op mijn balkon. Om half 12 vond ik het tijd om te gaan “bouze”.

Op de zaterdag heb ik overdag vooral zitten lezen en heb ik aan mijn presentatie van a.s. woensdag zitten sleutelen (de puntjes op de I zetten). Op het einde van de middag deed ik eerst allerlei troep, “basura”, in de daarvoor bestemde bakken en daarna was ik toe aan een lange wandeling.
Ik ging op de Paseo de las Canteras naar links en trof onderweg naar wat ik maar het basketbalveld zal noemen, een oudlerares van de Spaanse school die daarnaast alles van yoga wist. Zij moet het doen met maar kleine tieten en was dat misschien de reden dat ze op haar shirt iets aan de achterkant en niet voorop had staan? Hoe dan ook, mijn Spaanse emblemen is uitgebreid met het zinnetje: LA VIDA ES CHULA! Blijft natuurlijk de vraag waar dat chula precies voor staat. Ik had het haar kunnen voorleggen, maar dan had ik een tweede gesprek moeten beginnen. Volgens mijn woordenboek kan “chulo” echt van alles zijn: ijdel, elegant, mooi, brutaal. Vooralsnog houd ik het op de eerste betekenis: “het leven is een pijp kaneel” of in de woorden van een ex-collega van mij bij Epidemiologie, Carla Frederiks: “alles is ijdelheid”.
Vanaf het basketbalveld liep ik nu eens niet terug naar de Guanarteme, maar door naar Meso y López. Ik liep ik over het middenpad naar El Corte Inglés en kwam, op het stuk ten westen van de plaza de España, een zebrapad tegen met daarop de grote letters: “MIRE AMBOS LADOS”, kijk allebei de kanten op. Ik vind dat maar raar, omdat het om een straat met eenrichtingverkeer ging. Op een bank bij de Bijenkorf van Spanje heb ik wel een uur de mensen uitgekeken. Even ervoor had ik bij De Spar van een broodaanbieding gebruik gemaakt: drie “matalauva” kadetjes (met anijs) voor de somma van 70 eurocent en die heb ik intussen met smaak opgegeten. (Ik herinner me dat ik iets dergelijks ook eens aan Las Canteras heb gedaan en er jullie toen nog over heb verteld).
Om half 10, toen El Corte Inglés zijn poorten sloot, sjokte ik terug naar de Luis Morote. Daar heb ik nog anderhalf uur zitten lezen voordat ik mijn bed opzocht.

Zondagochtend om kwart over 7 schrok ik wakker van een schoonmaakwagen (“Vuelve a latir”) van de gemeente die een paar keer met alle luidheid door mijn straat trok. Daarbij wordt tevens op sterkte zoveel water weggesproeid dat ik eerlijk mijn twijfel heb over de onderliggende milieubedoeling ervan. Eenmaal wakker kreeg ik ook weer een stukje mee van de vroege zondagochtend herrie van het half ondergrondse café El Escudo tegenover me. Over de muziek binnen mag ik niet klagen, ik kan hem trouwens nauwelijks horen. Echter, op de bank, die zo ongeveer vóór mijn deur staat, zat een aantal gasten met een sigaretje en dat gebeurt om die tijd en met dat soort mensen niet in alle stilte. De zatlappen en speedgebruikers kletsen je dan de oren van je kop. Ik ging maar eens plassen en was daarna toch weer snel vertrokken. Voor acht, negen uur slapen ’s nachts ga ik tegenwoordig niet uit de weg.
(En voor de goede orde: ook op de afgelopen werkdagen erna ben ik ook uit mijn bed gebonkt. Toen vonden de “dreklui” (zitten er ook mensen tussen die van de rechter een taakstraf hebben gekregen?) van de “limpianza viaria” het nodig om opnieuw in alle vroegte in mijn stukje straat met de waterspuit overactief te zijn, met de nodige herrie en keet (zodat de mensen met een taakstraf op tijd op hun werk konden zijn?). Op een gegeven moment sta je dan maar op. Je moet hier in mijn straat tegenwoordig met de kippen op stok gaan, als je ieder etmaal je complete nachtrust wilt pakken, verzuchtte hij nors. Of je moet, zoals veel andere mensen in mijn stukje straat, het balkon opgeven, aan de straatkant dubbele ramen laten aanbrengen en aan de achterkant gaan slapen. Ondanks aandringen van Lluis om ook mijn flat aan te passen houd ik echter graag vast aan mijn balkon.)

Wie Mick Jagger naar voren schuift, komt er met goed fatsoen niet onder uit om ook Lennon-McCartney aan bod te laten komen. John Lennon, mijn favoriete Beatle, is al weet ik hoe lang dood, dus is nu Paul McCartney aan de beurt. Zijn laatste CD bij mijn weten heet “New” en is uit 2013. Ik heb uit minder betrouwbare bron gehoord dat hij er zijn zoveelste alimentatie mee gaat betalen. Hier zijn de dertien nummers:
01.Save us
02.Alligator
03.On my way to work
04.Queenie eye
05.Early days
06.New
07.Appreciate
08.Everybody out there
09.Hosanna
10.I can bet
11.Looking at her
12.Road
13.Scared
Een nieuwe plaat maken, met klinkende muziek en vol met speciale effecten, dat is iets dat je aan Paul McCartney wel kunt overlaten, zelfs als hij het in opdracht van Starbucks moet doen. Het is (alweer) een hip album geworden, over de hele breedte, de man waardig. Voor wie uitschieters wil, na ampel overwegen kies ik voor “On my way to work”, “Easy days”, “New” en “Looking for her”. En vooruit, ik doe er “Appreciate” nog bij, vanwege het aparte slot ervan. Echter, wat blij ben ik tegelijkertijd om ook weer eens een ongekunsteld nummer van Paul McCartney te horen: Unlisted track “Scared”, met alleen zang en piano.

Mijn praatje vanmiddag gaat over placebo-effecten. Weten jullie wat dat zijn? Er wordt beweerd, ook onder dokters, dat de omstandigheden rond een therapie en de dokter-patiëntrelatie een grote rol zouden spelen bij het oplossen van het probleem waar de zieke vanaf wil komen. Dat zou het duidelijkste het geval als het om iets symptomatisch gaat met subjectieve klachten. Als er, los van het feit of de specifieke behandeling effectief is, veel werk aan de patiënt wordt verricht (bijv. injecties worden gegeven of geopereerd wordt) en de dokter heel aardig voor de patiënt is, wordt hij of zij eerder beter, is het verhaal. Ik ga daar in mijn lezing dwars tegen in, op basis van de beste literatuur die ik heb kunnen opduikelen. Volgens mij stelt het hele idee van placebo effecten weinig of niks voorstelt, is het een van de diverse flauwekulverhalen die de ronde doen.
Wie mijn verhaal wil aanhoren en ook nog een beetje begrijpen, moet wel wat Engels spreken. Mijn “charla” zal niet in het Spaans zijn en ook niet in het Huilands of ABM. Hij is vanmiddag om half 2 in het nieuwe faculteitsgebouw, in de “sala de grados”, waar ook veel medische promoties plaatsvinden. Jorge leidt me in en speelt ook de moderator. Zo ongeveer iedereen heeft van Lluis een e-mail gekregen, maar ik zal al heel blij zijn als er zeg 20 mensen present zullen zijn. Omdat Jorge enige reclame voor mijn praatje bij de medische studenten heeft gemaakt, zullen er daarvan ook wel een aantal komen. Echter, drukte verwacht ik absoluut niet. Misschien moet dat ook niet en mogen alleen mensen komen die iets van mij willen opsteken of vanuit hun idee mij na afloop voor smeerlap willen uitmaken.

Op dinsdagavond, gisteravond dus, vroeg ik mij weer eens af of museumpje La Regenta nog iets te bieden had. Wat bleek? In het kunstcentrum was net een tentoonstelling begonnen die gewijd was aan het nogal jonge werk van Eli Cortiñas. Het is een 39-jarige dame uit de stad hier. Ik moet Noé en zijn “peña”, als ik ze overmorgen nog eens zie, eens vragen of ze haar kennen. Wie weet, heeft ze wel haar stekje op plaza Farray.
In het gebouw worden drie soorten kunst van haar getoond: objecten, collages en videofilmpjes. Groot zijn de meeste objecten niet, wel curieus. De collages hebben m.i. meer in hun mars. Ik was vooral gecharmeerd van de collage die bij de liftdeur beneden hing: 50 à 100 tekeningetjes en fotootjes van letterlijk van alles vlak bij elkaar op een muur. De meeste aandacht schonk ik aan de audiovisuele werken, filmpjes dus, twee beneden en drie boven. Ze deden mij denken aan de kunstfilms van Goddard en dergelijke vroeger en - hoe komt ze eraan – sterren als Gena Rowlands en Geraldine Chaplin speelden erin mee. Aardig!
Is Eli Cortiñas een feministe? Ik vond haar werk best leuk om eens een blik op te werpen, maar overhouden deed het voor mij niet. Dinsdagavond stond ik na drie kwartier weer buiten bij La Regenta.
Daarna begaf me naar El Corte Inglés om wat nieuw saldo op mijn Spaanse telefoon te laten zetten. Daarna was een van de zitbanken buiten mijn zetel om in mijn tweede boek van de week verder te lezen. Dat boek moest wel nog uit, voordat ik mijn brief zou versturen. Zoals jullie beneden kunnen zien, is me dat gelukt.

En toen was het op! Dit is de laatste alinea van mijn laatste brief, nummertje 10.30, uit Las Palmas. Over een dag of vier stap ik monter in mijn Condor vliegmachine hier om er pas in Düsseldorf weer uit te komen, 3000 km verder. Daar staat Trudie zondagavond laat gereed om mij naar mijn geboortestad Maastricht te vervoeren. Ik hoop oprecht jullie het komende half jaar in Zuid-Limburg en de Randstad weer uitgebreid tegen te komen. Mijn Quetelet Index is 32 bij een lengte van 1.77 meter, dus nog steeds een puntje of vijf te hoog. Mijn dubbele kin is nog steeds dubbel en mijn schele bril is nog steeds niet ingeruild voor enkele blitse kunstlenzen. Jullie moeten het er maar voor doen, zelfs Lux & Dalí. Tot in het echt, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Wie dikke boeken leest, kan er per week niet al te veel van een recensie voorzien. Dinsdag een week terug begon ik aan het nieuwste van CJ Sansom: “Mist over Londen” uit 2013, bijna 600 bladzijden, zeker als ik een aanvullend hoofdstuk over de Britse politie meetel, en zondag had ik het uit. Ik las het als e-boek; in het Engels heet het “Dominions” en is het uit 2012. Over de schrijver heb ik op basis van zijn vorige boeken alleen maar goede dingen te melden. Zijn “Winter in Madrid” uit 2007 is uit de kunst en hetzelfde kan gezegd worden van zijn serie boeken die in de tijd van Henry VIII spelen, met advocaat Matthew Shardlake in een glansrol. Wat zal dit boek brengen?
Dit boek vertrekt vanuit een geschiedenis waarbij het Britse koninkrijk en Duitsland in 1939 in oorlog met elkaar zijn en in 1940 vrede sluiten. Winston Churchill speelt tot 2012 geen rol van betekenis. Duitsland wordt met de zegen van de Britten de baas in Europa en Brittannië mag zijn overzeese gebiedsdelen houden. Wel blijft Duitsland in permanente oorlog met Rusland, ook nog in 1952, het jaar dat dit vooral Londense verhaal speelt.
Hoofdpersoon is overheidsambtenaar David Fitzgerald, half joods (maar wie weet dat?) en getrouwd met Sarah. Hun zoontje Charlie is twee jaar eerder aan een ongeluk in huis overleden. Vanwege de op handen zijnde deportatie van joden in Engeland, het overdreven nationalisme en het volkomen ontbreken van enige democratie gaat hij spioneren voor het verzet, net als eerder al zijn studievriend Geofff Drax, nu ook overheidsambtenaar. In opdracht van ene Harold Jackson en een vrouw genaamd Natalia kopieert hij stiekem allerlei documenten op zijn ministerie van overzees gebiedsdelen (dominions). De sleutel tot de geheime stukken krijgt hij slinks in handen door het nummer af te kijken van een medewerkster, Carol Bennett, die gek op hem is.
Dan komt een andere voormalige studievriend van hem uit Oxford in beeld, Frank Muncaster. Die werkt als natuurkundige, maar zit nu opgesloten in een psychiatrische inrichting, nadat hij zijn broer, nu werkzaam in de VS, uit het raam heeft gegooid. Een hoge SS-er uit Duitsland, Gunther Hoth en een Engelse man van de geheime dienst, William Syme, willen Frank Muncaster graag aan de tand voelen over atoomgeheimen die zijn broer hem zou hebben verteld in een dronken bui. Frank ontsnapt uit de inrichting met hulp van het verzetsgroepje en daarbij speelt een Schotse verpleegkundige, Ben Hall, ook een belangrijke rol. Het verhaal eindigt aan de zuidkust van Engeland bij Brighton, ongeveer op het moment dat bekend wordt dat Adolf Hitler is overleden en Goebbels en Himmler om zijn opvolging strijden.
In een korte biografie van CJ Sansom lees ik dat hij het boek voltooid heeft, terwijl hij zwaar ziek was, lijdend aan beenmergkanker. Daarvan is tijdens het lezen van het epos weinig te merken. Londen zit wel dik in de mist, als ik me op mijn balkon begin af te vragen of ik al kan bedenken of de goeien wel aan het langste eind gaan trekken. “Mist over Londen” vind ik – hoe kan het anders - een mooi en spannend boek, waaraan ik graag een hoog recensiecijfer wil toekennen. Af en toe wordt me het verhaal ietsje te langdradig, maar als ik dan doorlees, kom ik er weer even snel in. Een volle 8 als recensiecijfer vind ik op zijn plaats.

Mijn tweede boek, het laatste dat ik voor jullie heb, is er een van de Zweedse schrijver Åke Edwardsson. Het heet “De laatste winter” (“Der sista vintern”) en is uit 2008. Het is er een van mijn e-book en het speelt in het Göteborg rond de kerst- en nieuwjaarsdagen en ook een beetje aan de Costa del Sol (Nueva Andalucía, een Zweeds toevluchtsoord daar).
Erik Winter is bijna 50 en hoofdinspecteur van de regiorecherche. Zijn rechterhand heet Bertil Ringmar en er lopen nog veel meer politiemensen door het beeld, o.a. Fredrik Halders, Aneta Djanali en de jonge Gerda Hoffner. Binnen vrij korte tijd blijken twee dames vermoord te zijn: Madeleine Holst en Gloria Carlix. Aanvankelijk worden met name hun respectievelijke bedgenoten uitgebreid aan de tand gevoeld: Martin Barkner en Erik Lentner, maar hen echt beschuldigen van de moorden zit er niet in. Dan blijkt dat alle ouders van de slachtoffers en potentiële daders een tweede huis hadden in de Costa del Sol, vlakbij elkaar, N.B. in het dorpje bij Marbella waar ook Erik Winter vaak kwam. Er schijnt toen lang geleden iets gebeurd te zijn, waarna de vriendschappen tussen de ouders voorbij waren. Hamvraag: wat was er destijds loos aan een zwembad bij het huis van Peder en Annica Holst in Nuevo Andalucía?
Tussendoor spoelt ook nog een lijk aan op het privéstrandje van Erik Winter en zijn gezin; dat blijkt van makelaar Anders Dahlquist te zijn. Staat diens dood helemaal los van die van Madeleine en Gloria? Enkele interessante bijrollen worden ingevuld door daklozenkrantverkoper Tommy Näver, Herman Schiold en het echtpaar Svensson. En niet te vergeten de technische rechercheur Torsten Öberg en de familie van Erik Winter.
Uit het boek begrijp ik dat “het uur van de wolf”, een VPRO- televisieprogramma op de late avond, eigenlijk voor de hele nachtelijke periode staat, “the wee small hours”, om het eens op zijn Amerikaans te zeggen. En kan iemand mij eens uit de doeken doen wat een “Janssons verleiding” is. Het lijkt een gerecht te zijn dat speciaal met de Zweeds kerstmis op tafel hoort te komen.
Wat vind ik van “De laatste winter”? Åke Edwardsson heeft best een interessant verhaal in zijn pen en hij vertelt het met verve. Ik heb zijn boek met een glimlach op mijn mond zitten lezen, waarvoor hem uiteraard enige lof toekomt. Aan de andere kant, op het einde duurde het me wel ietsje aan de lange kant en was ik blij, toen ik het uit had. Of komt dat, omdat ik het per se uit moest hebben vandaag? Dat allemaal gezegd hebbend krijgt “De laatste winter” van mijn net geen 8, een 7½. Ik heb er nog een paar van Åke Edwardsson op mijn e-reader en ik beloof jullie dat ik er nog eentje ga doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten