donderdag 16 april 2015

Weblogbrief 10.28, 16 april 2015

Weblogbrief 10.28, 16 april 2015

¡Permiso, amigos y familia”! met jullie welnemen, vrienden en familie, hier ben ik weer. Ik heb de afgelopen dagen mijn best gedaan om mijn diverse belevenissen in Las Palmas weer aan het papier toe te vertrouwen en hier is ze dan, mijn proeve bij recente bekwaamheid. Ik begin deze keer met de verzuchting “AYUKEN”; die heb ik van Noé en Carlos. Ik zat vrijdagavond op het terras van restaurant Allende aan tafel, ik met mijn rug tegen de muur, er kwam een dame langs met een voorgevel waar je U tegen zegt en wie ben ik om dan niet eens in de juiste richting te kijken. Riepen ze in koor: “ayuden”. Het woord is uit een computerspelletje, waarbij de held voortdurend tegenstanders neermaait, terwijl hij die kreet uitstoot. Zij hadden hem daaruit overgenomen voor eigen gebruik. In een Spaans woordenboek zullen jullie het woord “ayuden” niet aantreffen (maar het lijkt op “helpen”).

Ik vertelde jullie de vorige keer dat een inlegzooltje een “plantilla” is in het A.B.S. De werkloze Carlos kwam vrijdagavond met een tweede betekenis: “plantilla” staat ook voor de mensen in vaste dienst bij een bedrijf of fabriek. “De plantilla” is in vaste dienst. Juli, ook bij Rafaela’s verjaardag present, zie daar, heeft nogal wat luiaards in zijn botanische tuin werken. Ze zijn “de plantilla”,in vaste dienst, en dus haast niet te ontslaan. Je moet je het er maar mee doen.

Een avondje met Noé levert me ook nog wel eens iets op muziekgebied op. Eerder had ik hem per e-mail beleefd, doch dringend gevraagd of hij de nieuwe Dylan en Knopfler eens voor me kon downloaden; dan hoefde ik bij El Corte Inglés mijn portemonnee niet te trekken. Nu kwam hij met beide albums op MO3 aanzetten. Ik begin met Bobby Zimmerman, omdat hij de oudste van de twee is met zijn 73 jaar. Zijn recente namaakvertolking van hits van Frank Sinatra heet “Strangers by the night”. Er staan tien nummers op die ik eerst maar eens braaf ga opsommen:
01.I’m a fool to want you
02.The night we calledit a day
03.Stay with me
04.Autumn leaves
05.Why try to change me now
06.Some enchanted evening
07.Full moonand empty arms
08.Where are you?
09.What’ll I do
10.That luckyoldsun
Bob Dylan heeft in zijn lange loopbaan al de nodige fratsen uitgehaald. Zo is hij bijv. in de zestiger jaren van folk overgestapt op rock, heeft hij begin jaren 80 zijn religieuze periode gekend en nog niet zo lang geleden deed hij als DJ ineens een uur muziek van anderen bij zijn plaat. Steeds waren het aangename verrassingen die me te wachten stonden, wel met de toevoeging dat zijn gezang kreeg steeds meer trekjes van een potkachel die bijna uit is, begon te krijgen. Ik ben sinds 1962, meer dan vijftig jaar terug, onverminderd bijzonder gecharmeerdvan de man zijn teksten, meer nog dan van zijn muziek, maar we gaan het niet te gek maken. Zijn nieuwste plaat uit 2015bevat voor de complete verrassing geen enkel nummer van zichzelf en in een recentinterview bekende Bob Dylan dat hij Frank Sinatra zo goed vond dat hij daar maar eens een tiental liedjes van moest opnemen, met een orkest op de achtergrond.
Eerlijk is eerlijk, geef mij dan steeds maar de versie, waar Old Blue Eyes destijds furore mee gemaakt had.Ik vind Bob Dylan’s stem eigenlijk nog wel een vleugje meevallen op de cd, maar gekocht zou ik hem nooit hebben. (Echter, als echte fan wil je geen plaat van hem missen; dat weer wel.). Neil Young heeft in 2014 ook zo’n schuiver gemaakt: “A letter home” met daarop bijv. ”Reason to believe” (van oorspronkelijk Tim Hardin) en die plaat is mij net zo matig bevallen. Bob Dylan doet het op deze cd even barbaars.“Autumn leaves”, “Some enchanted evening”, “That lucky old son”, pardon “sun”, misschien moest hij zich vanaf nu maar eens gaan beperken tot liedjes schrijven voor zo ver dat nog in hem zit en het zingen en zeker optreden aan anderen overlaten.

Tussenstuk. Dat gaat nog over vrijdagmiddag. Ik besloot toen eerst een endje te lopen, voor dat in mijn bus 12 naar het oude faculteitsgebouw zou stappen. Even voor Meso y López is een winkel is, die gespecialiseerd is in “congelados”, diepvriesproducten. En denk maar niet dat er in ingevroren eetwaren veel minder vitamines en nuttige mineralen zitten. Ik moet er toch eens heen voor een halal diepvrieskip of een halve kilo pulpo onder nul. Bij de ingang van de zaak hing een folder, waarop alle informatie over de bono ADELANTE stond, de nieuwe manier van betalen in de stadsbus. Een dergelijke kaart gaat het helemaal worden, maar een folder was ik eerder bij het bus huisjeop Santa Catalina nog niet tegengekomen. Na betalen van 1,5 euro leges krijg je haar (de kaart) “para toda la vida”. Ze laadt zich vanzelf bij via je bank, als ze bijna leeg is en je hoeftdus niets steeds meer van die tienrittenkaarten te kopen. Het systeem is redelijk vergelijkbaar met dat in Nederland.
In de bus gaat het uitzicht in ijltempo voorbij. Toen ik eenmaal plaats had genomen, was ik in no time in Triana/Vegueta. Rechtsaf voorbij de markt van Vegueta, waar tegenwoordig bus 13 zijn ronde begint, kijk ik altijd even of café-restaurant Giulio nog wat doet. Bleek de zaak dicht te zijn, in modern Spaans “disponible”. Men is kennelijk op zoek naar een nieuwe zetbaas of eigenaar. Een huis ietsje ervoor was net in de witte verf gezet en op de gevel had men met grote letters “Villa Olé” geschreven. Het zou best wel eens een Nederlander kunnen zijn die daar zijn optrekje heeft. Olé, olé, olé, olé.

Bob Dylan is niet de enige artiest van wie ik niks wil missen. Ook Mark Knopfler heb ik bij voorkeur compleet op mijn computer staan. Onlangs, hij is nu 65, kwam zijn zoveelste soloplaat uit: “Tracker”, en ik kon haast niet wachten om die te pakken te krijgen. Hier zijn de N.B. achttien liedjes op de cd, gespeeld en gezongen door de ex-leider van DireStraits:
01.Laughing and jokes anddrinksandsmokes
02.Basil
03.River towns
04.Skydiver
05.Mighty man
06.Broken bones
07.Long cool girl
08.Lights of Toarmina
09.Silver eagle
10.Beryl
11.Wherever I go
12..38 Special
13.My heart has never changed
14.Terminal of tributeto
15.Heart of oak
16.Oklahoma ponies
17.Time will end all sorrows
18.Hot dog
Dat is nog eens een prachtige serie. Naar mijn bescheiden overtuiging is “Tracker” nu al een van de allerbeste cd’s van 2015. Bovenal ben ik gecharmeerd van de gitaarmuziek van Mark Knopfler; ik vind hem misschien wel de beste popgitarist van het moment. Zijn zang is ietsje minder, aan de vlakke kant. Dat merk je duidelijk bij nummers, waarophij iemand anders laat meezingen, bijv. Ruth Moody op “Wherever I go”. De “Tracker”-cd heeft zoveel uitschieters dat ik de achttien nummers bijna weer een voor een opnieuw kan gaan opsommen. Naast twee nummers met volgens mij Schotse invloeden (“Mighty man”, “Oklahoma ponies”) kies ik bovenal voor “River towns”, “Long cool girl”, “Lights of Taormina”, “My heart has never changed” en “Time will end all sorrows” plus natuurlijk de twee ongeëvenaarde meezingers “Hot dog”en nog meer “Broken bones”. Mocht ik binnenkort door een verkeersongeluk aan mijn eind komen, met de nodige botbreuken, dan lijkt me “Broken bones” een prima lied voor bij mijn crematie. Wat een nummer!

Dan mag ik nu eindelijk naar mijn vrijdagavond. In de morgen al was Cecilia, een paar dagen later dan normaal, komen schoonmaken en was ik in de buurt zonder succes op zoek geweest naar een fles Jamaicaanse witte rum. Carlos had me donderdagavond verteld dat dat de favoriete drank van Rafaela was, wiens verjaardag we ’s avonds zouden vieren. ’s Middags zat ik op de universiteit, o.a. om pregnante tijdschriftartikelen en foto’s van placebo-bekendheden te downloaden. Om 6 uur had ik mijn fotokopieën thuis afgeleverd en kon ik frank en vrij naar El Corte Inglés voor een laatste poging om Rafaela’s rum te bemachtigen, voordat de plaatselijke horeca mij zou inlijven. Ook daar was hij echter niet te “bekomen”, dus moest ik uitwijken naar een andere witte rum, de Cubaanse Cavey.
Om even voor half 8, altijd te vroeg, zat ik bij El Rincón De Velasquez in afwachting van de komst van Noé, voor een glaasje en praatje vooraf. Hij was maar vijf minuten te laat, had me geeneens hoeven te sms’en dat hij onderweg was. Ter plekke voorzag me op een memorystick van o.a. van de muziek van Bob Dylan en van Mark Knopfler die ik net aan jullie heb gepresenteerd. In restaurant Allende, vlakbij Farray op de Joaquín Costa, verwachtte Rafaela ons om half 9, met haar Carlos. Toen ik,met Noé in mijn kielzog, daar om even over half 9 arriveerde, zaten ze op het terras buiten en waren we de eersten. Mijn fles drank viel in goede aarde bij de nu 34-jarige en Carlos vertelde dat hij zich vergist had met zijn idee dat de witte rum uit Jamaica moest komen. (Ben ik daarvoor een eeuwigheid op pad geweest!) Ietsje later kwamen meer mensen “aankakken”: Lorena, Juli en nog twee vriendinnen en een vriend van Rafaela. Heb ik jullie al verteld dat Rafaela in Parijs politieke wetenschappen (waarom meervoud?) heeft gestudeerden een verklaard feministe is? De hele tafel, acht personen, had op de universiteit gezeten: toch een select clubje doctorandussen, denk ik dan.
Het gesprek aan tafel ging over echt van alles, van basketbal via sterke drank uit Mauritius en Canarische werkloosheid tot de opkomst van het stukje van onze straat als nieuw uitgaanscentrum. Terwijl wij zaten in te nemen, was het inderdaad best druk met vooral dertigers en veertigers, in de verschillende café-restaurants en op straat daar. Door de jarige werden we getrakteerd op de ene fles rode wijn na de andere en daarbij een opklimmende reeks tapas, van koude soep tot ijsjes. Heel exquis vond ik het eten overigens niet, daar bij restaurant Allende, maar wel royaal, zeker als je haar financieel netelige situatie (en die van Carlos) in ogenschouw neemt. Tot middernacht hebben we op het terras daar gezeten en daarna was het tijd voor een afzakkertje bij Ana van Velasquez om de hoek.
Ik eindig mijn vrijdagavond met een uitdrukking die van Carlos kwam en die ik nog steeds niet helemaal onder mijn pet heb: “en casa de herrerocuchillo de palo”, in het huis van de smid zijn de messen van hout.

Zaterdagavond was ik alweer bij El Corte Inglés, nu om weer eens de nieuwste muziek te bekijken. Bij de entree van het zuidgebouw kwam ik Adriana tegen, met een doos kattenvoer dat ze net gekocht had voor haar poes. Wie is Adriana ook al weer? Ze werkte tot een jaar terug voor de afdeling van Lluis, is ook bij hem gepromoveerd, maar moest in het kader van de bezuiniging het veld ruimen. Nu zit ze zonder werk, zij ook al, maar denkt erover om naar Italië te verhuizen voor een baan daar. Ze spreekt die taal bijna net zo goed als (Argentijnse) Spaans en haar Engels mag er ook zijn. Persoonlijk vond ik haar een van de betere onderzoekers van de afdelingvan Lluis en het spijt mij dat zij is moeten vertrekken. Daarbij heeft ze iets zeer molligs dat mij ook wel aantrekt.

Terug op de flat was de tijd weer eens rijp voor een film. Ik koos “One night at McCool’s”, in het Spaans “Divina pero peligrosa”, van regisseur Harald Zwart. In de hoofdrollen kom ik ober Matt Dillon, politieman John Goodman en advocaat Paul Reiser tegen, die alle drie even weg zijn Jewel (Liv Tyler), een stoot van een vrouw met weinig scrupules, met “toneladas de instinto sexual”. Als er drie vechten om een been, zelfs vier als ik de broer van haar oude vrijer meetel, loopt de vijfde, Michael Douglas, ermee heen. Een uitstekende komische film is het, uit 2003 en ik begrijp niet waarom hij (bij mijn weten) in Nederland nooit gedraaid heeft.
Daarmee was wel mijn voorraadje film bijna uitgeput. Gelukkig kon ik het voorraadje zondagochtend op de rommelmarkt weer aanvullen met een tiental films van regisseur Woody Allen (voor een tientje). Moet ik die hier de komende weken ook allemaal gaan bespreken? Maandag zag ik “The purple rose of Cairo” uit 1985, met o.a. Mia Farrow (als Cecilia) en Jeff Daniels (in een dubbelrol: Tom en Gil) en daarna ook nog “Hollywood ending” uit 2002, waarin Woody Allen als Val Waxman een tijdelijk blinde regisseur speelt. Hij regisseert de film “The city that never sleeps”. met een rare chinees als cameraman en o.a. ene TéaLeoni als producente.

Zondag was verder een echte rustdag. Ik heb de hele middag op mijn balkon zitten lezen en heb ook nog enige artikelen over placebo’s doorgenomen, waaronder mijn eigen stuk, met Arnoud Arntz, uit 2005. Om 6, 7 uur moest ik ertoch nodig even uit voor een rondje Las Canteras. Zo kreeg ik nog een staartje mee van een flamencofestival op La Puntilla, met legio dames in een foute jurk met kant tot op de grond en met een kam in heur haar. Paco De Lucia staat niet voor de show in de cd top tien van El Corte Inglés.
Opvallend vond en vind ik dat de Libanese zaak La Bacha dicht is. Ze ligt op de hoek van de boulevard en calle Lanzarote, waar Lorena woont. Ik heb het café, ook de afgelopen winter, als een van de betere gelegenheden gezien, waar altijd mensen zaten en waar drank en spijs niet duur waren. Misschien is er iets gepasseerd, waardoor de eigenaar er de brui aan gegeven heeft. In ieder geval zijn de stalen luiken al meer dan een week omlaag.

En dan is het nu weer tijd voor Klein Leed. In het internetcafé later op de avond werd ik geconfronteerd met een euvel, waaraan ik maar weinig kan verhapstukken vanuit Las Palmas. Afgelopen oktober heb ik Eva geld geschonken in verband met de aankoop en verbouwing van haar huis in Amsterdam-Zuid. In een brief aan de Belastingdienst heb ik dat toen keurig gemeld. Eind november, ik zat toen al lang en breed op mijn eiland, kreeg ik een formulier in Maastrichtin de brievenbus, dat ik moest invullen en opsturen. Trudie kwam van 7 tot 14 december bij mij op bezoek en toen heb ik het hier verzorgd. Daarna nam zij het weer mee terug naar Maastricht om het aan Eva te sturen, die mee moest tekenen. Die heeft het vervolgens in de week voor kerstmis vanuit Amsterdam naar de belastingdienst teruggestuurd. Nu, vier maanden later, beweert menbij de belasting ineens dat men nooit iets gekregen heeft en als ik niet binnen tien dagen alles inlever, zwaait er wat!
Heb ik Trudie en Eva maar eens aan het werk gezet.Eva stuurt aan Trudie een kopie van het ingevulde formulier en daarna gaat Trudie met de belastingdienst bellen. Als er gekke dingen gebeuren, kom ik er in een brief op terug.

Zei ik jullie eerder al dat niemand minder dan Joaquín Sabina in Las Palmas komt optreden op 11 juni, blijkt dat zijn maatje Joan Manuel Serrat, kennelijk toch niet zo doodziek als ik dacht, vijftien dagen later hier zijn opwachting maakt. Ook dat concert moet ik helaas missen, omdat ik dan in Maastricht zit. Nu heb ik er wel nog meer zin in om Serrat’s nieuwste 4 CD’s verzameling duetten te pakken te krijgen. Is de man intussen niet een Catalaans monument?

Dinsdagavond ging zonder speciale reden mijn “stalen” horlogebandje in tweeën. Hoewel dat er niets mee van doen heeft, dacht ik al een week dat ik eens een nieuw batterijtje in mijn horloge moest laten zetten; het leek wel of ze een beetje naliet. Twee euvels met een en dezelfde “reloj”, dan moest ik woensdagmorgen maar eens naar mijn horlogeman van winkeltje “Morejón” bij de Mercado De Puerto. Morejón is geen Spaans zelfstandig naamwoord, maar een “apellido”. Mijn horlogeman heet van achteren Morejón; zijn voornaam, bekende hij mij, is Antonio. In tijd van niets had hij het bandje weer heel en zat er een nieuwe batterij in mijn horloge. Een aardige man!
Daarna kocht ik – in de juiste stemming – een flinke portie stuk oude kaas uit Guia en een stuk watermeloen op de markt. Een stief uurtje later zat ik thuis eerst aan mijn spek met eieren om daarna aan mijn twee kakelverse nagerechten te beginnen, eerst de “queso curado” (op knäckebröd) en daarna de “sandia”.

Woensdagmorgen begon ik aan een nieuw boek, dat maar liefst 755 bladzijden dik is. Ik heb het op mijn e-reader staan en hoop maar dat ik het uit zal hebben, als ik jullie met mijn volgende brief ga bedienen. Ik heb intussen wel al een aardige start gemaakt.
“Zoe wie ziech dat huurt”, was ik in de vroege avond wel op de boulevard te vinden. Inderdaad, voor zover ik leuke opschriften op T-shirts en truien zie, worden ze steeds Amerikaanser. Wat vinden jullie van “DON’T WASTE MY TIME”, verdoe mijn tijd niet? En weet iemand wat “dustin” betekent? Dan kan die me uitleggen wat een meisje precies had op haar polo staan: “HAVE A NICE DUSTIN”. Mijn woordenboek laat me in de steek, maar het zou natuurlijk een jongensnaam kunnen zijn, zoals Dustin Hoffman. Nog een laatste opschrift heb ik voor jullie, om het af te leren: “DIME”, dubbeltje. En toen dacht ik ineens: dat is helemaal geen Engelse tekst. “Dime” zeg je hier, als je een gesprek begint, bijv. aan de telefoon. Het is het equivalent van ons “hallo”. Het stond in vier grote letters, allemaal in een andere kleur, op het witte T-shirt van een man die mij passeerde, terwijl ik op mijn bank bij calleFerreras zat.

Laat ik het hier maar bij laten en de donderdagmorgen de donderdagmorgen laten. Als ik mijn brieven al te lang maak, leest geen hond ze meer (laat staan een mens). Nummertje 29 komt waarschijnlijk volgende week woensdag eraan. In afwachting daarvan worden jullie verondersteld je wel een beetje te gedragen. Wisten jullie dat het vandaag secretaressedag is, in ieder geval in Nederland? Verder heb ik zo vlug niets vrolijks meer te melden, zelfs geen grapje, “broma”, dus tot ziens maar weer, hasta luego, Tio Pablo, jullie secretaris in den verre.

BOEKENBIJLAGE

Deze keer begin ik mijn boekenbijlage met een kort verhaaltje over Pérez Galdós. De mensen van hier kennen zijn naam wel, zoals die van andere culturele bekendheden van Las Palmas. Wat Nestor voor de schilderkunst is en Kraus voor de opera, is Benito Pérez Galdós voor de schrijverij. Het is niet voor niks dat een museumpje naar Nestor is genoemd en een congrescentrum annex muziekruimte (Auditorio) naar Kraus. Het nieuwe theater in Triana bij het begin van o.a. bus 1 heet om eenzelfde reden TeatroPérezGaldós.
De man is van Las Palmas, geboren in 1843, en brengt daar ook zijn jonge jaren door. In 1863 verhuist hij naar Madrid, o.a. vanwege zijn rechtenstudie. Ongeveer tegelijkertijd begint hij met artikelen en boeken te schrijven. Vanaf 1973 start hij zijn Episodios Naciolales, waarvan er vier series verschijnen, tot aan vlak voor zijn dood. Als hij de veertig gepasseerd is, wordt hij een echte reiziger door Europa. Zoals Balzac, Zola en Flaubert in Frankrijk en Dickens in Engeland predikt hij in zijn geschriften het realisme. Naast zijn boeken komen er vanaf 1892 ook theaterstukken. In 1907 wordt hij lid van de Republikeinse partij en belandt in de politiek. Eerst zit hij in de Cortes (Tweede Kamer?) voor Madrid, later voor Las Palmas. Op zijn oude dag wordt hij nagenoeg blind en overlijdt in 1920 (als mijn vader één jaar is en mijn moeder nog geboren moet worden).
Als schrijver is hij vooral bekend vanwege zijn Episiodes Nacionales en zijn diverse boeken, o.a. (ik doe maar een greep) Doña Perfecta, Gloria, Tormento, Fortunata y Jacinta, Tristana, Misericordia, El Abuelo, Casandra, Electra, Santa Juana De Castilla, El Caballo Encantado, La Razón.Ik ga toch eens iets van Pérez Galdós proberen te lezen. In ieder geval zal ik, mede namens jullie, binnenkort eens een bezoek brengen aan zijn huis in Triana, dat nu als museum is ingericht.

Terug naar de leeswerkelijkheid van alledag. Deze keer begin ik met een boek uit de oude doos. Het zag het daglicht, toen ik 14 was, in het jaar des heren 1960. De schrijver is ene J. J. Marric, een van de pseudoniemen van de Engelse veelschrijver John Creasey. De man zou in zijn leven (1908-1973) meer dan 600 boeken geschreven hebben; als ik de eerste 20 jaar niet meetel, komik dan op eentje per maand, het lijkt wel George Simenon. Voor het boek dat ik van hem las, “Gideon’s fire”, een van zijn 26 Gideonboeken, kreeg hij in 1962 een Edgar –dat is in de Verenigde Staten de prijs voor “The best mystery novel of the year”. Het boek geeft een inkijkje in het criminele leven van Londen.
Hoofdpersoon is de charismatische Scotland Yardbaas George Gideon, 53 jaar. Hij heeft in Kate een meer dan gemiddelde echtgenote, ook als een van zijn eigen kinderen, Matt van 18, een buurmeisje zwanger maakt. Op zijn werk is de oudere Joe Bell zijn rechterhand. In de korte periode dat mij als lezer een blik op zijn diverse detectivezaken wordt gegund, is vooral het gezoek naar een brandstichter aan de orde, waarbij brandexpert en politieman “Lucky” Margetson mee aan de touwtjes trekt. Tegelijkertijd speelt er nog van alles anders. Zijn detective Riddell heeft een paar dames lijken opgegraven en is op zoek naar de dader(s), Cornish zit achter de plegers van bankdiefstallen aan, Carson zoekt de verkrachter en moordenaar van een tiener en Lemaitre probeert een fraudeur achter de tralies te krijgen.
Halverwege het boek moet ik als lezer even een pas op de plaats maken om in het boek niet alles op een hoop te hoeven gooien, de diverse zaken uit elkaar te blijven houden. Dat lukt me met een stukje papier zonder veel moeite; zo krijg ik weer zicht op de verschillende zaken met hun aflopen. Belanden de diverse boeven wel achter de tralies? Wat is het motief van de brandstichter om met name in verwaarloosde buurten toe te slaan? Vallen er nog meer doden? Het staat allemaal keurig beschreven in “Gideon’sfire”.
Dit is een boek dat ik bij mijn restvoorraadje boeken hier in Las Palmas had liggen. Het blijkt bij lezingeen zeer te pruimen boek. De man met de twee J’s als voorletters en Marric als “surname” heeft met het boek een zeer acceptabele prestatie geleverd. Ik deel voor “Gideon’s fire”met plezier een 8 uit als recensiecijfer.

Ook Ian Rankin, geboren in 1949,is iemand die niet voor een boek meer of minder uit de weg gaat. De meeste van zijn werken gaan over het wel en wee van rechercheur John Rebus, maar niet het boek dat ik de afgelopen dagen las: “Doors open”, dat ik voor jullie vertaal met “Open huis”, maar ik las het in het Schots. Het is uit 2008 en speelt uiteraard volledig in Edinburgh, de gangbare plaats van handeling van alle boeken van Ian Rankin.
De hoofdrolspelers worden in het boek De Drie Musketiers genoemd. Allereerst is er Robert Gissing, een al wat oudere kunstprofessor, die de vrienden Mike Mackenzie, een rijke computerexpert en de ik-persoon, en Allan Cruikshank van de First Caledonian Bank meekrijgt voor het stelen van kunst uit het pakhuis. Daar ligt een vermogen aan kunst opgeslagen, die niet in de musea hangt. Gissing’s idee is om bekende werken te kopiëren, dat doet student Hugh Westwater (Westie) perfect. De echte werken worden gestolen op de dag dat er “Open Huis” is en de kopieën worden in een auto achtergelaten, zogenaamd omdat de daders bijna betrapt zijn. De echte curator wordt intussen gekidnapt en Gissing bevestigt als zijn plaatsvervanger dat de kopieën de echte werken zijn. Vooral Mike vindt dat er dan wel enige hulp bij het stelen moet komen uit het criminele circuit, van boef Chib Calloway en zijn mannen. Westie en Calloway doen mee met Gissing, Cruikshank en Mackenzie onder de voorwaarde dat ook zij een echt en duur schilderij krijgen. Intussen begint vooral detective inspecteur Ramsome steeds vervelender vragen te stellen aan De Vijf Musketiers. Enkele bijrollen zijn weggelegd voor o.a. Laura, Alice en Hate. Winnen de Musketiers met hun vijven of draaien ze de bak in?
Ian Rankin kan het nog steeds. Ook dit boek kan er royaal mee door, hoewel ik John Rebus en Siobhian Clarke toch wel mis. In de woorden van de recensent van de Daily Mail: “It’s different – and it’s good”. Ik vind het spannend en origineel genoeg voor alweer een volle 8 als recensiecijfer. Dat krijg je ervan, als je eerst zorgt dat je de beste boeken in huis haalt en die dan vervolgens bijna steeds de hemel in moet prijzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten