donderdag 9 maart 2017

Weblogbrief 12.22, 9 maart 2017

Weblogbrief 12.22, 9 maart 2017

Queridos amigos y familia, het tweede deel van mijn winterverblijf 1216-2017 hier is aangebroken. Sterker nog, ik ben al weer een paar dagen hier, nu ik begin aan mijn 22ste brief. Daar gaat-ie weer!

Mijn vorige brief eindigde vrijdagmorgen, even voordat Trudie en Pieter bij mij kwamen lunchen in de Waldeck Pieringestraot. Pieter kampt met een bijzondere, maar ook bijzonder vervelende bijwerking van een van de cytostatica die hij heeft gehad om de eventuele laatste restjes van zijn darmkanker de nek om te draaien. Hij heeft (nog steeds) veel pijn aan zijn voeten en kan niet goed meer lopen. Ik hoop met hem dat het over gaat. Intussen is hij het met me eens dat dit een mooi voorbeeld van een ongewenste bijwerking van een therapie is.
Met zijn drieën eten en drinken we niet alleen mijn overgebleven eten van carnaval weg, maar we hebben ook best lol. Pieter gaat pas om 3 uur weg (en de zevende maart terug naar zijn dorp in Spanje onder Madrid). Trudie wil daarna thuis nog het een en ander doen, maar komt om 6 uur terug met eten voor vrijdagavond. Vervolgens nemen we afscheid van elkaar, want om 8 uur begint haar voorstelling van “De advocaat” in het Theater aan het Vrijthof; haar aanwezigheid bij het stuk over Bram Moszkowicz gun ik haar van harte. Ik heb het nodige over de inhoud al gelezen in de Limburger de dag ervoor. In de gang bij mij staan we nog even met de armen om elkaar heen, voordat ze om even voor half 8 vertrekt. Ik kijk ‘s avonds televisie, o.a. een minder geslaagde film genaamd “Mr. Turner”, over schilder William Turner vroeger, en haak definitief af, als Jesse Klaver zich naar voren probeert te schuiven bij Pauw & Jinek om even over 11. Het jonge zogenaamde talent van GroenLinks heeft tegenwoordig over alles een (op zijn best door anderen ingefluisterde) mening.
Op de zaterdag zit ik in de trein van (bijna) 9 uur naar Eindhoven; vandaar ga ik met bus 400 naar het vliegveld en zit vervolgens uren in de saaie wachtruimte, voordat ik naar met Transavia naar Gran Canaria mag vliegen. We komen om kwart voor 5 (Canarische tijd) aan en ik ben blij dat ik, met een heel regime anderen, de bus van kwart over 5 kan nemen. Het is bij het busstation zo druk dat de buschauffeur een mannetje of tien na mij de deur van de bus dichtdoet en wij, de achterblijvers latend voor wat ze zijn, naar Santa Catalina in Las Palmas gaan. In de bus zit een mix van toeristen en “verkleiders”. De laatsten komen uiteraard voor de Gran Cabalgata die ‘s avonds door de stad gaat trekken.
Thuisgekomen – met nog een tussenstop bij De Spar voor verse “barra gallega” – heb ik de spullen die ik uit Maastricht heb meegenomen, snel uitgepakt. Er is niet ingebroken; sterker nog: het wordt wel tijd om iemand te vragen om mijn flat weer eens op te schonen – via Lluis misschien? Dan serveer ik mezelf een salade van corned beef, uitjes (“cebollitas”) en groene mini-paprika’s (“guindillas”), in de azijn met mayonaise en mosterd. Tot kwart voor 7 zit ik tevreden op het balkon en ga dan de straat weer op om het carnavalsspektakel hier te bekijken. Op straat heeft ongeveer de helft van de mensen – vooral jongeren – “e pekske aon”, sommigen zijn echt heel uitgebreid uitgedost. De vele buitenlanders op het terras voor mijn deur hebben er helaas minder werk van gemaakt.
Op de tribune op Santa Catalina, waar de optocht langs komt, is het heel druk, maar een man alleen zoals ondergetekende vindt altijd wel een aardig plekje. Om 7 uur, als we opgewarmd door een disc jockey op het grote podium gereed zitten, komt eerst een namaak-kardinaal ons zegenen, dan is er een politiewagen en daarna zijn achter elkaar de diverse prijswinnaars van de afgelopen weken hier aan de beurt. Ik heb het dan over de “reina” met de nummers twee en drie, de “gran dama” en ”reina infantil”, de prijswinnende “comparsas” en de nodige “murgas”. (Voor wie in de uitslag van de murgawedstrijd geïnteresseerd is: dit jaar eindigen Los Twitty’s op 3, op 2 staan Los Serenquenquenes en wie is de grote winnaar? Los Nietos De Sary Mánchez.” Mij valt op dat er bij en tussen de diverse gezelschappen een stuk of wat trommelgroepen zitten - meer dan ik dacht - die zonder uitzondering een geluid produceren dat volgens eerder genoemde disc jockey de samba moet voorstellen.
Om zeg kwart voor 8 komt de eerste “carroza” voorbij, ik denk “carroza decorada”, want het is een heuse praalwagen met daarop vele tientallen, misschien wel honderd “verkleiders”. Dan volgt de nodige “boonte störrem” om vervolgens plaats te maken voor “carroza 2” met alweer vele tientallen uitbundige verklede Palmezen erachter. En zo gaat het maar door: de ene na de nadere “carroza” zie ik voorbijtrekken, met tussendoor steeds het nodige voetvolk, zowel einzelgängers als groepen. Laat ik het maar toegeven: de “boonte störrem” in de cortège is hier omvangrijker dan in Maastricht. Het enige nadeel van op de tribune zitten is dat het om mij heen vergeven is van de amateurfotografen en filmers, die aanhoudend van hun stoel komen om het maximum uit hun apparaat te halen. Bij de diverse hoogtepunten sta ik daarom ook maar op van mijn zitkuipje.
Willen jullie dat ik doorga tot midden in de nacht, als “carroza” honderd zoveel het plein op komt denderen met intussen een steeds zatter wordend publiek op de wagens, in de “boonte störrem”en met mij langs de kant? Nee? Dan vertel ik jullie nu, enigszins beschroomd, dat ik om ongeveer half 10 ben afgehaakt. Eerst heb ik me weer op de begane grond genesteld, langs de kant bij de optocht en daarna gewoon op straat bij de cafés. Om 10 uur zit ik op mijn balkon even bij te komen en dut dan zowaar in slaap – in Maastricht is het een uur later, denk je dan maar. Als ik weer wakker word, met de bedoeling om me opnieuw in het feestgedruis te storten, komt het er helaas toch niet niet van. Moe kruip om kwart voor 11 ik onder mijn dekentje.

Op de zondagmorgen zit ik eerst te lezen in mijn boek van Arnaldur (Indridason) – zie verder beneden - en vanaf half 11 zit ik voor mijn laptop. Allereerst zet ik een handje cd’s op mijn extra harde schijf vanuit mijn uit Maastricht meegebrachte memory stick en daarna begin ik dapper aan mijn brief 12.22, deze dus. Tot hier gekomen ga ik maar eens eerst douchen voordat ik jullie met nieuwe muziek ga vervelen en in de keuken een hapje ga eten.

In Maastricht was ik met Trudie op woensdagavond te gast bij Marij voor haar onovertroffen “friet met zoervleis en slaoj”. Daar waren ook Rim, Desiree & Tristan en niet te vergeten Peter (Sollet). Op de een of andere manier mag ik Peter graag en ik vind het best leuk dat hij bepaald niet om zijn (linkse) mening verlegen zit. In mei gaan we samen weer eens muziek over en weer bekijken, hebben we afgesproken. Tussen twee vorken frieten vraagt hij me of ik misschien muziek heb van Loudon Wainwright (III, zijn vader en opa heten kennelijk ook Loudon Wainwright). Ik geloof van wel, is mijn antwoord, en inderdaad: ik heb drie cd’s van de man plus nog wat losse nummers. Hij is van 1946, een goed jaar, uit de buurt van New York en wie weet kennen jullie zijn zoon ook: Rufus Wainwright, van wie ik twee cd’s heb.
Van de cd’s van vader Loudon heb ik Album III uit 1972 en de compilatie One Man Guy (21 nummers) uit 1994, met 21 nummers uit de periode 1982-1986. Vandaag al zet ik de derde cd “More Love Songs” uit 1986 van dezelfde Loudon Wainwright in het zonnetje. Hier zijn de dertien nummers:
01.Synchronicity
02.Your mother and I
03.The home stretch
04.Unhappy aniversary
05.Man’s world
06.Overseas calls
07.The picture
08.The doctor
09.I’d rather be lonely
10.Talking new Bob Dylan
11.So many songs
12.4X10
13.Sometimes I forget
Het is over de breedte best een mooi album, daarin kan ik Peter geen ongelijk geven. Loudon Wainwright’s stem op de plaat heeft wel wat weg van die van de vroege Bob Dylan. Bovenmodaal vind ik op “More Love Songs” de nummers “Your mother and I”, “Unhappy aniversary”, “Man’s world”, “4X10” en “Sometimes I forget”. Mag ik er bij een cd met dertien nummers nog eentje noemen? Dan kom ik uit bij “The doctor”, mede vanwege de hoge kans vooraf al dat het een mooi nummer zal zijn. Loudon Wainwright, met en zonder III erachter, ik mag zijn muziek wel.

Zondagavond begeef ik me naar het stuk boulevard voorbij La Puntilla, maar de muziek daar is net opgehouden. Ik zit er prima op een bank met mijn tweede boek. Later ga ik terug naar mijn bank bij calle Ferreras, die voor een zondagavond best druk bezet is. Het wordt iets later op de avond alleen maar erger. Mensen van alle leeftijden, ook die van mij, nestelen zich op de boulevard en het strand, in steeds groteren getale. Als iemand van mijn bank weggaat, wordt de plek stante pede weer weer bezet door een ander. Het wordt op de bank zelfs een beetje dringen. Toute Las Palmas is in afwachting van de komst van de “sardina”, die hier vanavond in de zee gekiept gaat worden, “lo entierro y la quema”, begraven en verbrand, met horden carnavalsvierders die al te daarbij graag een traantje (of meer) wegpinken.
Eindelijk, om even over 9, als ik van mijn bank af ben en weer rondbanjer, is het zo ver. Gedragen door een clubje mensen in het zwart komt een grote sardine vanuit calle Gran Canaria (tussen de veredelde broodzaak MadBread en het Peruaans restaurant Ají, Limón Y Canela) de boulevard op en dan het strand op, met daarvóór en daarachter het gepeupel. Met een sardine zoals wij die kennen van de blikjes of zelfs van de viskramen hier, heeft dit vooral grijswitte gedaante weinig van doen. Onze “sardina” is zo’n zes meter lang, een hele verschijning. Intussen staan langs de boulevard en op het strand zoveel duizenden mensen toe te kijken dat ik nauwelijks nog zicht heb op wat er te gebeuren staat. Als de afgefikte vis het ruime sop heeft gekozen, volgt nog een vuurwerk van een kwartier. Ik mag terug naar mijn balkon voor een slaapmutsje.

“La eterna primavera tiene fin”, er komt een eind aan alles, zo ook aan carnaval hier, dit jaar het feest van de eeuwige lente. Hoeveel afval brengt dat met zich mee? Volgens de dienst reiniging zijn alleen al de laatste twee avonden goed voor 37.260 kilo, lees ik op de maandag in de “gezet”.

Op maandagochtend kijk ik vanuit mijn balkon”zedeleer” uit op de nieuwe tijdelijke bewoners van één hoog in de flat tegenover mij. Een man komt eerst solo en dan met een kleuter op zijn arm pontificaal aan het raam staan in zijn onderbroek. Echt mager kan ik hem niet noemen. Verder bespeur ik in het appartement nog drie jongedames. Eén van die drie staart even later uit het raam in een nachtpon met daarop in grote letters JUST F#CK IT, kennelijk een nieuwe variant van de slagzin van Nike. Ze heeft net haar haar gewassen en heeft op haar hoofd een grote handdoek met daarom in megaletters NIVEA. Wat vind ik nou erger: dat “Just f#ck it” of dat “Nivea”? Met stip kies ik voor “Nivea” als ongewenst. Op de Nederlandse TV heb ik de afgelopen weken weer eens diverse voorbeelden gezien van hoe die firma ons de verkeerde spiegel voorhoudt.
Ik heb het vermoeden dat het toeristische gezelschap aan de overkant uit Oost-Europa komt. Noord-England lijkt me ook een mogelijkheid, als ik op een t-shirt een Britse vlag zie.

Chuck Berry is zo iemand waar ik op zijn tijd graag naar kan luisteren. Misschien is hij wel een van de uitvinders van de rock-’n-roll, en zo niet, hij was er in ieder geval vroeg bij. Hij is uit St. Louis, Missouri en geboren in 1926, nu 90 jaar. Wie zei dat rockartiesten op jonge leeftijd het loodje leggen? Nog even en hij passeert mijn oma Mai.
Een van de vele overzichtscd’s die ik van Chuck Berry heb, is “Hail! Hail! Rock ‘N’ Roll”. Die cd telt 28 nummers en duurt 71 minuten, dat is gemiddeld 2½ minuut per nummer. Hier komen ze all 28, met het jaartal erbij:
01.Maybelline ‘55
02.Thirty days
03.No money down ‘56
04.Roll over Beethoven
05.Brown eyed handsome man
06.Too much monkey business
07.You can’t catch me
08.School day (Ring! ring! goes the bell) ‘57
09.Rock & roll music
10.Sweet little sixteen ‘58
11.Reelin’ and rockin’
12.Johnny B Goode
13.Around and around
14.Beautiful Delilah
15.Carol
16.Sweet little rock and roller
17.Almost grown
18.Little queenie ‘59
19.Back in the USA
20.Memphis, Tennessee
21.Let it rock ‘60
22.Bye bye Johnny
23.I’m talking about you ‘61
24.Come on ‘63
25.Nadine (Is it you?) ‘64
26.No particular place to go
27.You never can tell
28.Promised land ‘64
Ik herinner me vaag dat ik Chuck Berry op zijn oude dag nog eens in het Amsterdamse Paradiso gezien heb met Piet en Tonnie. Zijn befaamde duck walk (“eendenloopje”) kan ik nóg nadoen; die was in de jaren tachtig nog exact hetzelfde als een zijn jonge jaren. Zelfs Keith Richards kon daar in de documentaire film over hem niks aan verhapstukken.
Wie ben ik om hier nummers van Chuck Berry te noemen die boven het maaiveld uit steken. Daarvoor is zijn hele oeuvre me te dierbaar. Vanaf “Mabelline” en “Thirty days” in 1955 tot voorbij “Nadine” en “No particular place to go” in 1964 is het echt één doorgaand spektakel. Als ik er ietsje op mag afdingen, wil ik wel toegeven dat veel van de 28 nummers qua muziek iets van elkaar weg hebben. Ik blijf dan de teksten echt prachtig vinden in al zijn simpelheid: “My heart beats the rhythm and my soul keeps singing the blues” (uit: “Roll over Beethoven”). Chuck Berry is echt een fenomeen en wat heeft hij een belangrijke rol gespeeld in het populariseren van de rhythm & blues en rockmuziek!
(En dan laat ik “My ding-a-ling” uit 1972 nog maar buiten beschouwing.)

Wie veel leest, kan veel recenseren. Echter, dat valt weer tegen, als je aan mega-boeken begint. Voor één keer maak ik hier een uitzondering op zaken die in mijn boekenbijlage horen en ga jullie iets vertellen over het werk van schrijver Ken Follett, uit Cardiff (in Wales), geboren in 1949. Van hem heb ik hier eerder al een aantal boeken lovend besproken. Ik weet het: er zijn mensen die beweren dat zijn nieuwe pillen van boeken meer van hetzelfde zijn, maar IK vind ze mooi en lees ze met animo.
Zijn drie delen van “The Pillars Of The Earth” - het laatste deel van de drie gaat dit jaar uitkomen – laat ik voor het moment maar even stof verzamelen. Hier wil ik het kort hebben over de Millennium-Trilogie van Ken Follett. Ook die bestaat uit drie delen: “Fall Of Giants” uit 2010, “Winter Of The World” uit 2012 en “Edge Of Eternity” uit 2014. Afgelopen dinsdag trok ik de stoute schoenen aan en begon in “Fall Of Giants”, 850 bladzijden dik. Ik lees het als echt boek, niet gedigitaliseerd op mijn e-reader. Met een leestempo van 100 bladzijden per dag heb ik het halverwege volgende week uit. Ik kom er in mijn volgende brief graag op terug, maar dan in mijn boekenbijlage.

De woensdagavond staat uiteraard in het teken van Barça tegen Paris Saint Germain. Is het nog mogelijk om de blamage van Parijs goed te maken? De uitslag in Parijs op 14 februari: 4-0, is echt een schandvlek op het blazoen van de Catalaanse club. Of je een emmer leeggooit: vier-nul. Hondstrouwe socio’s zoals Lluis vragen zich de laatste weken serieus af of ze Barça wel moeten blijven steunen. In het dagelijkse leugenaartje van de club wordt op dinsdagavond nog eens bladzijden lang uitgelegd hoe Leo Messi het tij woensdagavond zal gaan keren, met het ene na het andere wonderschone doelpunt.
Na zoveel voorwerk moet ik wel haast acte de présence geven op het terras. Het wordt deze keer op Santa Catalina het terras van La Chachara (geklets in het Spaans). Het is tot mijn verrassing best druk voor de wedstrijd. En – geloof het of niet – al in de derde minuut is een kopbal van Suarez goed voor de 1-0. Zou het wonder gaan plaatsvinden, dat Barça opstaat uit de dood? Na de 1-0 gebeurt er echter niet veel meer en volgens mij is 2-0 een minimum vereiste bij de thee (descanso = rust). In de veertigste minuut hakt Iniesta de bal voor het doel en een PSG-speler, Kurzawa, maakt er in eigen doel 2-0 van. Er is nog hoop!
Het terras leeft pas echt op, als vijf minuten in de tweede helft, Neymar ongelukkigerwijs, maar wel min of meer neergehaald wordt in het strafschopgebied. Messi verzilvert de penalty: 3-0, en nu veren we pas allemaal echt op. De 4-0 is in zicht, eerlijk waar. En dan, in minuut 62, wordt alle hoop de bodem ingeslagen, als midvoor Cavano van PSG keeper Ter Steegen van Barça met een kanonskogel het nakijken geeft: 3-1. Einde verhaal! Het is even over 9 en ik overweeg serieus om maar weer eens mijn balkonboek op te zoeken. Met alle anderen kijken we enigszins wezenloos naar het vervolg. Veel gebeurt er niet meer.
Dan, vlak voor tijd in minuut 87, krult Neymar een vrije trap van links in de driehoek. En even later, in minuut 90, krijgt Barça niet helemaal terecht een strafschop toegekend, als Suarez zich iets te gemakkelijk laat vallen. Neymar maakt daar prompt 5-1 van en nu, in de vijf extra minuten, heeft Barça nog een kleine kans; bij nog een doelpunt zijn ze door naar de kwartfinale. Zelfs keeper Ter Steegen gaat mee naar voren. Als die vervolgens in minuut 95 onderuit gehaald wordt, staan 21 man in het strafschopgebied te wachten op de laatste vrije trap. En daaruit tikt invaller Sergio Roberto de bal binnen: 6-1. “Increible” hoor ik de mensen om mij heen roepen. Enigszins verdwaasd zit ik tussen de andere Barça-supporters bij te komen.
Begrijpen jullie nu waarom ik woensdagavond, gisteravond dus, om 10 uur op het balkon zat met bier en toastjes?

En met deze ontboezeming mogen jullie het doen. Mijn volgende brief komt pas, als ik mijn “Fall Of Giants” uitheb. Ik zit op deze donderdag laat in de ochtend bij hoofdstuk 15 op bladzijde 361. Ga er maar van uit dat ik over een week een nieuwe weblogbrief in de aanbieding heb, eerder niet.
Intussen is hier volgens de krant zeer warm weer op komst, met het nodige zand uit de Sahara. Mijn woning ziet er, sinds ik hier terug ben, al een beetje verkommerd uit, omdat Ethel nog herstellende is van haar operatie. Het zal er de komende dagen niet echt beter op worden, als Lluis of iemand anders geen werkster voor me heeft. Moet ik binnenkort mijn ramen en balkondeur gesloten houden voor de “calima”?
Gedraag je, in het meervoud, en dat ik geen klachten over jullie krijg. Hou zee en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

In de week vóór carnaval kocht ik bij boekhandel de Tribune de autobiografie van John Wevers uit 2016. (Natuurlijk hebben we die, werd me verteld, toen ik voorzichtig informeerde of ze hem misschien in voorraad hadden.) Het boek heet: “Eigenwijs in Maastricht”, met als ondertitel: “Terugblik op een leven in de Maastrichtse politiek”. Het eerste exemplaar is uitgereikt op John’s 80ste verjaardag, op 15 november jl. Omdat ik er destijds niet bij kan zijn – ik zit dan al weer bijna twee weken in Las Palmas – lees ik het boek pas onlangs. De laatste 100 bladzijden moeten zelfs wachten tot mijn vliegreis terug naar het eiland. Terzijde: mijn ex Wil is sinds 2009 de vriendin van John Wevers, dat helpt een beetje bij de wel of niet aanschaf van een boek. Niettemin, ook los daarvan heb ik altijd best belangstelling gehad voor de stadsvernieuwing in Maastricht, ook tijdens John’s twintig jaar wethouderschap in de stad.
Het boek, ruim 400 bladzijden en “verluchtigd” met tientallen foto’s, is opgedeeld in chronologische hoofdstukken. De eerste twee gaan over zijn jeugd en opleiding. Hij is van Heerlen, geboren in de Vroedvrouwenschool, zit daar ook op de middelbare school en vervolgens op de HTS, voordat hij o.a. een tijdje in Amsterdam woont. Vanaf 1965 (hoofdstuk 3) is hij Maastrichtenaar; in de stad bestiert hij een klein architectenbureau. Tegelijkertijd wordt hij ook steeds actiever, vooral in de actiegroep B4. Hij schrijft mee aan het pamflet “Hart voor de stad” en wordt in 1966 lid van D66. Die partij ruilt hij in 1973 voor de PvdA. We zitten dan ergens in hoofdstuk 4 van het boek.
Het grootste deel van het boek gaat uiteraard over de jaren daarna, met John als wethouder Ruimtelijke Ordening en Stadsvernieuwing in Maastricht. Die beslaan bijna twee derde van het totaal aantal pagina’s, opgesplitst in vier hoofdstukken: 5 t/m 8. De jaren daarna (hoofdstuk 9 en 10) stellen eerlijk gezegd maar weinig voor. In zijn tijd als wethouder gaat het over het gebied Bosschstraat-Oost via o.a. het Bassingebied en het (mislukte) Randwijckterrein tot bijv. het terrein van de voormalige Ceramique. Op vele bladzijden kom ik dan trouwens mensen tegen die ik wel eens gesproken heb of dan toch wel eens heb gezien, zoals de burgemeesters Baeten en Houben, wethouders Jan Hoen en Jo in de Braekt, topambtenaren als van de Venne, Jules Joosten en Huub Smeets plus de nodige raadsleden en actievoerders. Ook lees ik mooie verhalen over allerlei architecten zoals Jo Coenen, Aldo Rossi en over John’s diverse reizen naar elders, tot in Japan, niet alleen om te vergaderen, maar ook om nieuwe ideeën op te doen. De bonus- en andere schandalen in Limburg komen wel ter sprake, maar slechts zijdelings. John heeft volgens eigen zeggen altijd volgehouden dat de binnenstad vooral ook een woonfunctie moet blijven houden en niet alleen de plek voor horeca en bedrijven mag zijn. De gemeente, met de wethouder voorop, dient volgens hem leiding gevend te zijn bij stadsvernieuwing. Hij pleit tegelijkertijd voor de nodige inspraak van deskundigen en vanuit de bevolking. Een goed functionerende welstandscommissie is volgens hem ook een “must”.
Kan ik mindere dingen in het boek ontdekken? Het is natuurlijk primair John Wevers zijn verhaal, hoe belangrijk ook, toch ook subjectief. Ik zou best wel eens van iemand als bijv. Huub Smeets willen vernemen hoe die in retrospectief over het wethouderschap van John Wevers denkt. Daarbij vind ik John’s taalgebruik helder, maar met de toevoeging dat het me af en toe toch te veel ambtenarentaal is (geeft hij zelf al toe). Er had best ook enige humor ingebouwd kunnen worden; daar is geregeld aanleiding genoeg voor. Dat is John echter maar zeer beperkt gegeven, een beetje binnenvetter als hij is.
Ik zou niet zo snel een raspoliticus in hem gezien hebben, in de vele jaren eind jaren 60, begin jaren 70, toen hij nog als politiek buitenstaander, actievoerder in Maastricht actief was. In de twintig jaren daarna is hij als wethouder bovendien een beetje een vakidioot gebleven, denk ik ook, een in beperkte mate buiten zijn eigen architectuurterrein heen kijkende politicus. Niettemin vind ik het prima hoe hij aan het bouwbeleid in Maastricht politiek leiding heeft gegeven en de invulling niet aan particuliere projectontwikkelaars en grote bouwbedrijven heeft overgelaten, zonder eigen inbreng. Daar zijn diverse woonbuurten in Maastricht van opgeknapt.
Een recensiepunt ga ik het boek niet geven. Ik vind dat wie oprechte interesse heeft in de Maastrichtse bouwpolitiek, het zeker moet gaan lezen. Er mogen trouwens wat mij betreft best meer (auto-)biografieën over locale, regionale en landelijke bestuurders in Nederland verschijnen, liever niet postuum, maar eerder, nadat men zijn politieke leven vaarwel heeft gezegd.

Ik ben een fan van de boeken van Arnaldur Indridason, een thrillerschrijver uit Reykjavik, geboren in 1961. (Dat -vik op het einde van Reyjavik staat voor “wijk”, bedenk ik spontaan.) Al voordat ik naar Maastricht ga, ben ik verwikkeld in diens verhaal “Onland”, dat in het IJslands “Kamp Knox” heet. Dan gaat mijn e-reader naar de filistijnen. In Maastricht schaf ik me een nieuwe aan en Trudie zet er weer boeken op, waaronder “Onland”. Als ik terug ben in Las Palmas, lees ik het uit. Het IJslandse boek is uit 2014, in het Nederlands vertaald en uitgegeven in 2016. Voor alle duidelijkheid: het verhaal speelt niet nu, maar in 1979 met bovendien een terugblik op 1953.
Erlendur (Sveinsson) is in 1979 als 33-jarige net bij de recherche gekomen, als rechterhand van Marion (Brien). In het meer (Reykjanes) wordt het lijk gevonden van de IJslander Kristvin. Hij werkt op de vliegbasis van de Amerikanen als monteur. Volgens Erlendur en Marion zou zijn verdwijnen te maken kunnen hebben met wat er op de basis in hangar 885 gebeurt. Ze krijgen het vermoeden dat er misschien een Herculesvliegtuig gestationeerd is, met een lading kernkoppen, en Kristvin zou daar daar weet van hebben gekregen. Een Amerikaan W. van de geheime dienst en Northern Cargo Transport alsmede enkele beveiligers van de hangar zouden hem vervolgens vermoord kunnen hebben. Marion en Erlendur worden bij het oplossen van de moord geholpen door een vrouwelijke M.P. van de basis, genaamd Caroline (Murphy). Terzijde spelen er uiteraard ook nog enkele andere verhalen, waaronder een handeltje in marihuana.
Tegelijkertijd is Erlendur geïnteresseerd in de verdwijning 25 eerder van een 18-jarig meisje in de buurt. Die zou eerst nog met vriendinnen thuis gedanst hebben op de nieuwste platen uit Amerika (van o.a. Dean Martin en Doris Day), maar de morgen erop spoorloos verdwenen zijn, toen ze naar school ging. Vlakbij haar huis is een woonkamp voor arme mensen en wie weet, is ze verliefd geworden op een van de jongens uit het kamp en met hem vertrokken (of door hem vermoord). Laat ik hier verder volstaan met te vermelden dat Erlendur er in 1979 een forse buikwond aan overhoudt.
Zoals steeds kan ik met Arnaldur Indridason lezen en schrijven. Zijn verhalen zijn in al zijn simpelheid gewoon goed. Je zou bijna nog eens voor naar IJsland afreizen om te zien hoe het leven daar is. Dit boek, een terugblik op recherchewerk van Erlendur en Marion in IJsland in 1979 en 1953, kan er alweer royaal mee door. Het is allemaal spannend genoeg en met interessante zijstappen. Als recensiecijfer heb ik er graag een 8+ voor over. Van Arnaldaur Indridason wil ik geen boek missen, ook in de toekomst niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten