dinsdag 8 november 2011

Brief 7.03

Weblogbrief 7.03, 2 november 2011

         Alleraardigste lezers, muy simpáticos lectores, of het niks is, hier is alweer het volgende epistel van mij, nummertje 7.03. Hoe ik mijn geschrijf naar jullie kan overbrieven, is me een raadsel, maar niet getreurd; er wordt door twee electrotechnici, Susanne en Peter, aan gewerkt. !Vamos!
         Voor wie het zich nog kan herinneren uit lang voorbije jaren, vandaag vieren wij de christelijke feestdag van Allerzielen. Hoe weet ik dat? Omdat het gisteren 1 november en dus Allerheiligen was en dat is hier in Las Palmas een vrije dag, zeker voor allerlei ambtenaren. (Daarentegen, tweede Kerstdag, tweede Paasdag en tweede Pinksterdag, dat hebben we hier weer niet.) Dat was automatisch ook een vrij dagje op de universiteit en daarom kom ik pas vandaag met mijn nieuwe brief, Of ik hem weer vergeefs naar jullie toe probeer te verzenden of niet, de tijd zal het leren.

         Natuurlijk kom ik terug op de mysterieuze Michael Learns, over wie ik vorige week schreef. Noé hier was graag bereid om mij en dus ook jullie nadere informatie te verschaffen. Het gaat om een popgroep, geen losse persoon, met de aparte naam Michael Learns To Rock, MLTR, niet Michael Learns, afkomstig uit het Deense Aarhus. De groep, opgericht in 1988, bestaat uit singer-songwriter en keyboardspeler Jascha Richter en drie anderen, te weten drummer Kåre Wanscher en twee gitaristen Søren Madsen (tot 2000) en Mikkel Lentz. De eerste cd van Michael Learns To Tock verschijnt in 1991, met als titel – hoe kan het anders - Michael Learns To Rock. En nou komt het: in de Angelsaksische en Zuideuropese landen doet de plaat niet veel, wel in Scandinavië, en nog veel meer in het Verre Oosten. Landen als Indonesië, Maleisië, Singapore, later ook de rest van het werelddeel, inclusief Myanmar,  kennen MLTR als een popgroep van jewelste.
         Inmiddels zijn er zeven studioalbums uit van Michael Learns To Rock.. Naast de cd met dezelfde naam (en een aantal verzamelplaten en live optredens) gaat het om Colours (1993), Played On Pepper (1995), Nothing To Lose (1997), Blue Night (2000), Take Me To Your Heart (2004) en Eternity (2008). En er wordt momenteel gewerkt aan het achtste album. Terzijde, Jascha Richter probeert in het begin van dit milennium  een solocarriere te starten met de cd Planet Blue, maar dat mislukt.
         Meesterwerkjes vind ik ze niet, de diverse cd’s van Michael Learns To Rock, maar sommige nummers van de groep zijn voor de liefhebbers – Vooral tieners? Het is soft rock – de moeite waard. Het absolute hoogtepunt van de groep is het nummer “Take me to your heart”, dat in 2006 wereldwijd de meest gedownloade single was.

         Gaan we naar mijn muziek, mijn nieuwe muziek wel te verstaan. Volgens Harry is Prince nog steeds een van de best verdienende popmusici van de Verenigde Staten (en Harry kan het weten). Hoewel, ik ken Prince, inmiddels toch al weer 53 jaar oud, vooral van zijn CD’s rond 1990, toen hij nog 30-35 was. In mijn bezit heb ik er vier, niet meer: Sign ‘O’ The Times, een dubbelcd uit 1987, Lovesexy uit 1988, Come uit 1993 en The Hits, een dubbelcd ook uit 1993. Het wordt tijd dat ik mijn collectie van Prince eens ga uitbreiden.
         Noé kwam afgelopen week met een DVD van Prince aanzetten: Rave un2 the year 2000, van een concert bij hem thuis in Minneapolis op 2 december 1999. Dat presentje, van zo’n twee uur, kon ik natuurlijk niet ongedraaid laten liggen. Wat staat erop? Laat ik beginnen met de New Power Generation, de band van Prince, te noemen en daarnaast enkele gasten: Maceo Parker (van James Brown) op saxofoon, Cynthia en Gerry van Sly & The Family Stone, Lenny Krawitz, die met American Woman (en Fly Away) een heel eind wegzingt. En niet te vergeten een van mijn favoriete dames, de fors uitgevallen Rosie Gaines. Die doet samen met Prince twee nummers: Get Off, een prachtig Prince-nummer, en Nothing Compares 2 U, eveneens door Prince geschreven voor wie dat nog niet weet. Van die Rosie Gaines zou ik best ook wat meer muziek mogen hebben. Met name haar soloCD Closer Than Close hoort eigenlijk op mijn harde schijf te staan.
         En dan is er het minimannetje zelf natuurlijk, dat zichzelf vanaf ergens vroeg in de jaren 90 niet meer met Prince laat aanspreken, maar zich Love Symbol (2) noemt, met bijbehorend teken. Hij is natuurlijk het zelf gekozen middelpunt tijdens al zijn concerten, ook dit. Hij loopt er overigens bij in nogal uitzonderlijke overalls, outfits, en bij een hommage aan Christus zelfs in een lange jurk. Raar blijft hij, de onderdeur, maar het hoort dat niet bij een fenomeen als Love Symbol, met al zijn megahits. Ik moet een keuze maken en mijn voorkeur gaat voor dit optreden uit naar de nummers I’ve Got The Look, Baby Knows en uiteraard Purple Rain. Jullie willen tenslotte nog een afzakkertje? Hij en zijn maten eindigen het concert met 1999 en dat is tevens de laatste keer dat hij het nummer speelt.

         Jullie moeten die Prince niet, vinden hem maar een ettertje? Dan heb ik een alternatief voor jullie in de persoon van Ben Harper. Nooit van gehoord? Hij is zwart, komt uit Californië en is afgelopen  vrijdag 43 geworden. De man speelt allerlei muziekgenres of hij ze zelf heeft uitgevonden: soul, folk, blues, rock, you name it. Hij is een van Noé’s sterren (naast mensen als Bill Withers, Al Green en Billy Joel). Toen hij me vorige week vroeg of ik niet een heel pak CD’s van Ben Harper wou hebben, in MP3, de ene nog mooier dan de andere, zei ik geen nee. En dus, hier is hij, daar gaan we, deze keer doe ik het maar eens alfabetisch: Acoustic, Acoustic II, Both Sides Of The Gun, Burn To Shine, Diamonds From The Inside, Lifeline, Live From Mars I & II, The Will To Live, There Will Be Light en Welcome To The Cruel World. De eerste van dit rijtje is alfabetisch de laatste : Welcome To The Cruel World uit 1994. Ik nog een beperkt aantal CD’s zoals Fight For Your Mind uit 1995, White Lies For Dark Times uirt 2009 en Give Till It’s Gone uit 2011. Een mens kan nou eenmaal niet alles hebben. En terzijde, in mijn verzameling Ben Harper vind ik ook nog een stelletje duetten, o.a. met Jack Johnson, voor wie dat iets zegt. Mooi allemaal!

         Is er iemand op zaterdagnacht opgestaan om te kijken of de klok op de computer overschakelde naar de wintertijd om 2-3 uur? En wat betreft de jeugd: wie is opgebleven tot 3 uur met de computer aan? Ik ben op een leeftijd dat ik dan pontificaal in bed lig. Echter, zondagmorgen heb ik toch even gekeken of mijn klokje wel op de wintertijd was overgeschakeld. En ja hoor!

         Blijven “we” nog even bij de zondagochtend. Vanaf parque Santa Catalina vertrok om 11 uur (wintertijd) een hele stoet fietsers voor een toertocht, waarheen weet ik niet. Ik stond te kijken bij de taxicentrale daar en heb er  ¾ uur gestaan, voordat de hele meute voorbij was, in een niet aflatende stoet. Drie keer heb ik een minuut lang geteld hoeveel fietsers er voorbij kwamen, gemiddeld waren dat er 65. Dus: 45x 65, ik kom op een totaal van ongeveer 3000. Als ik mijn fiets hier had gehad, had ik best mee willen doen.
         Natuurlijk waren er raar uitgedoste figuren bij, zoals eentje met een hondje ernaast aan een touw, een tandem voor vier man en een acceptabel meisje op een autoped met achter twee wieltjes. Niettemin, de overgrote meerderheid zag er normaal uit en  deed ook heel normaal. Ik denk dat een op de drie op een mountainbike zat en dat echt alle leeftijden waren vertegenwoordigd, van kleintjes op een veredelde driewieler tot gepensioneerden met mijn postuur.
         Alweer gaat het om een evenement dat ook in Maastricht niet zou misstaan.  

          En dan wou ik het nu eens kort met jullie hebben over de meest gepaste broeklengte voor mannen, niet in winters Nederland, maar hier, waar het – zeker overdag - steevast meer dan 20 graden is. Zelfs Las Palmas kent zijn gewoontes en wie ben ik om uit de locale toon te willen vallen. Dus loop ik hier overdag soms in een korte broek, zeker binnen moet dat kunnen, maar buitenshuis overdag prefereer ik enigszins een driekwart broek, tot net onder de knie. En ’s avonds heb ik bij voorkeur een lange broek aan, tot aan de enkels, als ik me tussen de autochtonen begeef dan wel op een bankje of terras hier mijn zoveelste boek ter hand neem. Ook als ik naar elders ga, bijv. naar de universiteit, ga ik voor een lange broek, conform de gangbare regels hier. Het wordt nog wat met mij (en soms zondig ik, dat weer wel).

         Trudie en Marij werden in april/mei geconfronteerd met een overzienbaar probleem. Hun favoriete café bar Cosechas de Altura® was dicht en dus moesten we toen voor het drankje na een middagje strand uitwijken naar andere gelegenheden. Ik kan hun en ook jullie andere lezers van mijn brieven met een gerust hart vertellen dat dat dicht zijn nog steeds aan de orde is; Cosechas is niet meer, lijkt het. De terrasruimte buiten de zaak is intussen met enige bravoure toegevoegd aan de toch al royale rij tafeltjes van ijssalon Gelizia ernaast. De jeugd van Gelizia maakt er maar goede sier mee.

         (Ook) hier is Kuifje weer helemaal in. Sinds afgelopen weekend spelen in diverse bioscopen “Las aventuras de TINTIN”, met op de affiche naast de gekuifde journalist ook hond Bobby, kapitein en vriend Haddock en het komische poltieduo Janssen en Janssen. En dat allemaal met op de achtergrond een pracht van een boot, refererend aan “El secreto del unicornio”, in goed Vlaams Het geheim van de eenhoorn. Voor de regie tekent niemand minder dan Steven Spielberg en de film is – zoals dat tegenwoordig steeds meer gangbaar is - in 3 D. Misschien moest ik maar eens gaan kijken, met zo’n 3D-brilletje op.

         Natuurlijk heb ik “hot” nieuws over mijn over buren. Ik heb twee berichten en allereerst geef ik het maar droevige bericht. De oude baas van (tegenwoordig alleen mannen-)kleding- en schoenenzaak Negonza heb ik nog steeds niet gespot. In het voorjaar had “men” hem de linker helft van zijn hoofdhaar afgeschoren, hij was sindsdien meestal getooid met een honkbalpet. Toen dacht ik al: de man zal toch niet de een of andere hersenkanker of –metastase hebben; dan is zijn laatste uur (half jaar) geslagen.
         De situatie nu, eind oktober is de volgende. Zijn dunne zoon met de gespierde armen laat iedere ochtend vroeg de poolhond uit, doet de winkel (als de andere, wat dikkere man er niet is) en is iedere avond laat present aan het raam waarop ik vanaf mijn balkon uitkijk, om Mr. Negonza te verzorgen en te pamperen. Misschien slaapt hij er zelfs, die indruk krijg ik af en toe.
         Afgelopen zondagochtend was hij de kennelijke slaapkamer van zijn vader aan het schoonmaken, terwijl een andere man van zijn leeftijd - de derde zoon? - toekeek. (Dat schoonmaken moet ik ook weer eens doen. Zondag komt Ton met zijn aanhang en dan dient mijn woning spic en span te zijn.) Valt het met de zieke en zijn ziekte nog wel mee, is het een tijdelijk euvel van iemand die binnenkort weer rondloopt? Ik vrees van niet. Volgens mij zit ik vanaf mijn balkon naar stervensbegeleiding te kijken.
         Ik had toch twee burenberichten. Juist, ja, en hier is het andere, een stuk vrolijker. De afgelopen week was kelderbar El Escudo bij mij tegenover dicht, alle dagen. Een aankondiging daarvan heb ik niet zien hangen. Misschien is het personeel er een weekje uit, wie weet, maar ik acht het ook mogelijk dat de zaak echt dicht is, gesloten, cerrado. Als ik “de politie” was, zou ik dat trouwens al veel eerder gedaan hebben. Zeker het afgelopen weekend was het verschil best te merken, zeker midden in de nacht en begin van de morgen. Het ontbreken van allerlei gespuis dat voor de deur staat te roken, zelfs een slaapkop als ik krijgt daar iets, niet veel gelukkig, van mee. En daarbij: wie niet af en toe wakker wordt, hoeft ook niet ’s nachts te gaan plassen of hoogstens een keer. En dat is op mijn leeftijd een bijkomend, geestelijk voordeel. (Enne, in de nacht van maandag op dinsdag – was het halloween? – was het een komen en gaan van jongeren in mijn straat. Nou werd ik eens een paar wakker van ander volk dan de Marokkaanse cokedealers en Oost-Europese hoertjes van El Escudo.
         Vooruit, ik heb nog een derde bericht, over de woningen direct boven de pub. De flat op een hoog van mij uit gezien rechts staat nog steeds leeg en te koop, al een jaar. Voor wie er het fijne van wil weten, bel gerust eens met (0034)679801051. Maar links heb ik weer mensen gespot sinds maandag; in die flat zie ik zo waar een gezinnetje rondscharrelen. Zo vlug als ik nadere details tort mijn beschikking krijg, geef ik ze graag aan jullie door. 

         In de sector Spaanse uitspraken heb ik er een voor jullie die ik maar moeilijk vind. “Hij valt in de sector: woorden met een verschillende betekenis, als ze op –o dan wel –a eindigen en verder hetzelfde zijn. Voorbeelden: “muñeco” is een pop en “muñeca” een pols, “mango” is een mango en “manga” een mouw.  Hier is de zin die ik in een advertentie las: “Lo que no son cuentas, son cuentos.” Hoe vertaal je die zin? Ik houd het vooralsnog op: Als het geen rekeningen zijn, zijn het verhaaltjes.

         Soms kom je zo maar iets of iemand tegen dat of die je de moeite waard vindt om hier te memoreren. Op de boulevard hier zag ik woensdag een jongeman lopen met een T-shirt, waarop geschreven stond: “Solo hay 10 tipos de personas, las que saben binario y las que no.” (Er zijn maar 10 soorten mensen, personen die binair denken en die dat niet doen.)

         Mag ik de twee voorgaande alineaatjes tevens gebruiken als mijn Spaans lesje of is dat te weinig? Dan doe ik er vanwege het overweldigende succes dat mij afgelopen week ten deel viel vanwege mijn ABB mosterdreclame, nog ééntje bij in dezelfde sector mosterd. Interessante, sterke mosterd verwerven is niet eenvoudig hier in Las Palmas. Tot de uitwijkmogelijkheden behoort dan de onvervalste Calvé mosterdsaus van Unilever. Hollandse rkan het haast niet en de flesjes zijn hier gemakkelijk te krijgen, als “Salsa Mostaza”. Ik laat het verhaaltje over de ingrediënten en zo weg endan blijven er twee zinnen over die ik jullie niet wil en kan onthouden. Zin 1: “Sabía combinación de semillas de mostaza para dar un exquisito y delicado sabor a tus recetas”.  En zin 2: “Indicado para acompañar todo tipo de carnes y pescados”. Zo is het maar net en er is geen woord Frans bij!

         En dat is het dan voor deze week; deze brief met bijlage is al best lang. A.s. zondag komen Ton, Marion, Marc, Rik en Paulien mij opzoeken hier. Zoals gezegd, er zal nog enig bezemwerk en royaal gebruik van WC-eend (PATO frescor. 3 en 1: limpieza higiénica del WC, anti-cal, fragancia. PATO consigue una limpieza tanto debajo del borde como en todas las superficies del inodoro) aan te pas moeten komen, maar zondagmorgen kunnen we hier weer van de tegelvloer eten. Ik stel me zo voor dat we eerst gezessen naar de rommelmarkt naast Santa Catina gaan, voordat op LM 30-3-I geluncht zal worden. Wat daarna komt, in de feestelijke middaguren, staat nog in de sterren.
         Vergeten jullie in  Maastricht niet om dezelfde a.s. zondagmiddag 6 november de verkiezing van het nieuwe carnavalsliedje bij te wonen. Het gaat weer spannen, zo veel is zeker.
         Van Trudie heb ik begrepen dat de Aw Brögk eindelijk weer een normaal aanzien heeft, met het ijzeren deel in ouderwetse horizontale staat en niet met halve loopbruggen. Die jongens van de gemeentewerken, wat hebben die in vredesnaam uitgespookt al die toch niet zo zonnige zomermaanden? Stond er een toeptafel onder dit deel van de brug of was daar een café chantant? En nu maar hopen dat Maastricht-West niet weer zijn best gaat doen om de brug, net als de Hoeg Brök al een paar keer, in tijd van niks te sjendelere.
         Genoeg gemopperd voor het moment, ik wens jullie een strenge winter, te beginnen met een winderige en natte maand november. Helaas, het kan niet altijd mooi weer zijn in het kikkerlandje. Hier wil het maar niet winteren, ook de komende maanden niet. Het ga jullie redelijk, vooruit, goed en tot ziens maar weer tot volgende week, do vidienja (op zijn Russisch), hasta la proxima semana, jullie PaulK.

BOEKENBIJLAGE

         Ook deze week heb ik best een rijtje boeken ter bespreking. Het eerste daarvan is “Secret smile” – sommigen van jullie hebben het wellicht in het Nederlands gelezen – van het gouden thrillerduo Nicci French. Het boek is van 2003 en speelt in Londen, hoe kan het anders bij Nicci French.
         Laat ik beginnen met een citaat, op blz. 96: “This is quite wrong”, I said, “You ‘ve got to leave”. “None of this matters”, he said. “Didn’t you hear what I said?”  “There’s this secret smile you have. I’ve seen it. I now you in a way that nobody else does”.
         Ik had nog verder terug kunnen gaan, naar blz. 3-6, helemaal in het begin, want daar al wordt de voedingsbodem voor de rest van het boek gelegd. Miranda Cotton legt het aan met ene Brendan, die zich ook wel Simon of Ben noemt, en zit in een mum van tijd met hem opgescheept. Hij zit ongevraagd haar dagboek te lezen, als ze van haar werk komt. En hij laat zich nog maar moeilijk uit haar woning verwijderen, als ze hem de deur wijst. Dan begint het echte boek: hoe hij haar, maar vooral haar zus Kerry, haar broertje Troy, haar vriendin Laura, noem maar op, bepotelt om maar de baas te kunnen blijven spelen. Andere vrienden van Miranda, zoals Tony, Nick, Callum en Don lijden met haar mee. Hoe kom je in vredesnaam af van zo’n stuk ellende, dat naar buiten toe – bijv. naar Miranda’s ouders – een voortreffelijke indruk maakt. Het boek heeft een apart slot. Voor wie van sterfgevallen houdt in een “moordboek”, die zitten er ook voldoende in.
         Soms zijn dingen eenvoudig en dan moet je dat gewoon zeggen. “Secret smile” is een schitterend boek, spannend, met genoeg sentiment, en af en toe een zijstap die er zijn mag. Nicci French scoren ermee . Ik vind het boek met gemak een 8½ waard. Hoort, zegt het voort.

         Gaan we naar boek 2, “Absent Friends” van Gillian Linscott. Deze dame situeert haar Private Eye Nell Bray boek zo’n kleine honderd jaar terug, in 1918, op het platteland van het Engelse Buxbury (in Herdfordshire, voor wie van aardrijkskunde houdt), alweer in Engeland. Voor deze Nell Bray, de achtste, krijgt ze in 2000 de Ellis Peters Historical Dagger uitgereikt.
         Er spelen in Buxbury twee zaken tegelijkertijd. De eerste wereldoorlog is net voorbij en er zijn parlementsverkiezingen, voor het eerst ook voor dames. Nell Bray krijgt het aanbod om voor kiesdistrict Buxbury mee te doen aan de verkiezing, als lid van de League of Nations. Haar tegenkandidaten zijn stijve hark en liberaal John Prest en ene Jonas Tedder. De laatste, een Tory, neemt de plaats in van Charles Sollers die zichzelf net opgeblazen heeft bij het vuurwerk ontsteken bij de bevrijding.
         Diens vrouw Lucinda, heel rijk, is er inmiddels van overtuigd dat Tedder de moord op haar man gepleegd heeft. Dat wordt haar ingefluisterd door neefje Peter Chivas, die iets met piano’s heeft en daarbij het liefje is van... Maar laat ik niet te veel verklappen. Nell Bray belandt mede in Buxbury om (tevens) de moord op Charles Sollers op te lossen. Daarin wordt ze bijgestaan door haar vriend Bill Musgrave en anderen, zoals Mrs. Hincham, David Ellward en Molly Davitt. En wat is er aan de hand met de altijd dronken Luke Dobbs?
         Gaan we naar mijn oordeel over het boek. Het is 1918, maar daar merk je weinig van in het boek, behalve dan dat Nell met paard en wagen reist, er olielampen zijn voor de verlichting enz. De twee verhaallijnen zijn goed gekozen. En wie heeft “het” gedaan, Charles Sollers vermoord en zijn er nog andere onvolkomenheden? Daarvoor moeten jullie het boek maar lezen. Ik geef er als cijfer een 7½ voor, best goed eigenlijk, hoewel het einde me niet meevalt.

         Vorige zomer vertelde Piet mij over een detectiveboek dat ik me volgens hem  moest aanschaffen. Het speelt in Engeland, alweer, in 1860 of daaromtrent, is een waar gebeurd verhaal, geen fictie, en het is volgens hem een meesterwerk. Het boek blijkt vervolgens niet eenvoudig te krijgen te zijn, maar afgelopen zomer zie ik het ineens in stapels bij De Slegte in de Amsterdamse Kalverstraat liggen, in zijn Nederlandse vertaling: “De vermoedens van Mr. Whicher of De moord in Road Hill House”. De schrijfster is de nog jonge Kate Summerscale en het boek is van 2008, in vertaling van 2009.
         Het verhaal speelt in Engeland in de tijd dat de boeken van Dickens en Brontë en de theorieën van Darwin furore maken; Poe is al net gepasseerd. Er is dan in de bevolking en de pers een massa aandacht voor moorden. De eerste acht rechercheurs bij Scotland Yard zijn nog niet zo lang geleden, in 1842, benoemd.
         In het landhuis op de heuvel in Road, bij textielstadje Trowbrigde ten westen van Londen in de buurt van Bath, wordt in de nacht van 29 op 30 juni 1860 een driejarig jongetje vermoord, Saville. Op het moment van zijn overlijden zijn elf mensen in het huis, van wie de vader, Samuel Kent, en kinderjuffrouw Elisabeth Gough al snel bovenaan de lijst van verdachten staan. Als er na twee weken geen doorbraak in het onderzoek is, wordt de Londense rechercheur Jack Whicher erbij gehaald, met diens collega Dolly Williamson. Whicher’s voorkeur gaat zonder pardon uit naar dochter Constance als dader, dan 16 jaar, eventueel samen met haar jongere broer William. Die zouden  schromelijk zijn achtergesteld door de tweede mevrouw Kent, voorheen gouvernante van het gezin en nu tweede mevrouw Kent. Constance zou daarop besloten hebben wraak op haar te nemen door haar eigen lievelingskindje te doden. Is dat geloofwaardig? Het kan natuurlijk ook zijn dat iemand van buiten de familiekring de moord gepleegd heeft.
         Heel Engeland bemoeit zich met het moordraadsel, met het hemd dat zoek is, met de bloedsporen, met de borstlap (voorloper van de bh, in het privaat, maar wie het gedaan heeft, daar komt zo snel niemand achter. Op blz. 296 zet Punch in 1863 Whicher neer als “Inspector Watcher” van de “Defective Police”, omdat hij de moord niet heeft kunnen oplossen. En intussen vernemen we vele bladzijden lang niet alleen alle details van de moord op Road Hill House, maar ook van allerlei andere moorden en onsmakelijke affaires in het Engeland van die tijd.
         Vijf jaar na de moord komt een van de aanwezigen, die zich later Emilie Kaye noemt, met een bekentenis. Voor een foto van haar op veel latere leeftijd, zie de bladzijde tegenover blz. 289.
         Is dit het meesterwerkje, waarop Piet mij terecht heeft gewezen? Ja en nee, vind ik. Nee, omdat het Road Hill House verhaal niet heel bijzonder is. Er zijn uit die tijd andere verhalen waarvan ik veel meer kan griezelen en smullen en die zelfs enige aandacht in het boek krijgen. En ja, want “De vermoedens van Mr. Whicher” worden door Kate Summerscale wel met smaak uit de doeken gedaan, in een kontekst van wat volgens Time bekend staat als start van het forensisch onderzoek. Het is niet voor niks dat John le Carré het “een klassieker” vindt, de Observer het “een ware pageturner” noemt en HP/De Tijd spreekt van “een briljante reconstructie”. Het boek heeft iets, eerlijk is eerlijk, en dus kom ik – helemaal achteraan in het rijtje beoordelaars – met een volle 8 als mijn recensiecijfer aanzetten. Ik ga Trudie en Marij begin december vragen om het te lezen en hun vragen wat zij ervan vinden.

         Wat doe je, als je al drie boeken besproken hebt, maar nog een vierde hebt uitgelezen? Laat je dat dan liggen voor de week erop? Nee dus! Na drie keer Engeland maak ik de week graag vol met nog eentje uit dat land, van Dick Francis. En wie was die Dick Francis ook al weer? Hij zag het licht in 1920 in Wales en was als kind al een sterretje in paardenshows. Als jongvolwassene werd hij jockey, reed o.a. paarden voor de koningin-moeder (die met dat valse lachje). In 1953-54 was hij zelfs de beste jockey van Groot-Brittannië. Vanaf 1957 was hij jockey af en begon hij een schrijverscarrière met moordverhalen rond de paardenraces.
         Voor deze week heb “Whip hand” nog helemaal uitgelezen. Het boek is uit 1979 en Dick Francis krijgt er de Golden Dagger voor in 1980, de hoogste prijs die in Engeland te vergeven is voor een thriller.
         Hoofdpersoon in het boek is Sid Halley, een voorheen bekende jockey, die vanwege het racen zijn linker onderarm is kwijtgeraakt en het nu met een kunstarm moet doen (die braaf op de kaft is afgebeeld). Nu is hij een soort van privé detective die zich best nog wel tussen het paardengedoe wil begeven, samen met zijn helper judoka Chico Barnes, zeker als er iets grondig mis blijkt te zijn met de beste tweejarige paarden van George & Rosemary Caspar. Na eerst toppaarden geweest te zijn, kunnen ze ineens niks meer, met een hartruis, zelfs dood gaan ze. Sid gaat op zoek en merkt al snel wie daarachter zit. Als ik in dat verband de naam Trevor Deansgate (Shummuck) laat vallen, verklap ik niet veel. Tot de andere boeven reken ik Peter Rammileese, niet diens zoontje, en wie weet, ook mensen als Eddy Keith van de Security.
         Tegelijkertijd is het sociale leven van Sid Halley maar zo zo, daarvan getuigt zijn ex-vrouw Jenny zonder ophouden. Haar vader, admiraal Charles Roland, heeft echter nog steeds een zwak voor Sid. Als Jenny zich in de nesten werkt, gaat Sid ook maar eens op zoek naar Jenny’s nieuwe ex-vlam (kan dat?) Nicky Ashe, die in werkelijkheid Norris Abboth blijkt te heten. En jullie willen ten slotte nog een komische noot? Ga daarvoor eens naar John Viking, de man die alles weet van hoe je een ballonvaart moet winnen.   
           “Whip hand” (in het Nederlands zo iets als: de hand die de zweep vasthoudt) is een mooi boek; daar helpt geen lief moedertje aan. Het verhaal van de allerbeste tweedejaars racepaarden in Engeland, Bethesda, Gleaner, Zingaloo en Tri-Nitro, die door een zogenaamde virusinfectie een voor een het loodje gaan leggen, mij kon en kan het zeer bekoren. En de onthulling van een beetje privéleven van de ex van de hoofdpersoon maakt het boek alleen maar leesbaarder en geloofwaardiger. Wat moet ik met een boek als “Whip hand”, waar echt niks op is aan te merken? Ik geef er na ampel overwegen een dikke 8 voor, een 8+ zelfs. Ik heb nog een paar bestsellers van Dick Francis, die ga ik t.z.t. ook soldaat maken, in galop als het nodig is.
         (Terzijde, wat kom ik veel rare achternamen tegen in “Whip hand”.) 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten