dinsdag 8 november 2011

Brief 7.04

Weblogbrief 7.04, 8 november 2011

         Beste allemaal, estimados todos, de wintertijd loopt alweer anderhalve week en ik moet zeggen: het kost me enige moeite om eraan te wennen. Toen ik hier aankwam ruim drie weken terug, was het licht van 8 uur ’s ochtends tot half 8, 8 uur ’s avonds of daaromtrent. Nu is het licht van ongeveer 7 tot half 7. In de vroege ochtend maakt me dat niet uit; ik slaap toch gewoon door tot 8 uur of later, als ik daar zin in heb. Maar de avonden hier beginnen me nu wel ietsje te vroeg. Waar pas geleden een hele meute Palmezen om half 8 nog over de boulevard promeneerde, pronkend met klein grut en bereid tot een praatje, zie je nu veel mensen eerder op huis aan gaan. Het is vroeger donker en dus eerder wat stiller, zeker door de week, en helemaal bevalt mij dat (nog) niet. Hoe dan ook, hier en ook in Holanda moeten we het er maar mee doen.
         (En mij staat nu bij dat ik vorig jaar bij het begin van de zomertijd een omgekeerde ervaring had. Wat was het ineens druk, langer druk, op allerlei plekken, vond ik toen.)

         Maar laat ik naar mijn muziek gaan. Mijn collectie, best al groot, is de afgelopen week met zo’n 20 Gigabyte toegenomen, dankzij Noé en Jorge. Van Noé kreeg ik er zo’n 10, te weten de inhoud van zijn niet meer gebruikte harde schijf met muziek. In minder dan een uurtje stond de hele handel op mijn LaCie en kon ik gaan afstrepen en ordenen. Weggooien van muziek is één ding, maar ik heb ook nogal wat tijd moeten steken in het op de goede bitverwerkingssnelheid brengen van de muziek die ik wou hebben. Noé’s muziek, het is een mix van van alles en nog wat, van blues en jazz via rock “n” roll en pop tot allerlei Spaans- en Portugeestalig gelispel, getokkel en gefluit. Noé is inmiddels al een aantal jaren “verkocht” van Spotify en doet letterlijk alles tegenwoordig via dat kanaal. Dat hij er een kleinigheid voor moet betalen, deert hem niet.
         Ook Jorge kwam afgelopen woensdag met allerlei muziek aanzetten. Het is allerlei muziek die ik nog van hem te goed had, nog van voor de zomer. Wat in mei niet meer lukte, heb ik hem nu – oneerbiedig gezegd - in zijn maag gesplitst. En julliewisten het al: alles bij Jorge is keurig geordend, zo keurig dat het me soms pijn aan mijn ogen doet. En zo zijn de andere 10 Gb binnengekomen. En er volgen er nog enkele deze week of de week hierna. Dat krijg je zo, als iemand zoals Jorge je trots laat zien dat hij nu een kwart of zo van zijn muziek compleet geordend heeft. Vraagt dat niet om een kopietje van de muziek die ik ook graag bezit?
         Mijn dank aan beide personen is groot. En ik stel me zo voor dat ik allerlei artiesten van Noé en Jorge druppel voor druppel bij jullie onder de aandacht ga brengen in de aankomende tijd. Vorige week kwam ik al aanzetten met Ben Harper, Noé is een fan van die man, zijn stem en zijn gitaarspel. En volgens Jorge kan hij zelfs “a capella” zijn partijtje meeblazen. Wie zal ik deze week eens doen?
         Laat ik eens beginnen met Sister Sledge, een viertal zussen dat zingt in de stijl van vooruit de Pointer Sisters. Ze maakten in 1979 furore met de LP “We are family”. Wat een mooi nummer is en blijft dat toch, dat “We are family”. Op de LP staat het twee keer, in de single- en in de LP-versie. Bij nader inzien blijkt al snel dat de dames nog veel meer in hun mars te hebben en dat allemaal op zegge en schrijve één MP3tje van Jorge. Luister eens, al was het maar om mij een plezier te doen, naar “One more time” en nog meer naar “Lost in music”. De originele versie van dat nummer staat uiteraard op dit album, maar daarbovenop vind ik ook nog een remix van het nummer uit 1984. De remix van “Lost in music” van de gezusters Slegde is met zijn 6:38 minuten helemaal uit de kunst, al zeg ik het zelf.
         Gaan we naar – hoe kan het anders – het triootje genaamd de Pointer Sisters. Van die meiden had ik al een CD, “Back 2 Back”, eigenlijk een tweetal LP’s op één CD, “Break out” uit 1983 & “So excited”. En wie kent ze niet, de diverse overbekende hits van de Pointer Sisters, zoals “I’m so excited”, “Jump (for my love)” en “I feel for you”. Maar “Fire” had ik nog niet en die stond wel op de CD met de zeer foute titel “Platinum & gold collection”, waarmee Jorge kwam aanzetten,. En nou komt het; op de nieuw verworven CD staat nog een ander nummer dat ik minstens zo goed vind, wie weet nog wel beter. Het heet “Slow hand” en willen jullie ietsje meer tekst? Vooruit dan, twee zinnetjes: “I want a man with a slow hand, I want a lover with an easy touch”. Als dat niet 100% Pointer Sisters is, weet ik het niet meer. Waar zit het hem in, dat subtiele verschil dat maakt dat opeens een nummer huizenhoog boven de andere uitsteekt. “Slow hand” dus, dat kan net als “Lost in music” zo in mijn favoriete top 100.
         Zal ik er nog eentje doen? Dan krijgen jullie hier ook nog Donna Summer van mij, alweer een zwarte dame van plezier. Laat ik Noé niet tekort doen, maar ook de de CD “Endless summer” met haar 19 “Greatest hits” komt van Jorge. Ook hier is het geen moeite om jullie te verwijzen naar hoogtepunten zoals “Hot stuff”, “Could it be magic?” en “She works hard for the money”. Maar zijn jullie bekend met “I feel love”? Ik weet het, alweer: echt heel en heel mooi!
         En dan komt nu, als afsluiting van mijn muziekhoekje, een prangende vraag. Ik had van 4 (Sister Sledge) naar 3 (Pointer Sisters), dan naar 2 en ten slotte naar 1 (Donna Summer) willen gaan, steeds met één nieuwe CD, maar ik kan zo vlug geen damesduo, zeker geen zwart damesduo voor jullie bedenken. Bij de mannen stikt het van de duo’s, bij blanken (Everly Brothers, Righteous Brothers, Simon & Garfunkel,  noem maar op) en ook, hoewel iets moeilijker, in de wereld van de zwarten (Sam & Dave, Sonny Terry & Brownie McGee, Albert Ammons & Meade “Lux” Lewis, etc.). En ook gemengde duo, een heer en een dame, zijn royaal voorhanden (Paul & Paula, Womack & Womack, Les Paul & Mary Ford, Marvin Gaye & Tammi Terrell). Echter, zeker als de losse gelegenheidsnummers tijdens een show of zo buiten beschouwing worden gelaten, wordt het afzien. Wie o wie kan mij een of meer zwarte damesduo’s van niveau noemen? Ik kijk met plezier uit naar jullie goedbedoelde, welgemeende reacties.
         Enne... de eerste reactie, van Marc en Ton, is al binnen. Toen ik ze er zondagmiddag naar vroeg, kwamen ze aanzetten met “‘t duo X-Elle, meh daan geschmink!” Voor een uitgebreid verslag van hun komst naar Las Palmas, zie verderop in deze brief.

         Even tussendoor. Vorige week meldde ik jullie met gepaste trots dat op een hoog aan de overkant, op Luis Morote 19 boven (winkel Ambar en ) pub El Escudo een jong gezinnetje was gesignaleerd. Dat was op maandagavond 31 oktober. Echter, in makelaarstermen: het was loos alarm, vanaf 1 november ’s ochtends heb ik niemand meer in het pand gezien. Helaas of niet, zo is het!
         (Maar de baas van Negonza is nog steeds niet buiten geweest, zelfs niet aan het raam verschenen. En de vroeger geheten Günter’s Bierkeller is in duisternis gehuld alsof hij permanent dicht is.)

         En nog eens even tussendoor. Mijn notities vanuit Las Palmas plegen te gaan over wat ik net heb meegemaakt of over wat er binnenkort aankomt. Dus niet over wat ik onlangs helaas gemist heb, terwijl ik N.B. wel in de buurt was.           Ik vind het volkomen terecht dat Suriname en de Nederlandse Antillen niet meer bij ons land gerekend (horen te) worden. “In the same vein” vraag ik mij in arren moede af waarom de Canarische eilanden nog steeds een stukje Spanje zijn en niet met zijn zevenen zelfstandig zijn. (Weten jullie nog of al hoe ze heten? Daar gaan we, van links naar rechts, met weglating van het al de kleine grut: El Hierro, La Palma, La Gomera, Tenerife, Gran Canaria, Fuerteventura en het dichtst bij Afrika Lanzarote.) Ze liggen op zo’n 1500 km van de zuidpunt van Spanje, dat lijkt me ver genoeg om er niet meer bij te hoeven horen.
         Met Jorge, Lluis en Noé heb ik het er wel eens over en dan verklaren zij me enigszins voor gek. Echter, er is een organisatie hier, Bandera Nacional Canaria, die met vuur uitdraagt dat de Canarische eilanden - onder voorwaarden, dat weer wel - zelfstandigheid moeten nastreven, independencia. Hun vlag is blijkens de poster die ik zag, waarschijnlijk blauw met zeven vijfpuntige sterren. Onlangs, op 21 oktober, kwamen ze bijeen op Santa Catalina hier voor een demonstratie en wie was er niet? Ikke! Wat had ik graag verslag van hun bijeenkomst gedaan, maar ik moet het helaas met slechts de annonce doen die afgelopen weekend nog steeds aan een blinde muur hing bij La puntilla.

         En dan is hier de hoofdmoot van deze week. Ik ga het boek van Ben Goldacre, “Bad science” uit 2008 bespreken. Dat gebeurt nu eens niet in mijn voor de insiders onovertroffen boekenbijlage, maar open en bloot hier. Goldacre’s boek over de onvolkomenheden van de gezondheidszorg en wat de pers daar dan van maakt, ik had het zelf geschreven had kunnen hebben, zo dicht zit het bij mijn ideeën. Ik ga er hier en nu over uitweiden, op de bladzijden die eigenlijk bedoeld zijn voor mijn leedvermaak in Las Palmas. Luister goed, Holandeses, want wat nu komt, is echt interessant.
         Wie is die Ben Goldacre? Ik hoorde pas dit jaar voor het eerst van hem, toen Noé met een interview met hem kwam aanzetten uit een bijlage van El País, op een terras hier begin mei van dit jaar. Terug in Maastricht kocht ik bij de Tribune stante pede zijn boek van drie jaar terug, maar begon er pas onlangs aan hier in Las Palmas. Komt dat, omdat ik hier veel meer tijd voor mezelf heb, om te lezen en voor me uit te mijmeren?
         Ben Goldacre is een Londense dokter, psychiater, van nu 37 jaar. Op de foto bij het interview met El País staat hij er jong en vrolijk bij, in een driedelig pak nog wel. Hij heeft een wekelijkse column (wat een fout woord) heeft in The Guardian. Zijn stukjes in dat blad gaan steevast over zogenaamde medische wetenschap, overdreven claims, malversaties, would be medische autoriteiten en niet te vergeten de malafide pers, die er echt een potje van maakt. Ik neem maar aan dat zijn een boek, “Bad science”, een aardig beeld geeft van zijn stukjes tot die tijd. Voor wie helemaal bij de tijd wil zijn, verwijs ik graag naar www.badscience.net, waarop zijn diverse stukjes in Thde Guardian staan met een heleboel achtergrondinformatie erbij.
         Maar hier gaat het om zijn boek. De titels van de verschillende hoofdstukken staan hieronder:
01. Matter
02. Brain gym
03. The progenium XY complex
04. Homeopathy
05. Placebo effect
06. The nonsense du jour
07. Dr Gillian Mc Keith PhD
08. “Pill solves complex social problem”
09. Professor Patrick Holford
10. The doctor will sue you now
11. Is mainstream medicine evil?
12. How the media promote the public misunderstanding of science
13. Why clever people believe stupid things
14. Bad stats
15. Health scares
16. The media’s MMR hoax
         Laat ik een en ander kort samenvatten, met mijn mening erbij. Dat er horden kwakzalvers rondlopen, vroeger en ook nu, daarvan kan Goldacre met mij getuigen. Zijn selectieve kijk op de alternatieve gezondheidszorg vind ik aan de andere kant iets te gemakkelijk, het zijn volgens mij niet allemaal boeven. Goldacre maakt zich het onderzoek naar placebo’s en placebo-effecten te gemakkelijk tot het zijne, hoewel daarmee volgens mij een hoop mis is. En dan lees ik over zijn uithalen naar de cosmetica-industrie en vooral naar de diverse voedingsguru’s; die kunnen mijn goedkeuring zeer wegdragen (alsof hij daarop zit te wachten). En het is meer dan alleen maar jammer, vind ik ook, hoe de pers zich op de diverse zogenaamde megadoorbraken stort, zoals het nut van het consumeren van anti-oxydanten en omega-3 oliën, Doe daarbovenop nog wat foute statistiek en de volgende hoax is geboren, in plaats van dat men de echte deskundigen volgt met hun veel minder opruiende literatuur. En inderdaad, er zijn ook nog echte megablunders door de jaren heen op ander terrein, zoals over de behandeling van AIDS, een vermeende oorzaak (MRSA) van autisme en rond de vaccinatie met MMR (mazelen, bof en rode hond). Lees dit boek!
         Eén onderwerp heb ik nog niet besproken: Ben Goldacre’s kijk op wat er in de reguliere geneeskunde gebeurt: “Is mainstream medicine evil?” Naar mijn bescheiden mening legt hij daarbij veel te veel nadruk op de pillenindustrie. Waar blijft zijn aanval op de soms dubieus toegepaste diagnostica en de diverse niet-medicamenteuze therapieën? Die laat hij ruim onderbelicht, helaas. Wat vindt Goldacre van de vroegdiagnostiek, zoals te voorschijn komt uit het boek “Overdiagnosed” van Welch bij voorbeeld? En hoe zit het met zijn visie op allerlei niet-medicamenteuze psychiatrische behandelingen?  En ik ga nog maar even door: waar blijft zijn kritiek op allerlei chirurgie en orthopedie, op allerlei fysiotherapie en manuele therapie, op de tandheelkunde en dergelijke? Het wordt toch tijd dat ook hij op die terreinen de dagelijkse gang van zaken afzet tegen de uitkomsten van de betere geblindeerde trials.
         En bovendien, binnen het onderzoek naar de effecten van allerlei medicamenten is er m.i. veel meer te beleven dan in allerijl aan komen zetten met standaardmissers zoals pijnbestrijder Vioxx, de SSRI antidepressiva en dergelijke, Maar de bladzijden 209 en 210 koester ik aan mijn hart:
01. Ignore the protocol entirely
02. Play with the baseline
03. Ignore dropouts
04. Clean up the data
05. The best of five...no...seven...no...nine
06. Torture the data
07. Try every button on the computer
         En dan hebben we het nog niet over publicatievertekening en het onvoldoende ingaan op ongewenste bijwerkingen. Iemand als Goldacre die op deze manier over onderzoek en publiceren praat, moet wel haast mijn vriend worden.
         Ik weet het: in één pocketboekje kun je niet alles kwijt. Dus ik hoop oprecht dat Ben Goldacre met een vervolg komt. En misschien moest ik maar eens contact met hem opnemen via badscience.net. En mocht ik nog weer eens in Londen belanden, dan moest ik hem maar eens opzoeken. Want hij is en blijft een contraminist naar mijn hart en het niet voor niks dat zijn “Bad science” in 2008 op de lijst beste non-fictieboeken van Engeland stond.
         (En het onderwerp: hoe misleid ik mijn lezers in publicaties, misschien wordt het tijd dat ik daar, na mijn eerdere stukje over “The false positive trial”, zelf ook nog eens een draai aan geef.)
        
         En dan nu iets geheel anders. Je doet in herenonderbroeken, enigszins prijzig, en de verkoop is nog niet precies wat je je ervan gedacht had. Dat kan beter, hoor je jezelf roepen! Dus zet je drie jonge mannen op een foto, inzoemend op hun onderbroeken, in verschillende kleuren uiteraard. Die foto plak je op een groot bord met daarbij de tekst: PONLE COLOR A TU VIDA, geef eens wat kleur aan je leven. En het bord hang je op allerlei plekken in Las Palmas. Wedden dat het dan storm loopt in de lingeriewinkels voor mannen en iedereen naar jouw merk vraagt?

         Afgelopen zondag was mijn dag met mijn broer Ton en de zijnen. Hij had me daarvóór vanuit zijn huisje in Playa del Inglés - naast Yumbo, Dragon 2, nr. C 2D, hij en Marion blijven er tot vlak voor kerstmis - een keer of wat gemaild dat ze eraan kwamen, dus wat kon ik anders doen dan mij erop in te stellen. Mijn flat zag eruit alsof een professionele “postvrow” er een halve dag haar best op had gedaan. Als ze aankwamen, moest eerst geluncht worden. Dus lag in mijn ijskast naast een pak melk, Spa, diverse blikjes en twee liter clementinesap het lekkerste beleg opgestapeld dat een Hollender zich maar kan bedenken: drie soorten kaas, inclusief jonge Goudse, vier soorten boterhamvlees, waaronder onze eigen gekookte ham van Zwan (uit Zwanenburg). Uiteraard was er ook tonijn en makreel, plus roomboter, yoghurt, tomaten en gemende groente. Ik vrees dat ik nog wel iets vergeten ben in mijn opsomming hier.
         Om even voor 11 ging de bel en daar stonden ze voor mijn deur: Ton, Marion, Rik, Paulien en Marc (het beste paard van de stal). Eerst mochten we, zoals ik met Ton was overeengekomen, met zijn allen nog even naar de markt hier bij Santa Catalina om nog wat brood en broodjes in te slaan, twee soorten knåkkebrood en toast had ik al in huis. Even later kon het schransen aan mijn ronde tafel in de tussenkamer een aanvang nemen.
         Geheel verzadigd begaf de meute zich vervolgens met mij naar de boulevard, om eerst naar rechts te lopen voor een terrasje bij De Punt en daarna terug naar links voor een versnapering bij +39. Rond 5 uur was het tijd voor de warme maaltijd, dus namen we toen met zijn zessen plaats bij Chinees restaurant Hong Kong, aan twee tafeltjes buiten naast de entree, om het er nog maar eens goed van te nemen. Ten slotte werd er bij mij thuis nog eens geplast door alle vijf en toen wachtte de bus van kwart voor 7 terug Playa.
         Wat een middag! Leuk en leerzaam is en blijft het, zo’n rendez-vous met de familie, maar tegelijkertijd: vermoeiend vind ik het ook. ’s Avonds lag ik uitgezakt in mijn “zedeleer” op het balkon, te lezen en een beetje bij te komen.

         Ton zegde me nog toe dat hij me nadere informatie over het nieuwe carnavalsliedje van de Tempeleers zou verstrekken. Het is nu maandagavond en Eddy & Ilse hebben zich al gemeld met zelfs een videootje. Maar voor de uitgeschreven tekst van “Vendaog höb iech geinen tied”, het winnende liedje van Noel Fabri (tekst) en Raymond de Paw (muziek) (perfisia, jonges!) val ik graag op Ton terug. Ik beperk me nu even tot het refrein, de twee coupletten hoeven jullie pas na “’t oetrope” te leren. Daar gaan we:
         VENDAOG HÖB IECH GEINEN TIED
         UM TE PÓTSE, UM TE KOKE, VEUR DE STRIEK
         WANT NOE IS ’T WEER ZOE WIED
         UM TE SPRINGE VEUR DE KETELEMEZIEK
         VENDAOG HÖB IECH MIECH BELOUF
         EN DAT NUMP MIECH GEINE AOF
         TOT ES ’T ASSEKLEGOONSDAG IS
         IECH VAAN DE VASTELAOVEND GAAR NIKS HÖB GEMIS...
        
         Aanstaande zaterdag - nog maar één dag vanwege de bezuiniging - is hier de WOMAD, een cultuur- en muziekfestaival van jewelste met vooral veel muzikanten uit de derde wereld. Mag ik daar de Canarische eilanden vandaag de dag ook bij rekenen, bij die derde wereld? Hoe dan ook, vanwege de recente bezuiniging heeft de overheid helaas geen geld meer voor een feest van vier dagen, zoals eerder wel kon, met bijv. de Wailers en Elíades Ochoa als hoogtepunten.
         En laat ik deze keer eens niet op de WOMAD vooruit lopen, maar er volgende week over vertellen. Het wordt zaterdag een dagje compleet afzien, tot in de wee wee hours, met muziek op drie podia bij mij om de hoek.

         Ik zal zoals het hoort, eindigen met iets Spaans. Over een paar weken of zo zijn hoer weer verkiezingen, nu voor het congres en de senaat. Dus mag ik sinds dit weekend weer reclame gemaakt worden voor de diverse partijen. Van de Coalicion Canaria, Nueva Canarias, kreeg ik al acceptabele kandidaten door, met foto, onder de vlag: mas  fuerza que nunca. En de woordvoerder (el portavoz) van de UPyD, Rosa Díez, staat er mooi op, op de folder Míranos, met haar jaren 50 brilletje. “Sin politica, no hay democracia. Por eso llamamos a los ciudadanos a implicarse en la politica, para cambiar la democracia; llamamos a todos a sumar esfuerzos, a trabajar; que cada cual lo haga desde el lugar que le parezca más útil, pero que no deje de hacerlo. Para que nadie nos cierre estas ventanas que hemos empezado a abrir. Para pode respirar. Kom daar maar eens om! Willen jullie ook nog de tien “Initiativos de UPyD por la austeridad y la transparencia en las administraciones autonómicos y locales”? Niet? Is er dan niks meer heilig?

         Maar vooruit, in dat geval stop ik wel acuut met deze brief aan jullie. Susanne en Peter hebben afgelopen weekend een nieuwe weblog voor mij aangemaakt en ik ga mijn best doen om deze brief 7.04 en de drie vorige aan jullie te versturen, met separaat nog een e-mail waarin staat dat jullie vanaf nu voor mijn weblogbrieven dienen te kijken op www.paulknipschild.blogspot.com en nergens anders. Gelukt?
         En laat er geen misverstand over bestaan: over een week komt de volgende er alweer aan. Voor nu, de ballen en tot ziens, hasta luego, van jullie don Pablo.
        

BOEKENHOEKJE

         Voor boek 0 van dit boekenhoekje verwijs ik graag naar mijn tekst veel hoger in deze brief. Die betreft mijn bespreking van “Bad Science” van psychiater Ben Goldacre uit 2008. Jullie moesten dat boek maar eens voor je sinterklaas vragen.

         Gaan we naar boek 1, “Judaskind” van Carol O’Connell uit 1998. Het speelt in een dorpje in de buurt van New York. Een judaskind is een lokkertje van een pedofiel om de vriendin van het judaskind, de prinses, in zijn handen te krijgen. Blijkens de kaft is schrijfster Carol O’Connell een jaar jonger dan ik, van 1947, en woont ze in New York. Hoe zo ik haar boek gekocht heb, weet ik niet meer. Misschien vanuit het idee dat er naast waardeloze toch ook goede thrillerschrijfsters moeten zijn?
         En dan nu iets over de inhoud van het boek. Sadie Green, het judaskind vol horror, wordt door een pedofiel en moordenaar weggelokt en met haar Gwen Hubble, om wie het hem (of haar, onzijdig woord) eigenlijk te doen is. Sadie’s ouders zijn Becca en Harry en die van Gwen heten Marsha en Peter. Terzijde, Becca was vroeger een bekende journaliste en Marsha is nu de assistent-gouverneur van de staat. De jonge dames Sadie en Gwen zijn 10 jaar en zitten op St-Ursula school en met hen ook de hyperverlegen David Shore, die “iets” van de ontvoering zou hebben gezien.
         Uiteraard gaat de mensen van de locale politie met alle macht achter de dader aan en met hen ook die van de districtpolitie en zelfs de FBI. Bij de locale politie is Rouge Kendall de hoofdpersoon en van de FBI noem ik hier Arnie Pyle. Vijftien jaar terug is Rouge zijn tweelingzus Susan (een identieke tweeling met een jongen en een meisje?) ook op 10-jarige leeftijd kwijtgeraakt aan een pedofiel. Toen is zelfs nog twee miljoen losgeld betaald zonder dat het iets uithaalde. Is het dezelfde seriemoordenaar en is die ook verantwoordelijk voor andere vermissingen in de buurt?
         Ali Cray, oorspronkelijk uit het dorp en nu de psychologe die alles van pedofilie weet, is toevallig bij haar oom, psychiater Mortimer Cray op bezoek en kan het niet laten zich ook met de zaak te bemoeien. Zij is getekend met een litteken over haar gezicht “van vroeger”. Die Mortimer Cray houdt zijn ethische principes over patiënten wel heel hoog en in zijn kring verkeren diverse andere dokters, zoals de broers Myles en William Penny, William Lorimer en Howard Chainy. En dan is er nog o.a. priester Paul Marie, die destijds veroordeeld is voor de moord op Susan en nu dus al 15 jaar vastzit. Ben ik nog mensen of dieren vergeten? In ieder geval mevrouw Evy Vickers, de 90- jarige expert op het gebied van paddenstoelen, die ergens in het boek de geest geeft. En een hond zonder naam, die maar al te goed het verschil tussen de commando’s “Geronimo” en “Sitting bull” weet.
         Uit de hoeveelheid tekst hierboven alleen al mogen jullie opmaken dat ik “Judaskind”  best wel met animo gelezen heb. Eigenlijk had ik dat in het Engels moeten doen, want het boek staat vol met interessante zinswendingen en vergelijkingen, maar vooruit: de boog kan niet altijd gespannen zijn. Carol O’Connell – ik had nog nooit van haar gehoord – schrijft best goed en haar thriller “Judaskind” kan er zeker mee door. Behalve dan de plot, de ontknoping; die vind ik, in tegenstelling tot bijv. de recensent van de Telegraaf, zie kaft, iets minder geslaagd. Dus gaat er na het opklimmen van mijn recensiecijfer weer een ietsje vanaf. Ik kom uit op een 7½, best nog wel goed.

         Laat er geen misverstand over zijn, ik heb naast de boeken van Goldacre en van O’Connell nog een boek uitgelezen: “The last detective” van Peter Lovesey uit 1991. Het speelt in de buurt van Bath in West-Engeland. (Voor wie mijn recensie van “De vermoedens van Mr. Whicher” heeft gelezen, dat boek speelt in dezelfde omgeving.) Lovesey kreeg er het jaar erop een Anthony Award voor. Ik kan me niet herinneren dat ik eerder al een boek van de man gelezen heb, maar hij heeft een heel oeuvre.
         “The last detective” is zijn eerste boek met Chief Inspector Peter Diamond in de hoofdrol. Dat is een te dikke, 41-jarige man met een kale kop en nog van de oude slag. Met computers en DNA-technieken heeft (had, in 1991) Diamond niet veel op, zijn kracht zit hem in degelijk recherchewerk met veel gepraat en waar dat nodig is, ook overreding (vandaar de titel “De last detective”, heel mooi). Zijn rechterhand in het boek is de hem enigszins van bovenaf opgedrongen John Wigfull.
         Getweeën onderzoeken ze de moord op een naakte vrouw in het meer (the lady in the lake?). Dat blijkt ene Gerry Snoo te zijn, ex-soapster en de laatste jaren voor haar verscheiden getrouwd met een professor in Engels, Greg Jackman. Meestal komt een moordenaar uit de directe kring rond het slachtoffer; heeft hij het dus gedaan? Dezelfde Jackman raakt enkele maanden eerder bevriend met Mat, een 12-jarige jongen, en zijn moeder Dana Didrikson. Hij heeft Mat van verdrinking gered, waarvan de locale krant (Molly Abershaw) graag verslag wil doen. En dan noem ik hier ook graag Jane Austin, die 200 jaar eerder in Bath gewoond heeft en over wie Jackman een tentoonstelling inricht. Heb ik daarmee iedereen gehad die de moeite waard is? Laat ik nog Stanley Buckle noemen, de baas van bierbouwerij Realbrew Ales, die ook in speelgoed en amusement doet, en voor wie Dana als chauffeuze werkt. En Dr. Bookbinder, die het als huisdokter het niet zo nauw neemt met de medische ethiek.
         Hebben jullie het intussen al zo’n beetje door? “The last detective” vind ik werkelijk een beauty van een boek. Wat was ik zondagavond blij, toen Ton cum suis de deur uit waren, dan kon ik weer direct het boek ter hand nemen. Het is zonder meer geschreven in schitterend Engels, gebruik makend van veel meer woorden dan ik tot mijn beschikking heb. En het bestaat uit zes delen, waarvan deel 2 vanuit het perspectief van Jackman en deel 4 vanuit dat van (Dana) Didrikson geschreven zijn, de andere zijn neutraler en vooral rond Peter Diamond gesitueerd. Zo iets ga ik ook doen, als ik nog eens een moordboek ga schrijven, wie weet. En wat is dit boek spannend, zonder ophouden, alle 368 bladzijden. Hier komt mijn recensiecijfer: een volle 9. Wat er gebeuren mag, ik ga in ieder geval de vier andere boeken van Peter Lovesey die ik op mijn verlanglijstje heb staan, met voorrang aanschaffen. Peter Lovesey, hij heeft mijn hart gestolen met dit boek.     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten