dinsdag 2 april 2013

Weblogbrief 8.25, 2 april 2013

Weblogbrief 8.25, 2 april 2013

         Zitten we alweer in april, cañoneros de estufa con gorros y guantes, of het niks is. Is er nog iemand ter kerke geweest afgelopen vrijdag om 3 uur? En heeft iedereen wel gebiecht, omdat dat zo hoort tussen palmzondag en beloken Pasen? Is er voor de jeugd nog een chocolade paashaas voorbij gekomen?
         Jullie hebben toch niet naar gekleurde eieren hoeven te zoeken in de tuin? Dat doe je bij het Hollandse weer van de paasdagen zelfs je ergste vijand niet aan. Als ik www.nu.nl mag geloven, was het in de Lage Landen bar en boos. En kom me niet aan met de dooddoener dat er met pasen nog nooit zo koud is geweest. Ik herinner me dat ik een aantal jaren terug vanaf mijn balkon hier tot jullie eer en glorie “I’m dreaming of a White Eastern” heb gezongen, op de wijs van “White Christmas”.
         Trudie probeerde me gisterochtend uit mijn balkontent te lokken met de aankondiging dat mijn koffiezetapparaat uit elkaar gesprongen was. Eén april, ook daar trapte deze jongen niet in. Zoals Rita Corita al zong: “Koffie, koffie, lekker bakkie koffie...”.

          Als muziekje - niet “meziekske”, want dat is een mondharmonica in het Maastrichts - gaat mijn volle aandacht deze keer uit naar een trekzakspeler. Het moge bekend zijn dat Zuid-Limburg nogal wat van die muzikanten had. Wie kent niet Schriebl & Huppertz, Sjeng Kraft en Pie Bex? Of Thei Menten en diens onlangs overleden dochter Lenie? In het huidige tijdsgewricht noem ik hier accordeonisten als “doe-het-zelver” Louis van den Bogaard en meesterknecht Tren van Eckevort van Rowen Heze, alive and kicking? Ietsje verder van huis kom ik uit op de tonen van Johnny Meijer uit de Amsterdamse Jordaan of import-Italiaan Rocco Granata uit het Belgische. Het zijn “monekaspäölders” waar je een moord voor doet.
         Een gebied waar ook een hele zooi accordeonisten vandaan komen, is het Amerikaanse Texas. Niet voor niks is Rowen Heze daar een aantal jaren geleden op bezoek geweest; dat heeft te maken met de Tex Mex, de Spaans-Mexicaanse variant van countrymuziek. Uiteraard speelt de “squeeze box”, trekzak op zijn Amerikaans, daarin een prominente rol. En als ik het over Tex Mex heb, springt één naam extra in mijn oog: “squeeze box king” Flaco Jiménez. De man heet eigenlijk Leonardo van voren, het woord “flaco” staat voor mager, “flaco escopeda” zegt men tegen iemand die uitziet als een bonenstaak. Hij is van San Antonio, intussen 74 jaar oud. Al vanaf zijn zevende was hij met zijn instrument actief, in het begin samen met zijn vader Santiago. Flaco Jiménez verklaar ik hierbij tot mijn held van de week.
         Als ik enkele losse nummers buiten beschouwing laat, heb ik vijf Cd’s van de man, te weten:
(1992)        Partners (met diverse anderen)
(1993)        Ay Dejo En San Antonio Y Más (compilatie)
(1994)        Flaco Jiménez
(1999)        The Best Of Flaco Jiménez (compilatie)
(2003)        Squeeze Box King
         Er zijn naast de drie studio- Cd’s hierboven nog acht andere uitgekomen, maar het begin is er, zeker met de twee compilaties erbij. En wat is de accordeonmuziek van Flaco Jiménez is een belevenis. Het is allemaal zo mooi, ik kan er nauwelijks genoeg van krijgen. En dan heb ik het niet alleen over het bekende “Ay te dejo en San Antonio”, geschreven door zijn vader, maar ook over legio andere nummers zoals “Prenda del alma” (in Maastricht bekend als “De nach is toch zoe laank, kom in mien errem” van Beppie Kraft) of over “La paloma” of “El barrelito”, dat in het Duits als Rosamunde bekend staat. En hoe klinkt de versie van Flaco Jiménez van Marina (in het Spaans uiteraard)? Prachtig, toch? De man heeft intussen de nodige Grammy’s gewonnen en daarbij heeft hij mooie filmmuziek op zijn naam staan, o.a. van The Border. Een aanwinst!

         Zoaks het kan gaan met cafés en plekjes in de stad, waar HET te doen is, ik zal er nooit achterkomen hoe zich het beeld precies ontwikkelt. Afgelopen “werkdag” stapte ik, na het netjes verzorgen van mijn correspondentie en het versturen van mijn brief in het oude faculteitsgebouw, monter in bus 12. Omdat Noé en zijn vriendenkring me erover onderhouden had, afgelopen zaterdag, liet ik mij maar eens iets verder dan Santa Catalina doorrijden tot bij de havenmarkt, de “mercado del puerto”. Dat is de plek waar Trudie graag boodschappen doet, haar groente en zalm koopt. Sinds nog niet zo lang moet en zal ineens toutes Las Palmas bij voorkeur plaatsnemen in een van de bars/restaurants aan de noordkant bij de “mercado de puerto”. De nering is daar echt uit de grond gestampt of het niks is, of het allemaal niks kost. Ik bedacht dat het in de Semana Santa misschien wel ietsje drukker zou zijn dan anders vanwege de borrels van de zaak zo vlak voor de feestdagen.
         En dan nu de werkelijkheid: toen ik woensdagmiddag er om half 5 aankwam, zag ik er meer dan honderd mensen, misschien wel tweehonderd, die daar zaten te drinken en te eten. Het merendeel reken ik tot de categorie yuppige dertigers en veertigers. Laat ik, om jullie een idee te geven, wat namen geven van zaken daar. Willen jullie eerst enkele alledaagse namen? La Barra Del Puerto, La Esquina Del Mercado en Cafetería Mercado Del Puerto, met daarnaast twee buitenlandse bedoelingen: Máketto (sushibar, Japans) en Tapas & Røkeri (Scandinavisch). En dan mag ik nu naar de typisch Spaanse: Alboroto (kabaal), Antequera (?), El Camarón (garnaal), Iberico Bocado (Iberische hap), La ¿ntriga jamonal (geknoei met ham), Piscos & Buches (brandewijn en drank?) en La Ribereña (kustbewoonster). Bij elkaar tel ik in de gauwigheid twaalf zaken op een kluitje en allemaal met volk binnen en vooral aan de staantafels. Hoewel het mijn volkje niet helemaal is, die yuppies, zal ik er toch eens met vrienden (Noé en consorten?) plaats dienen te nemen.

         Wie Spaans aan het leren is, wordt door zijn omgeving al snel gewezen op woorden als “coño”, kut, en “polla”, pik. Maar wat is bijv. “coñete”? Volgens mijn woordenboek staat dat voor krenterig. En een “coñazo” is een zeikerd of een hoop gezeik, ook een woord dat ik in gezelschap best eens kan gebruiken.
         Gaan we naar “polla”, want daar moet ik zijn voor mijn afgeleid woordje. Halverwege de calle Cordoba vlakbij het oude faculteitsgebouw is sinds een paar weken een nieuw café verrezen, je kunt in de “cafetería y dulcería” ook terecht voor gebak. Zoals tegenwoordig zo veel cafés is de zaak zo multifunctioneel als ze maar zijn kan. De naam van de nering staat breeduit op de gevel gespeld: “LA POLILLA”. Ik heb dat woord wekenlang vertaald met “het pikje” of in goed Maastrichts “’t pikske”. Helaas, nu ik het opgezocht heb, blijkt dat een misvatting te zijn. Het is met één l achter de o en dus heeft het met “polla”, pik, niks van doen, helaas. “La polilla” staat voor “de mot”, het beestje van niks dat je liever niet in je klerenkast tussen de schone lakens hebt zitten. Lluis heeft in mijn klerenkast zelfs op diverse plaatsen snoepjes tegen de motten gestopt, een variant op mottenballen, “bolas de naftalina”, om “las polillas” buiten de kast te houden.
         Terzijde, mot in de betekenis van ruzie is “riña, pelea, bronca”. Ruzie zoeken is “buscar bronca”. Daar zal ik het een andere keer graag over hebben.

         Ik heb er nog een voor de Spanje-liefhebbers onder jullie. Wat is belazeren in het Spaans? Trudie vroeg me ernaar, toen ze eenmaal doorhad dat mijn overbuurman op de hoek Marij royaal teveel had geteld voor een sevillana-pakje. In haar beste Spaans zou ze hem dat gaan toebijten.
         Ik denken, denken, maar ik kwam er niet op. Dus stond me niks anders te doen dan het op te zoeken. Voor de gek houden is “dar el camelo”, “tomar el pelo”, “joder vivo” of “pegarse”. “Se la pega a su esposa con una amiga suya” is Hij bedriegt zijn vrouw met een vriendin van haar. De boel belazeren is ook: “ser un embustero”, een bedrieger zijn. In een hoger stijlniveau komt de Spanjaard aan met “engañar”. “Engañar el tiempo” is de tijd doden. Zich voor de gek laten houden is in het Spaans “dejarse engañar.

         Ik heb nog een stukje over wat ik op of rond de universiteit zo al tegenkom. Nogal eens pluk ik een aardigheidje van het grote uithangbord dat daar bij de ingang hangt; er staat echt van alles op, gelukkig met de nodige verversing. Deze week las ik een aankondiging van een wijnproeverij, voor het goede doel. “Cata de vinos solidaria a favor de cáritas”. De entreeprijs, tevens de gift (“donativo”), is 20 euro. Heeft wellicht iemand van jullie belangstelling? Ik persoonlijk ben niet zo gecharmeerd van al dat gedoe met wijn. Het spul is om te drinken en dat lijkt me genoeg aanbeveling. De “cata” wordt georganiseerd door o.a. de Vinoteca San Juan en Picoteo El Brezal aan de Avenida Roque Azucarero, op zaterdag 13 april om 12 uur ’s middags. En voor wie het onderste uit de kan wil hebben: “Después de la cata habra un pequeno picoteo para los asistentes”. (Een picoteo heeft van doen met hapjes eten.)

         Van de “guaguas amarillas”, de gele stadsbussen kan ik niet echt genoeg krijgen. De meeste zijn tegenwoordig uitgevoerd met een “piso bajo continuo”, een permanente lage instap, altijd de moeite waard voor mensen die geen fatsoenlijke traptrede meer kunnen oplopen. Hebben we dat in Maastricht ook tegenwoordig? Achterop de gele bus zie ik de laatste tijd nogal eens een reclame staan voor het weggooien van blik, plastic en geplastificeerde pakken. Die horen thuis in de gele afvalbak!
         Nou willen jullie natuurlijk ook weten welke spullen in de groene, blauwe of zwarte bak thuishoren. Voor het glas - bont of doorzichtig, dat maakt hier niet uit - staan hier overal groene bakken in de aanslag, terwijl papier en karton zich het prettigste voelt in een blauwe bak. En dan is er nog het beetje restafval, dat echt nergens anders in past; dat worden wij hier verondersteld in een grote zwarte bak te deponeren. Het is een uitgebreid systeem, enigszins vergelijkbaar met dat in Maastricht, maar als je netjes je “plestic tute”, “bolsas”, vult met het netjes gescheiden spul, heeft het zo zijn voordelen. En af en toe met wat afval naar beneden lopen en het in een van de containers om de hoek kiepen is voldoende en zoals dat heet, goed voor het milieu.
         (Ik kan me uit de jaren 70 herinneren dat de afdeling Arnhem van Milieudefensie ieder jaar opnieuw vroeg of de landelijke club waarvan ik toen voorzitter was, daar geen actie voor wilde voeren. Het bureau en ik zagen de actie toen niet zitten, maar het is er dus uiteindelijk toch van gekomen.)

         Afgelopen zaterdag moest ik met Trudie en Marij naar de Mercado Cental en El Corte Inglés om o.a. verse vis en blikjes naranja en limón van Schweppes (cero azúcares añadidos) in te slaan om daarna met knoflookkip en bijbehorende “papas” huiswaarts te keren.
         Op de heenweg kwamen we langs de relatief kleine kerk, waar ik eerder eens geweest ben bij de begrafenis van Jorge’s moeder. Ze heet Santa María Del Pino en ziet er voor een huis van God redelijk acceptabel uit. De dames wilden binnen een kijkje nemen, dus stond ik even later mijn tijd te verbeiden tussen de beelden, biechtstoelen en andere bezienswaardigheden. Hier is de naam van een rijtje beelden volgens het bijschrift: Jesús de Medioraceli, Santa Rita, Virgen de Carmen, San Antonio, La Milagrosa, Niño del Remedio, San José en Santa Lucía. Ik liep ook San Judas tegen het lijf: die heeft hier kennelijk nog enig aanzien, in tegenstelling tot bij ons. Daarbij zag ik in het vierkante gebouw het Resuritó LeLuya, wat dat ook zijn mag, een Promesesal Cristo, het bloedige Corazón de Jesús en aan de uitgang een offerblok met het bijschrift Limosna para los Pobres. Zo’n rondgang door een kerkje, wie steekt daar niks van op!

         Een beetje stadsmens weet natuurlijk het een en ander over de oorsprong van zijn stad. Voorbeeld: de stad Amsterdam is ergens begonnen in de dertiende eeuw, met woningen in de buurt van de Warmoesstraat. Van Maastricht is het precieze begin niet bekend, de inofficiële stadsrechten dateren van, geloof ik, ook einde dertiende eeuw, maar er is nooit een papier gevonden waarop dat staat. Natuurlijk was er daarvoor ook al van alles in Mosam ad Trajectum te beleven, zeker ook in Wijck. De bewoning gaat met gemak terug tot de tijd van nog vóór de Romeinen. Waarom zouden we in Maastricht anders een straat als de Eburonenweg rijk zijn, vlakbij mijn Wijckse woning?
         Bij het Castillo de la Luz staat op een bord aangegeven wanneer precies, althans volgens de gemeente, de stad Las Palmas gesticht is. Hier is de tekst op het bord: “El 24 de junio de 1478 el capitán Juan Rejón tras desembarcar en las playas de La Isleta y dirigirse al Guiniguada, fundó esta ciudad.” In 1478, niet eerder? Dan is de stad nu exact 535 jaar oud, behoorlijk op leeftijd, maar ook weer niet superoud. Echter, echter, daarmee gaan we dan wel voorbij aan het bestaan van nederzettingen van de guanches uit oorspronkelijk Noord-Algerije, die hier hun leven leidden, totdat ze door Spanjaarden als Juan Rejón en zijn trawanten compleet werden uitgemoord.

         Tot de aardige gebeurtenissen in mijn leven hoort dat ik een aantal keren als promotor mocht optreden bij een proefschrift, tijdens mijn professorschap aan de UM plus nog een keer aan de VU. Een promotie onder mijn supervisie zal een twintig keer plaats hebben gehad. Een ervan betrof de promotie van Lex Bouter, op zijn onderzoek naar gezondheidsrisico’s van skiën; misschien niet met de meest voor de hand liggende uitkomsten, maar vooruit! Lex heeft het daarna tot Universitair Hoofd Docent in Maastricht en vervolgens tot professor en hoofd van het EMGO van de Amsterdamse Vrije Universiteit geschopt. Ongeveer toe ik met prepensioen ging, werd hij zelfs Rector Magnificus van dezelfde VU. Ik vond hem daar toen best een geschikte persoon voor. (Maar ook vond ik het een enigszins dubieuze eer om de baas te zijn van een protestantse universiteit; die heeft voor mij geen bestaansrecht.) Niettemin, het had het ook wel wat, dat een van mijn “jongens” het zo ver geschopt had.
         Afgelopen weekend kreeg ik van Ton het bericht dat Lex Bouter uit zijn ambt was gezet. Het college van (twaalf) decanen van de VU was niet tevreden meer over zijn onderwijsvisie en had daarover bij de Raad van Toezicht van de VU geklaagd. En dan is het wegwezen geblazen in wetenschappelijke kring! Of er tegelijkertijd nog iets anders gespeeld heeft, met een meer politieke lading, hoop ik t.z.t. nog eens van Lex en zijn Maike te vernemen. Jammer voor hem vind ik het wel; hij leek me wel een geschikte persoon voor de baan, maar rector magnificus spelen is en blijft tegenwoordig een bezigheid met beperkte houdbaarheid. “’t Is miech get!”, roep ik braaf vanaf de zijlijn.

         Voordat ik ophang, hebben jullie recht op een Spaans lesje. In mijn “Guía de usos y costumbres de España” kom ik wonderwel direct uit bij het hoofdstuk over “bebidas”, dranken. Daarbinnen kies ik voor de “bebidas alcohólicas”, waaronder “sangría”; het lijkt verdorie wel of de gids op die plek, blz. 35, al vaker is geopend.
         “Una bebida alcohólica española de fama internacional es la sangría, cuyos ingredientes básicos son el vino tinto y la limonada; a ellos se les añade algo de azúcar, trocitos de fruta - naranja, limón, melocotón – y, si se desea, también algún licor, como el ron o la ginebra. Se bebe con más frecuencia en verano”.
         Hier in Las Palmas is het niet alleen ’s zomers “verano”, maar ook in de andere drie jaargetijden. Daarom geef ik jullie met een gul hart alvast het “receta de la sangría”.
         Ingredientes:
         1 L de vino tinto
         1 Lata de Schweppes naranja
         1 Chorrito de ginebra
         1 Chorrito de cointreau
         1 Chorrito de coñac
         1 Ramita de canela
         1 Melocotón troceado                                   
         Azúcar al gusto
         Rodajas de limón
         Mescla en una jarra el vino con la Schweppes, los licores y el azúcar y remover bien. Luego, añadir la canela, los trocitos de melocotón y las rodajas de limón y seguir removiendo. Dejar reposar durante 30 minutos para que la fruta macere. Servir frío con cubitos de hielo”.

         Er is een tijd van komen en een tijd van gaan en ik ben nu aan het gaan. Nog eens nalezend wat ik allemaal toch maar weer opgehoest en uitgespuugd heb, geef ik mezelf graag een schouderklopje en hoop maar dat jullie evenzeer aan het langste eind getrokken hebben. Marc en Floor mogen morgen terug naar Nederland, ze wonen nu in Utrecht, en Trudie en Marij zitten nu in de ijzeren vogel op weg naar Maastricht.
         Maak er wat van de komende week, een nieuwe sneeuwbui zie ik niet meer zitten. Wie weet, komt de lente eraan, niet voor een dagje of wat om weer plaats te maken voor de wollen jas, maar permanent. Om Philip Kerr te citeren in zijn boek: A quiet flame” (zie verder beneden), op blz. 298; It takes more than one dead mouse to make a good cat”. Zo is het maar net; jullie hebben nu wel genoeg dode muizen gehad! “Lenteme, zomerme, septemberme, winterme...want ik heb je ongelooflijk lief.” Het duurt nog even, maar over minder dan een maand sta ik in Maastricht weer mijn opbloeiende fuchsia’s meer te bewonderen.
         Voor nu, drink je enige moed in, of bier natuurlijk, en tot ziens maar weer, hasta luego, PaulK.

 BOEKENHOEKJE

         George & Ira Gershwin hebben een hele serie klassieke liedjes op hun naam staan. Hier is een stukje van een ervan, uit 1936, beroemd gemaakt door o.a. Billy Holiday:
         The way you wear your hat
         The way you sip your tea
         The memory of all that
         No, no, they can’t take that away from me.
         Regel 3 van de vier is de titel van een boek van Bryan Forbes uit 1999, dat ik de afgelopen week las: “The memory of all that”. En nou heb ik het niet over de Bryan Forbes van de thrillers, maar die andere schrijver met dezelfde naam. Ik heb hier eerder een boek van deze man uit de filmwereld besproken en me toen voorgenomen dat een tweede kennismaking met die Bryan Forbes de moeite zou lonen. Dus krijgen jullie nu een recensie voorgeschoteld van een boek dat grotendeels in Hollywood en omgeving speelt, in 1952. Hoewel het best een akelige wereld is, zijn er in het boek geen moorden te betreuren.
         Hoofdpersoon is ene Robert Peterson, 24 jaar. Hij heeft eerder een boek gepubliceerd, “A fine and private romance”, en probeert nu zijn geld te verdienen als schrijver van filmscripten. Via producer Billy Fisher krijgt hij een baantje bij MGM, nadat hij als ober die Billy Fisher en diens twee tafelgasten, Amanda Boyd en Oliver, bediend heeft. Met Amanda krijgt hij daarna een verhouding. Robert treft op zijn werk een oude rot, Jack Reeves, die hem vlak voor zijn dood wijst op een script dat hij geschreven heeft en dat in zijn bureaula ongelezen ligt te verkommeren. Vervolgens brengt Robert het op diens aanraden aan de man als zijn eigen werk, met Julian Sugarman als zijn agent. De film die ervan gemaakt wordt, “The end of the beginning”, wordt met Howard Jackson als regisseur en Lauren Taylor en Jason als acteurs, een groot succes. Intussen is de liefde tussen Robert en Amanda na een abortus drastisch bekoeld en Robert wordt de vriend, even later zelfs de echtgenoot, van Lauren. Zij heeft na “The end of the beginning” met andere films succes, maar privé is het tussen Lauren en Robert snel over. Robert’s voorkeur blijft uitgaan naar Amanda, die zo waar vlak voor de aftiteling trouwt met Billy Fisher op diens sterfbed. Voor de details moeten jullie het boek maar lezen.
         Geloof het of niet, maar ik vind “The memory of all that” alweer een zeer acceptabel boek van die Bryan Jones. Er zit de nodige humor in, de filmwereld vlak na WO 2 wordt genadeloos behandeld en wat is er veel verspilling in die show business. Maar liefst door 465 bladzijden heb ik me moeten worstelen, maar ik heb het met plezier gedaan. Als recensiecijfer kom ik op een 8-, wat ik voor een niet-thriller een alleszins aardig cijfer vind. En dan mag ik nu weer terug naar mijn spionnen, politiemensen en boeven.

         Wat is een chutzpah? Ik kwam het woordje zowel tegen in boek 1 als boek 2 deze week. Volgens mijn onvolprezen van Dale is het een gotspe, een schaamteloze brutaliteit. Waarvan acte!

         Mijn boek 2 is er weer een van Philip Kerr, een thrillerschrijver uit mijn top 10. Ik heb het hier al vaker over hem gehad. Deze keer word ik vriendelijk, doch dringend gevraagd om mijn mening te geven over “A quiet flame”, een boek dat in 2008 uitkwam. Het speelt (vooral) in Berlijn in 1932 en Buenos Aires in 1950.
         Alweer krijgen we inkijkjes in het leven van Bernie Gunther. In de aanloop van de machtsovername van Adolf Hitler is hij politieman-detective bij de moordbrigade. In München is Elisabeth Bremer vermoord en in zijn eigen stad op soortgelijke wijze Anita Schwarz. Anita is zeer mismaakt en zou dus wat haar ouders betreft, zeker voor voortijdige vernietiging in aanmerking kunnen komen. Bernie Gunther’s rechterhand bij de politie is eveneens de nazi-beginselen toegedaan, maar zijn joodse baas, Izzy Weiss, ziet het met lede ogen aan. Het verhaal komt uit bij een Dr. Richard Kassner en medisch student Jozef “Beppo” Mengele, en een experiment met een nieuw geneesmiddel, een sulfonamide van I.G.Farben, tegen syfilis en gonorroe (“a dose of jelly). Terzijde, onder de patiënten die mee mogen doen, is ook Josef Goebbels. Bernie Gunther komt er niet uit en gaat in 1933 weg bij de politie, vlak nadat de Reichstag in brand staat en Hitler kanselier wordt.
         In 1950 komt hij, samen met Adolph Eichmann en Herbert Kuhlmann per boor in Buenos Aires aan. Hun nieuwe namen zijn Carlos Hausner, Ricardo Klement en Pedro Geller. Ze worden ter plekke verwelkomd door kolonel Montalban van de politie daar en Bernie Gunther (CH) zit vlak erna zelfs in het paleis van president Juan Perón met zijn Evita. Hem wordt nu gevraagd om tiener Fabienne Von Bader op te sporen, nadat eerder een andere tiener vermoord is. Later blijkt dat Juan Perón een uitgesproken voorkeur heeft voor jonge meisjes in maagdelijke staat, mede omdat hij een klein pikje zou hebben. Als ze in verwachting raken, moeten mensen als Josef Mengele, ook in Argentinië onder de naam Helmut Gregor, opdraven om de zwangerschap te beëindigen. Juan’s vrouw Evita, een ex-actrice, geeft het rijksgeld graag met scheppen uit aan arme mensen. En er zouden nog miljarden dollars van het voormalige Derde Rijk in Zwitserland zijn, dat de Perons zich graag zouden toe-eigenen. Bernie Gunther, met zijn nieuwe vriendin Anna Yagubsky, gaan helemaal naar het afgelegen Tucumán om familie van haar en Fabienne Von Bader op te sporen.
         Zal ik als tussendoortje nog een paar Spaanse woorden bespreken, die in mijn boek voorkomen? Een “cédula” is een verklaring van goed gedrag, “grasa” staat niet alleen voor vet, maar ook voor proleet en weten jullie wat een “porteño” is? Dat is de benaming van een inwoner van Buenos Aires.
         Philip Kerr blijft boeien, wat ik ook van de man onder ogen krijg. “A quiet flame” geeft een prachtig tijdsbeeld van Berlijn vlak voordat Hitler definitief aan de macht komt, het begin van de film “Cabaret” lijkt het wel. En ik krijg in de andere hoofdstukken een doorkijkje in Argentinië en de Perons vlak na de tweede wereldoorlog, toen nogal wat zeer foute Duitsers daar gingen wonen. Er zouden daar toen trouwens heel wat joden vermoord zijn. Voor een boek dat ongemeen spannend is en daarbij een geschiedenisboek van twee topmomenten in de twintigste eeuw, geef ik zonder aarzeling hoog recensiecijfer. “A quiet flame” van Philip Kerr gaat naar huis met een 8½, voor minder doe ik het niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten