maandag 8 april 2013

Weblogbrief 8.26, 8 april 2013

Weblogbrief 8.26, 8 april 2013

         ¡Pero bueno! Presumidos y fanfarrones, mijn winter in Gran Canaria begint op te schieten! Vandaag is het alweer 8 april, Maria-Boodschap, voor wie daarin nog gelooft. In het Spaans heet die dag “La Anunciación”. Als ik het wel heb, kreeg de moeder Gods toen te horen dat ze bevrucht was door De Heilige Geest in de “gedaante” van een duif.
         Hier is mijn brief 8.26, rijkelijk getooid met aanmoedigingen om er “wat” van te maken (maar wat is wat, mompel ik erachteraan).

         Laat ik eens beginnen met jullie op de hoogte te stellen van mijn nieuwste wensen op muziekgebied. Ik weet het, ongeveer de helft of zelfs ietsje meer van mijn collectie is als sneeuw voor de zon verdwenen. Als ik terug in Maastricht ben, hoop ik maar dat ik nog het een en ander kan “redden”.
         Maar nieuwe wensen zijn er niettemin. En dan doel ik niet alleen op andere Cd’s van Toumani Diabaté en van Ali Farka Touré, maar ik heb, muziekgierig als ik ben, meer pijlen op mijn boog. Mijn Spaanse collectie wil ik graag zo snel mogelijk aanvullen met de nieuwste van María Dolores Pradera (Gracias a vosotros, a duo con...), twee Cd’s van Luis Eduardo Aute (El niño que miraba el mar; Humo vazar), Tango Argentino (drie overzichtsCd’s), Juanes (Unplugged), Melendi (Lagrimas desordenadas) en Carlos Cano (Ultimo giro). Ik ben daarnaast erg benieuwd naar de laatste drie Cd’s van Mary Gauthier (The foundling; The foundling alone; Live at Blue Rock) en wanneer mag ik eindelijk eens de recente Cd van Lucinda Williams uit 2012 ontvangen? Op Franstalig gebied is er een serie van drie overzichtsCd’s van Yves Montand, waarvan ik graag een kopietje trek (Yves, Forever).
         Tot overmaat van ramp heb ik, ondanks dat ik op dit moment zonder popmuziek zit, zelfs in die hoek wensen: Bon Jovi (What about us), Dean Martin (The golden years of DM, 3 Cd’s), David Gray (studioCd’s van 2005, 2009 en 2010), Robby Williams (Take the crown) en niet te vergeten Bobby Darin (48 Memorable recordings, 3 Cd’s). Bij elkaar is het een aardig doosje Cd’s. Rocky, mocht je dit lezen, kun je eens voor mij kijken? Ik kom een en ander graag ophalen over een maand.

          Intussen heb ik wel muziek voor jullie die je nodig eens horen en als het mij ligt, ook best mag aanschaffen. Ik begin met een echte bluesster van weleer, Robert Johnson. Hij is uit een klein plaatsje in Mississippi en ondanks zijn beperkte levensduur - van 1911 tot 1938 - een legendarische vertegenwoordiger van de Delta blues. Op zijn 27ste werd hij vergiftigd door zijn vriendin en daarvóór al zal zag hij voortdurend spoken. Volgens allmusic.com was het echt een “tormented genius”, als ik mij tot een van de nettere kwalificaties mag beperken.   Op de Cd “Red Hot Blues”, nr. 6 in de serie The Blues Collection, in mijn bezit, staan achttien van zijn liedjes. Echter, wie niks wil overslaan en echt alles van Robert Johnson wil afluisteren, is aangewezen op “The Complete Recordings”, een dubbelcd met 41 nummers. Als ik de twaalf “alternative takes” op die plaat weglaat, kom ik uit op een mooie serie van 29 nummers. Hier zijn ze, integraal:
01.     Kindhearted woman (2X)
02.     I believe I’ll dust my broom
03.     Sweet home Chicago
04.     Ramblin’ on my mind (2X)
05.     When you got a good friend (2X)
06      Come to my kitchen (2X)
07.     Terraplane
08.     Phonograph (2X)
09.     32-20
10.     They’re red hot
11.     Dead shrimp
12.     Cross road (2X)
13.     Walking blues
14.     Last fair deal gone down
15.     Preaching blues (up jumped the devil)
16.     If I had possession over judgment day
17.     Stones in my passway
18.     I’m a steady rollin’ man
19.     From Four till late
20.     Hell hound on my trail
21.     Little queen of spades (2X)
22.     Malted milk
23.     Drunken hearted man (2X)
24.     Me and the devil (2X)
25.     Stop breakin’ down (2X)
26.     Traveling riverside
27.     Honeymoon
28.     Love in vain (2x)
29.     Milkcow’s calf (2X).
         Authentieker kan het haast niet. Robert Johnson tokkelt en kweelt echt de bloemen uit het behang. Volgens allmusic.com zijn de uitschieters: Sweet home Chicago, Cross road, Stop breakin’ down en Love in vain. Voor mij is hij echter niet van de soort, bij wie je vooral op bepaalde nummers moet wijzen. Ik zie zijn 29 liedjes meer als een serie die je achter elkaar afdraait en daarna begin je gewoon weer van voor af aan. Uiterst acceptabele muziek!

         Als aanvulling heb ik allereerst Molly Johnson, een opkomende zwarte zangeres in de jazz-wereld. Waar ik haar muziek precies vandaan heb, is mij onduidelijk; ik heb zo’n vermoeden dat Rocky erachter zit. Van Molly Johnson heb ik vier losse nummers, “Break the silence”, “Don’t explain”, “I will” en “My oh my” en een bijna complete Cd, “Another day” uit 2002. De verschillende nummers van dat album zoeken jullie zelf maar op, o.a. het titelnummer en “Summertime” kunnen er zeker mee door. Van het album mis ik alleen “I must have left my heart” en de lange versie van het titelnummer op het eind. Best aardig allemaal.

         Toch is Molly niet meer dan de opmaat voor nog weer een andere Johnson, Lonnie Johnson, een van de blueshelden van het allereerste uur. Hij is van 1899, dat is nog eens lang geleden, en hij overleed in 1970, nadat hij door een auto was geschept. (Jullie weten waar dat toe leidt, als je de straat aan de auto’s weggeeft.)
         De eerste platen, “waxings”, van Lonnie Johnson dateren van 1925; hij maakte er maar liefst zo’n 130 in de periode tot 1932. Vooral in de jaren 1928 en 1929 was hij in de weer met platen maken, samen met de andere mensen van een kwartet: de “Gin Bottle Four”. Daarin zaten naast hem de gitarist Blind Willie Dunn, King Oliver met zijn cornet en (soms ook) Hoagy Carmichael (componist van o.a. Stardust) op de piano. Ik heb van Lonnie Johnson drie Cd’s op MP3. Allereerst is er uit 1960 “Blues & Ballads”, 10 nummers, die hij met Elmer Snowden maakte. Uit 1990 stamt zijn “Steppin’ On The Blues”, een overzicht met 19 nummers. En tenslotte ben ik de trotse bezitter van zijn oeuvre-CD in de serie The Blues Collection, de 18 nummers van die Cd, nummer 74 van de serie en getiteld “Guitar Blues”, zijn allemaal uit de periode 1927-1940, als ik het goed begrepen heb.
         Volgens allmusic.com is hij vooral bekend van “(He’s a) jelly roll baker” uit 1942 en latere nummers zoals “Tomorrow night”, Pleasing you”, “So tired” en “Confused”. Laat ik die nummers nou niet hebben, behalve het eerste.
         Frank en vrij kon ik daarom mijn drie Cd’s voor jullie afspelen om te bedenken wat ik er zelf van vind. Ik moet zeggen, de oude nummers klinken wat monotoon en daarbij herhaalt hij zich wel eens, maar ook deze Johnson weet van de hoed en de rand. Af en toe komt ook een instrumentaal langs, zonder zang, en dan blijkt dat de man echt beter gitaar speelt dan je zou denken. Luister eens op “Blues & Ballads” naar “Blues for Chris”, “Savoy blues” en “Elmer’s blues” om te weten waarover ik het heb. En op “Steppin’ On The Blues” is het van hetzelfde instrumentale laken een pak: “Steppin’ on the blues”, “I done told you”, “Have to change keys”, “Guitar blues”, “Playing with the strings”, “Untitled” en “6-88 Gilde” mogen er zijn, 7 van de 19 nummers. Los daarvan heb ik echt lol, als ik de kiespijndame hoor op “Toothache blues, part 1 and 2”! Het verbaast me daarom dat op “The Blues Collection 74” geen enkel instrumentaal nummers staat. Maar op die plaat kan ik natuurlijk niet om “Saint Louis cyclone blues” heen, waarop Lonnie Johnson niet alleen gitaar speelt en zingt, maar ook heuse cycloongeluiden maakt of het niks kost. En dat nummer “I’m so tired of living all alone”, nummertje 6 op de compilatie, is dat misschien hetzelfde als het door allmusic genoemde “So tired”?

         Tussendoor zijn hier een vijftal Spaanse woordjes waar ik iets mee heb, bijv. de neiging om ze te vergeten. Allereerst, wat is ook al weer een vroedvrouw in het Spaans? “Una comadrona”, en het mannelijk equivalent is “comadrono”; een vriend van Noé, Agu 2, is vroedman. (Of moet ik nu ineens verloskundige zeggen? Voor mij is een verloskundige een dokter die gespecialiseerd is in de obstetrie.)
         Tweede woord: ik gooi de woorden voor prei en selderij(of is het selderie?) wel eens door elkaar. In het Spaans zijn dat “puerro” (met een p net als prei) en “apio” in die volgorde. Heb ik jullie dat al eens eerder verteld? Dan zeg ik er nu bij dat een “apio” ook een mietje is en dat “apio verde (tuyú)” staat voor “lang zal ze leven”. Afgelopen vrijdag mocht ik dat maar liefst vier keer zingen, voor Susanne, Arno, Elianne en Etel.
         In het rijtje van herhalingen behandel ik ook nog maar eens “vuelve a latir”. Het staat op de diverse auto’s en vrachtauto’s van de gemeente, waarmee de straten en pleinen hier worden schoongeveegd. De vertaling in goed ABN is: hij komt terug om te dreunen. En dat klopt als een bus, hoewel waarom doen die mensen dat soms op de onmogelijkste tijden? Kunnen we hier afspreken, jongens en meisjes van vuilnisophaaldienst nieuwe stijl, dat jullie je ge-“latir” beperken tot de uren, waarop een normaal mens niet slaapt?
         Een maandje terug had ik Cucu op bezoek. We zaten in de keuken en voordat ik het goed en wel doorhad, had hij zijn stoel omgekeerd, omdat een van de poten los zou zitten. De man heeft het accent van het eiland, hij is van Arucas, en wist ik veel toen hij mij prompt naar een “macho” vroeg. Pas een dag later had ik het helemaal door: hij bedoelde een inbussleutel, een “llave macho hexagonal” volgens mijn onvolprezen woordenboek. Zo leer je nog eens bij als allochtoon; een “macho” is niet alleen een stoere bink, maar ook een de inbus, met een N, van een inbussleutel, met zes zijkanten.
         Om het af te leren verblijd ik jullie met nog een laatste woord in deze reeks: bidet, dat wastafeltje op de grond in de badkamer, dat volgens Trudie niet bedoeld is om je voeten in te wassen. In het Spaans is een bidet eveneens “un bidet”, meervoud “bidets”. (En voor Maastrichtenaren, bidette, dat is iets anders dan minette, een woord dat Johnny van Ans graag in de mond neemt. In mijn Frans woordenboek is “faire minette” beffen en daar is geen woord Frans bij. In ordinair Spaans is het “comer el coño”.)

         Wratten, ik ga het nu eens even met jullie hebben over wratten. Vreemd trouwens dat die dingen in het Engels “warts” heten; zouden wij Nederlanders ons in het verleden weer eens vergist hebben (of is het misschien omgekeerd?) (In het Spaans heb je dat met bijv. krokodil, dat is in het Spaans “cocodrilo”. De goedaardige oneffenheden zijn trouwens “verrugas”.) Waarom hebben kinderen er bijv. meer last van dan volwassenen? Komt dat omdat wratten besmettelijk zijn en kinderen elkaar meer aanraken? In ieder geval kunnen ze niet kwaadaardig worden, staat in mijn medische boeken, maar vreemde gevallen blijven het, die puisten. (Stukje uit een carnavalsliedje: “Wie kumps diech aon die wrattel op d’n neus? Iech had diech wel gekrege, mèh die wrattel steit miech tege.”)
         Hier is mijn persoonlijke verhaaltje over wratten. Ik herinner me dat ik als lagere schooljongen op mijn handen een paar wratten had, waaronder een grote op mijn rechter (?) duim, vlakbij de nagel. Leuk vond ik dat allerminst, maar wat doe je eraan, of liever ertegen? Ze laten wegbranden of wegsnijden leek me wel wat, maar me laten overlezen, wat in de jaren vijftig “in” was, zag ik absoluut niet zitten. Niettemin, ik zal of 10, 11 geweest zijn, toen ik met mijn vader naar Heer ging om er iets aan te laten doen. Daar zat een vrouw die met een vinger over mijn wratten ging en mij beloofde dat ze iedere dag (hoe lang dan?) een gebedje voor me zou gaan prevelen. Wat een gebazel, riep ik achterop de fiets naar huis op de terugweg. Echter, echter, een paar maanden later was ik ze ineens wel kwijt. Is dat niet wonderbaar?

         Zoals er vele wegen naar Rome leiden, heb je hier meer mogelijkheden  om vanaf mijn straat naar Triana te gaan. Als ik de bus buiten beschouwing laat en auto’s mijd ik sowieso als de pest, zie ik voornamelijk drie wandelwegen voor me: onderlangs, bovenlangs en middendoor. Ze duren alledrie even lang, ongeveer een uur in mijn niet al te hoge wandeltempo. Trudie doet er hooguit driekwartier over, als ze op weg is naar geocaches.
         Onderlangs begint aan het water bij El Muelle vlakbij Santa Catalina. Je komt dan eerst bij de gebouwen van de marine en de zwemclub, dan ga je langs de playa de Alcaravaneras en de zee van plezierbootjes naar El Muelle Deportivo. Denk niet dat je er dan bijna bent. Er volgen nog de twee pieren met de katten en een behoorlijk stuk tegelpad, voordat San Telmo in zicht komt.
         Bovenlangs vind ik ook best wat hebben. Het eerste stuk is de Tomas Miller tot aan de Mercado Central, daarna de Galicia Milton en de Pio XII (Pius de twaalfde voor de ongeletterden) tot bij het Parque Doramas. Daarna is het weer langs winkels lopen door de Tomas Morales te nemen en tenslotte ergens bij de Braco Murillo omlaag te duiken naar alweer San Telmo.
         Deze week verblijd ik jullie weer eens met de route middendoor. Die gaat allereerst naar El Corte Inglés en dan langs de lange León y Castillo helemaal tot aan San Telmo. Tussendoor kom je natuurlijk van alles tegen dat meer dan de moeite waard is. Daarover zal ik hier eens kond doen.
         Op het eerste stuk kom ik eerst langs een groot gebouw van MAPFRE en later van FREMAP. Is dat dezelfde nering, vraag ik mij af, een keer in Castiliaans en de andere in Catalaans, zoals aan de hand is met, ik noem maar wat, AIDS en SIDA of NATO en NAVO. Niet dus, MAPFRE is een grote verzekeringsmaatschappij, waar je terecht kunt voor je huis, je auto en weet ik veel. FREMAP is de “Mutua de accidentes de trabajo y enfermedades profesionales de la seguridad social”, iets met arbeidshygiëne dus en bedrijfsongevallen.  
         Even verderop ligt het stadhuis. Met het gebouw van Pieter Post in Maastricht heeft het in het geheel niets uitstaande, Het ziet eruit als het flatgebouw tussen de A2 en de Scharnerweg en mij kost het enige moeite om er de schoonheid van te ontdekken. Vroeger, sinds 1894, lag er hotel Metropol, dat bij de Engelse toeristen in de smaak viel en waar o.a. Agatha Christie graag kwam, zelfs boeken zou hebben geschreven. Later is het “omgeturnd” tot stadhuis. Voor de verdere details verwijs ik naar mijn Spaans lesje, dat de tekst bevat die voor het gebouw op een plakkaat is aangebracht.
         Willen jullie er nog een of liever twee? Laat ik tussendoor het hotel van het casino noemen dat even verderop bij het parque Doramas ligt. Waarom dat hotel Santa Catalina heet, is mij een raadsel. Als daar vlakbij ook de Clinica Santa Catalina is, is het dan niet tijd om mijn parque Santa Catalina om te dopen tot iets anders?
         Hoe dan ook, naar het zuiden doorlopend ben ik even later bij het “govierno de Canarias”. Boven de ingang ontwaar ik twee honden in steen die samen een bord omhoog houden met daarop zeven hoopjes, ik neem aan dat het om de zeven eilanden van de Canarische eilanden gaat. Boven het bord is een kroon geplaatst en daar weer boven niet “ISLAS CANARIAS”, wat ieder weldenkend toch zou verwachten, maar “OCEANO”. Het gouvernement met zijn omgeving ziet er aardig uit, dat wel, en ook terzijde aan de overkant staat nog een gebouw, “edificio de servicios múltiples”. Wie beweert zo veel noten op zijn zang te hebben, komt in aanmerking voor opheffing, denk ik dan. Net als in Nederland zouden we hier vandaag de dag de zaak kunnen opheffen en de weinige taken door het land of de gemeenten kunnen verdelen. (Maar dan ga ik wel voorbij aan de geplande onafhankelijkheid van de Canarische eilanden.)
         Het kan niet op, ik heb er nog een. Zijn jullie al bekend met de plaza de la Feria? Dat ligt nog weer korter bij San Telmo. Het is vooral een groot stenen plein voor de kinderen en, helaas, ook de skateboarders. Aan de kant die het verst van de León y Castillo afligt, wordt kunstenmaker Peréz Galdós de hemel ingeprezen, met een standbeeld ernaast. Een spreuk van hem, die ik wel aardig vind, staat uitgemeten op een stuk steen met een ronding erin: “Asi como de la noche nace el claro del día, de la opresión nace la libertad”, zoals uit de nacht de klaarheid van de dag geboren wordt, is dat ook het geval met onderdrukking; daaruit ontstaat de vrijheid. Mooi gezegd, ik had het zelf niet zo mooi kunnen bedenken! Als “men” het daarbij gelaten had, had “men” mijn zegen meer dan verdiend. Echter, echter, in megaletters lees ik eveneens de zinnen: “Imagen de la vida es la novela y el arte de componerla escriba en reproducir los caracteres humanos, las pasiones, las debilidades… Todo esto si olvidar que debe existir perfecto fiel de balanza entre la exactitud y la belleza de la reproducción.” Deze “discurso” van Peréz Galdós uit 1897 is mij oprecht te hoog gegrepen. Ik ga hem ook niet voor jullie vertalen. Maar het museum van de man in Triana moet ik toch eens met een bezoekje vereren.
         En dan zit mijn wandeling van een uur erop en loop ik rechts langs parque San Telmo. In het grote militaire gedoe daar, het “gobierno militar”, zou Franco in de dertiger jaren (1936?) nog even gezeten hebben, voordat hij en zijn nationalisten (de rest van) Spanje onder zijn dictatuur bracht. Over dat gebouw zal ik het graag ook nog eens hebben, maar niet nu, een andere keer. Ik heb een aantal jaren terug eens de stoute schoenen aangetrokken en ben naar binnen gegaan om een kijkje te nemen. Binnen een paar meter werd ik toen door twee dienstdoende soldaten op mijn plaats gezet. Buiten dus. Ik had er, in ieder geval volgens hen, niets te zoeken.

         Na deze promenade is het tijd voor weer eens iets heel anders. Aan alles komt een eind, zelfs aan mijn Cabrera-schoenen van schoenenzaak Lozano aan “mijn” parque Santa Catalina. De zaak wordt gerund door een man alleen, die waarschijnlijk zelf Lozano van achteren heet en de zaak al sinds vele decennia runt, nog van voor de tijd dat Gran Canaria het mede van de toeristenindustrie moet hebben. Ik schat hem op zo’n 75 jaar. Hij vindt zijn “zapatos de tela” “muy cómodos” en dat is nou precies waarnaar een mens als ik op zoek ben.
         Al voor carnaval waren mijn enigszins doorzichtige Cabreras al aan het afsterven. De onderkant begon dunnetjes te worden, zeker van de rechterschoen. Ik naar de vakman, voor deze keer wilde ik liever weer eens een gesloten paar blauwe instappers, zonder gaatjes. Die had hij niet meer in maat 46 en hij dacht dat ze zelfs niet meer bestonden. Toen kwam hij aanzetten met een gesloten paar in maat 45, dat me eveneens gegoten zat. Met die in een “tuut” liep ik trots de winkel uit.
         Ze gingen echter tijdens mijn carnavalsonderbreking mee naar Maastricht. Ik wil er ook in de komende zomer frank en vrij op rondlopen, zonder sokken uiteraard. En teruggekomen in Las Palmas, bleken mijn oude schoenen nog best even mee te kunnen. Maar ik schafte me wel nog een paar nieuwe aan, met gaatjes. Toen Trudie en Marij hier waren met de Pasen, dacht ik: nou gaat het gebeuren. Ik doe op paaszondag tot hun verrassing mijn nieuwe Cabreras aan; kom ik ook eens met iets nieuws! Maar - waarom weet ik niet - het kwam er niet van tot afgelopen weekend. Toen zat er ineens een gat in mijn rechter schoenzool, terwijl bij nadere inspectie de linker zool echt flinterdun geworden was. En dus ben ik nu toch een man met splinternieuwe Cabreras aan mijn voeten. En geen centje pijn, ik loop er zo mee weg.
         (Wisten jullie dat ik als jongeman thuis de schoenen inliep van Harry en mijn vader, als die zich nieuwe hadden aangeschaft, in dezelfde maat als ik? Terwijl zij vonden dat hun schoenen in het begin iets pijnlijks hadden, liep ik dan een dag of wat mee rond zonder probleem. Groot was hun dank daarna.)

         Het was al aangekondigd, maar hier is het dan: mijn Spaans lesje. Ik ga er maar van uit dat jullie best iets van de geschiedenis van het huidige stadhuis willen leren. Het ligt aan de León y Castillo, ongeveer ter hoogte van de woning van Jorge en Patricia, iets westelijker. Daar gaan we.
         “Oficinas municipales. Ocupan el edificio que albergó al hotel Metropol en su última etapa. Aquí tienen sus despachos el alcalde, concejales, técnicos y funcionarios, para realizar su labor ejecutiva cotidiana aunque los plenos y recepciones oficiales se celebran en las Casas Consistoriales de la plaza de Santa Ana, sede institucional de la corporación municipal.
         El viejo hotel Metropol, construido después en 1894, a iniciativa del empresario británico Alfredo L. Jones, y en el que trabajó el arquitecto Fernando Navarro en un estilo muy al gusto del turismo inglés de la época, contó con clientes muy notables, como algunos miembros de la Casa Real de aquel país o la escritora Agatha Christie, autora de numerosas noveles de intriga y misterio, que residió en él largas temporadas y que concibió más de uno de sus personajes y obras en este lugar.
         El hotel quedaría enclavado en un ámbito urbano muy del gusto inglés, la “Ciudad Jardin”, que a partir de 1922 urbanizaría el entonces joven arquitecto Miguel Martín Fernández de la Torre, por encargo del alcalde José Mesa y López, y en el que se levantaron, junto a los viejos hoteles y a las amplias huertas, chalets de aire europeo, muchos de ellos proyectados por el arquitecto Eduardo Laforel. El hotel Metropol, la estampa de su viejo edificio, es uno de los exponentes del auge que tuvo el turismo en las Palmas de Gran Canaria tras la apertura del nuevo y gran puerto de Refugio de la Luz.”
         Blijft de vraag hangen wanneer het hotel nou precies zijn stadhuisfunctie kreeg. Ik zal het voor jullie opzoeken in een van mijn boekjes over de stad. Of Ton, jij bent aar echt goed in; kun jij het eens voor me nagaan op het internet? En dan mag je me in een moeite door vertellen hoe het vliegveld van Gran Canaria ook al weer heet.

         Ik zal het hierbij laten, amistades, ik heb nog meer te doen. Cancelara is kennelijk de man die de voorjaarsklassiekers domineert en hebben jullie ook last gehad van het mailtjesbombardement op de diverse banken door cybercriminelen (waarmee Arno in zijn proefschrift hopelijk zal afrekenen). Ik was vrijdagmiddag net bezig om in te loggen op Triodos met de bedoeling om geld aan het versturen naar Rik, toen er nogal wat misging, ook met mijn identifier. Hoe dan ook, zoals het bankklokje thuis tikt, tikt het kennelijk ook in Las Palmas. Gooi niet teveel koeien in de sloot de komende dagen, is mijn welgemeende advies. Wie weet, kom ik a.s. vrijdag alweer met een nieuwe brief. Voor nu, geef de moed niet op en koop eens, net als ondergetekende, een paar nieuwe schoenen. Die van mij zitten als gegoten en dan druk ik me nog voorzichtig uit. En voor de rest is het weer tot ziens, hasta luego, en toedeloe, jullie toegenegen PaulK.    
        
BOEKENBIJLAGE

         Het lijkt wel een traditie te gaan worden, dat ik af en toe bij El Corte Inglés ga kijken wat de meest populaire van het moment zijn. Deze week laat ik mevrouw Rowling en meneer Tolkien alweer buiten beschouwing, idem dito de diverse vrouwenboeken. Bij de jeugd is er een speciale tafel voor George R.R. Martin. Ik zie vijf boeken van hem uitgestald liggen: “Choque de reyes”, “Danza de dragones”, “Festin de cuervos”, “Juego de tronos” en “Tormenta de espadas”.
         Onder de thrillers vind ik tot mijn vreugde het nieuwste van Dennis Lehane, “Vivir en noche”; zijn eerdere boek “The given day” bespreek ik hieronder; wat is dat een mooi boek! Ander nieuw werk, waarmee het hier prijs schieten is, zijn o.a. “Tiempo de cenizas” van Jorge Molrist en “Perdida” van Gillian Flynn. De schrijver van de week is, met stip, ene Albert Espinosa. Zijn boek “Brújulas que busca sonrisas perdidas” ligt met stapels op een groot model keukentafel en verderop zie ik zijn boek ook in veelvoud in een kast staan. Op de keukentafel is ook een foto van de man, niet verkeerd, en terzijde zie ik zijn aanbeveling geschreven staan: “Nunca dejaré de buscar un archipiélago sinceridad... ¿Quieres formar parte de él?” Eerlijk gezegd mag hij, wat mij betreft, best iets aan zijn reclame gaan doen; ik vind zijn piepkleine alineaatje om mij tot de aankoop van zijn boek over te halen maar lau loene (schrijf je dat zo?). Terzijde, in een winkel bij San Telmo zag ik nog twee andere boeken liggen die hoog scoren: “La lista de mis deseos” van Grégoire Delacourt en “la vida iba en serio” van Jorge Javier.

         En dan is het nu tijd voor mijn enige recensie van de week, een pil van Dennis Lehane. Van die thrillerschrijver lus ik al jaren wel soep. Wat heeft hij “hem” al van katoen gegeven met boeken zoals “Shutter Island” en “Mystic River”. Deze week is “The Given Day” aan de beurt, uit 2008. Toen ik het boek aangereikt kreeg, dacht ik even: 733 bladzijden, dat is twee of drie keer zoveel als bij zijn collega’s. Bijna alleen Stephen King’s boek over de moord op John Kennedy kan er deze winter mee concurreren. Nou vond ik dat een beauty van een boek; wat ga ik van “The Given Day” maken? Voor de Amerika-liefhebbers, Boston is het Athene van de VS, maar niet op het einde van dit boek, dat vooral in die stad speelt in 1918-19, zeg maar een kleine honderd jaar terug. Mensen die in Bolsjewieken, bommengooiers of arbeidshygiëne geloven, kunnen er hun hart mee ophalen. Dit is echt het verhaal van de rijken, die het plebs klein proberen te houden!
         Mag een inhoudsbeschrijving van dik boek twee keer zo lang of meer zijn dan van een dun boek? Zo zit ik niet in elkaar. Ik vertel kort iets over het verhaal, hoewel, en voor de rest zoeken jullie het zelf maar uit. Prominent op de voorgrond in het boek staan twee jongemannen, Danny Coughlin en Luther Laurence. Vanwege de werkloosheid verhuist Luther van Columbus naar Tulsa, Oklahoma en dan via St. Louis naar Boston boven New York. In Tulsa komt hij zijn vrouw Lila Waters tegen, die van hem in verwachting is, als hij de stad moet verlaten na een vuurgevecht met locale bandieten. Zijn jeugdvriend, junkie Jessie Tell overleeft het niet. In Boston komt hij, naast andere bezigheden, in dienst bij de Coughlins.
         De Coughlins, dat zijn vader Tommy, een van de hoofden van de Bostonse politie, zijn vrouw Ellen en de kinderen Danny, ook bij de politie, advocaat Connor en de jonge Joe. Het huishoudelijke werk wordt verder verzorgd door sexy Nora OShea, eveneens oorspronkelijk Iers. Aan de zondagse maaltijd daar zitten verder o.a. Silas Pendergast, baas van Connor, en Eddie McKenna, hoofd van de speciale politiedivisie die zich met oproerkraaiers bezighoudt. Te vertrouwen is die McKenna voor geen meter, niet naar Danny toe en zeker niet naar zwarte Luther.
         Vrienden van politieman Danny zijn o.a. Steve Coyle en van de Boston Social Club, het begin van een vakbond, Mark Denton en Kevin McRae. Op respectabele afstand, misschien wel tegenstand, zijn er de mensen van het Bureau of Investigation: Mitchell Palmer, Raine Finch, John Hoover en later ook Connor Coughlin. Hoog in de hiërarchie van de stad staan burgemeester Andrew Peters, een beetje een doetje, en de sympathieke Stephen O’Mearse, die echter dood gaat en vervangen wordt door de uiterst rechtse Edwin Curtis. Zelfs de baas van General Motors, James Storrow, krijgt hem niet zo ver dat hij een beetje inbindt.
         In het boek barst het daarnaast van de mensen, die hoe dan ook in het verkeerde kamp zitten, voorop bommengooiers als Frederico en Tessa Ficara. Bij de communisten zie ik o.a. Louis Fraina en dokter Nathan Bishop, terwijl zeer links in de socialistengelederen mensen als Jack Reed en Jim Larkin hun zegje doen. Je kunt erop wachten, vele honderden bladzijden lang, maar als Danny, Mark en hun locale politiebond geen poot aan de grond krijgen bij Curtis en in de steek gelaten worden door hun collega’s van andere bonden, moeten ze wel haast gaan staken. En dan zijn de rapen gaar...
         Ik zeg maar zoals het is: dit is misschien wel het beste boek dat ik deze winter in Las Palmas gelezen heb. Het kan zelfs de concurrentie met King’s meesterwerk 11-23-63 moeiteloos aan. Mensen met sympathie voor het zeer linkse gedachtegoed, bijv. Piet & Tonnie, misschien ook Jacques van Ellen, raad ik dringend aan om het boek te gaan spellen. Maar eigenlijk is het ook voor alle anderen, van links tot rechts, een vreselijk goed boek. Wie echt rechts is, wil toch eens over de linkse vijand lezen, toch? Dat het boek opent, intermezzoot en sluit met het alcoholische leven van Babe (Gidge) Ruth, de beste blanke honkballer aller tijden, maakt het er alleen maar beter op. Als recensiecijfer krijgt “The Given Day” van mij een 9+. Als zelfs Dennis Lehane daarvan moet blozen, zij het maar zo. Het is echt een meesterwerk en wie ben ik om het te ontkennen? Ik ga snel kijken of hij nog iets in de aanbieding heeft dat ik nog niet gelezen heb, zoals “Vivir de noche”, maar dan in het Amerikaans.   
Weblogbrief 8.26, 8 april 2013

         ¡Pero bueno! Presumidos y fanfarrones, mijn winter in Gran Canaria begint op te schieten! Vandaag is het alweer 8 april, Maria-Boodschap, voor wie daarin nog gelooft. In het Spaans heet die dag “La Anunciación”. Als ik het wel heb, kreeg de moeder Gods toen te horen dat ze bevrucht was door De Heilige Geest in de “gedaante” van een duif.
         Hier is mijn brief 8.26, rijk getooid met aanmoedigingen om er “wat” van te maken (maar wat is wat, mompel ik erachteraan).

         Laat ik eens beginnen met jullie op de hoogte te stellen van mijn nieuwste wensen op muziekgebied. Ik weet het, ongeveer de helft of zelfs ietsje meer van mijn collectie is als sneeuw voor de zon verdwenen. Als ik terug in Maastricht ben, hoop ik maar dat ik nog het een en ander kan “redden”.
         Maar nieuwe wensen zijn er niettemin. En dan doel ik niet alleen op andere Cd’s van Toumani Diabaté en van Ali Farka Touré, maar ik heb, muziekgierig als ik ben, meer pijlen op mijn boog. Mijn Spaanse collectie wil ik graag zo snel mogelijk aanvullen met de nieuwste van María Dolores Pradera (Gracias a vosotros, a duo con...), twee Cd’s van Luis Eduardo Aute (El niño que miraba el mar; Humo vazar), Tango Argentino (drie overzichtsCd’s), Juanes (Unplugged), Melendi (Lagrimas desordenadas) en Carlos Cano (Ultimo giro). Ik ben daarnaast erg benieuwd naar de laatste drie Cd’s van Mary Gauthier (The foundling; The foundling alone; Live at Blue Rock) en wanneer mag ik eindelijk eens de recente Cd van Lucinda Williams uit 2012 ontvangen? Op Franstalig gebied is er een serie van drie overzichtsCd’s van Yves Montand, waarvan ik graag een kopietje trek (Yves, Forever).
         Tot overmaat van ramp heb ik, ondanks dat ik op dit moment zonder popmuziek zit, zelfs in die hoek wensen: Bon Jovi (What about us), Dean Martin (The golden years of DM, 3 Cd’s), David Gray (studioCd’s van 2005, 2009 en 2010), Robby Williams (Take the crown) en niet te vergeten Bobby Darin (48 Memorable recordings, 3 Cd’s). Bij elkaar is het een aardig doosje Cd’s. Rocky, mocht je dit lezen, kun je eens voor mij kijken? Ik kom een en ander graag ophalen over een maand.

          Intussen heb ik wel muziek voor jullie die je nodig eens horen en als het mij ligt, ook best mag aanschaffen. Ik begin met een echte bluesster van weleer, Robert Johnson. Hij is uit een klein plaatsje in Mississippi en ondanks zijn beperkte levensduur - van 1911 tot 1938 - een legendarische vertegenwoordiger van de Delta blues. Op zijn 27ste werd hij vergiftigd door zijn vriendin en daarvóór al zal zag hij voortdurend spoken. Volgens allmusic.com was het echt een “tormented genius”, als ik mij tot een van de nettere kwalificaties mag beperken.   Op de Cd “Red Hot Blues”, nr. 6 in de serie The Blues Collection, in mijn bezit, staan achttien van zijn liedjes. Echter, wie niks wil overslaan en echt alles van Robert Johnson wil afluisteren, is aangewezen op “The Complete Recordings”, een dubbelcd met 41 nummers. Als ik de twaalf “alternative takes” op die plaat weglaat, kom ik uit op een mooie serie van 29 nummers. Hier zijn ze, integraal:
01.     Kindhearted woman (2X)
02.     I believe I’ll dust my broom
03.     Sweet home Chicago
04.     Ramblin’ on my mind (2X)
05.     When you got a good friend (2X)
06      Come to my kitchen (2X)
07.     Terraplane
08.     Phonograph (2X)
09.     32-20
10.     They’re red hot
11.     Dead shrimp
12.     Cross road (2X)
13.     Walking blues
14.     Last fair deal gone down
15.     Preaching blues (up jumped the devil)
16.     If I had possession over judgment day
17.     Stones in my passway
18.     I’m a steady rollin’ man
19.     From Four till late
20.     Hell hound on my trail
21.     Little queen of spades (2X)
22.     Malted milk
23.     Drunken hearted man (2X)
24.     Me and the devil (2X)
25.     Stop breakin’ down (2X)
26.     Traveling riverside
27.     Honeymoon
28.     Love in vain (2x)
29.     Milkcow’s calf (2X).
         Authentieker kan het haast niet. Robert Johnson tokkelt en kweelt echt de bloemen uit het behang. Volgens allmusic.com zijn de uitschieters: Sweet home Chicago, Cross road, Stop breakin’ down en Love in vain. Voor mij is hij echter niet van de soort, bij wie je vooral op bepaalde nummers moet wijzen. Ik zie zijn 29 liedjes meer als een serie die je achter elkaar afdraait en daarna begin je gewoon weer van voor af aan. Uiterst acceptabele muziek!

         Als aanvulling heb ik allereerst Molly Johnson, een opkomende zwarte zangeres in de jazz-wereld. Waar ik haar muziek precies vandaan heb, is mij onduidelijk; ik heb zo’n vermoeden dat Rocky erachter zit. Van Molly Johnson heb ik vier losse nummers, “Break the silence”, “Don’t explain”, “I will” en “My oh my” en een bijna complete Cd, “Another day” uit 2002. De verschillende nummers van dat album zoeken jullie zelf maar op, o.a. het titelnummer en “Summertime” kunnen er zeker mee door. Van het album mis ik alleen “I must have left my heart” en de lange versie van het titelnummer op het eind. Best aardig allemaal.

         Toch is Molly niet meer dan de opmaat voor nog weer een andere Johnson, Lonnie Johnson, een van de blueshelden van het allereerste uur. Hij is van 1899, dat is nog eens lang geleden, en hij overleed in 1970, nadat hij door een auto was geschept. (Jullie weten waar dat toe leidt, als je de straat aan de auto’s weggeeft.)
         De eerste platen, “waxings”, van Lonnie Johnson dateren van 1925; hij maakte er maar liefst zo’n 130 in de periode tot 1932. Vooral in de jaren 1928 en 1929 was hij in de weer met platen maken, samen met de andere mensen van een kwartet: de “Gin Bottle Four”. Daarin zaten naast hem de gitarist Blind Willie Dunn, King Oliver met zijn cornet en (soms ook) Hoagy Carmichael (componist van o.a. Stardust) op de piano. Ik heb van Lonnie Johnson drie Cd’s op MP3. Allereerst is er uit 1960 “Blues & Ballads”, 10 nummers, die hij met Elmer Snowden maakte. Uit 1990 stamt zijn “Steppin’ On The Blues”, een overzicht met 19 nummers. En tenslotte ben ik de trotse bezitter van zijn oeuvre-CD in de serie The Blues Collection, de 18 nummers van die Cd, nummer 74 van de serie en getiteld “Guitar Blues”, zijn allemaal uit de periode 1927-1940, als ik het goed begrepen heb.
         Volgens allmusic.com is hij vooral bekend van “(He’s a) jelly roll baker” uit 1942 en latere nummers zoals “Tomorrow night”, Pleasing you”, “So tired” en “Confused”. Laat ik die nummers nou niet hebben, behalve het eerste.
         Frank en vrij kon ik daarom mijn drie Cd’s voor jullie afspelen om te bedenken wat ik er zelf van vind. Ik moet zeggen, de oude nummers klinken wat monotoon en daarbij herhaalt hij zich wel eens, maar ook deze Johnson weet van de hoed en de rand. Af en toe komt ook een instrumentaal langs, zonder zang, en dan blijkt dat de man echt beter gitaar speelt dan je zou denken. Luister eens op “Blues & Ballads” naar “Blues for Chris”, “Savoy blues” en “Elmer’s blues” om te weten waarover ik het heb. En op “Steppin’ On The Blues” is het van hetzelfde instrumentale laken een pak: “Steppin’ on the blues”, “I done told you”, “Have to change keys”, “Guitar blues”, “Playing with the strings”, “Untitled” en “6-88 Gilde” mogen er zijn, 7 van de 19 nummers. Los daarvan heb ik echt lol, als ik de kiespijndame hoor op “Toothache blues, part 1 and 2”! Het verbaast me daarom dat op “The Blues Collection 74” geen enkel instrumentaal nummers staat. Maar op die plaat kan ik natuurlijk niet om “Saint Louis cyclone blues” heen, waarop Lonnie Johnson niet alleen gitaar speelt en zingt, maar ook heuse cycloongeluiden maakt of het niks kost. En dat nummer “I’m so tired of living all alone”, nummertje 6 op de compilatie, is dat misschien hetzelfde als het door allmusic genoemde “So tired”?

         Tussendoor zijn hier een vijftal Spaanse woordjes waar ik iets mee heb, bijv. de neiging om ze te vergeten. Allereerst, wat is ook al weer een vroedvrouw in het Spaans? “Una comadrona”, en het mannelijk equivalent is “comadrono”; een vriend van Noé, Agu 2, is vroedman. (Of moet ik nu ineens verloskundige zeggen? Voor mij is een verloskundige een dokter die gespecialiseerd is in de obstetrie.)
         Tweede woord: ik gooi de woorden voor prei en selderij(of is het selderie?) wel eens door elkaar. In het Spaans zijn dat “puerro” (met een p net als prei) en “apio” in die volgorde. Heb ik jullie dat al eens eerder verteld? Dan zeg ik er nu bij dat een “apio” ook een mietje is en dat “apio verde (tuyú)” staat voor “lang zal ze leven”. Afgelopen vrijdag mocht ik dat maar liefst vier keer zingen, voor Susanne, Arno, Elianne en Etel.
         In het rijtje van herhalingen behandel ik ook nog maar eens “vuelve a latir”. Het staat op de diverse auto’s en vrachtauto’s van de gemeente, waarmee de straten en pleinen hier worden schoongeveegd. De vertaling in goed ABN is: hij komt terug om te dreunen. En dat klopt als een bus, hoewel waarom doen die mensen dat soms op de onmogelijkste tijden? Kunnen we hier afspreken, jongens en meisjes van vuilnisophaaldienst nieuwe stijl, dat jullie je ge-“latir” beperken tot de uren, waarop een normaal mens niet slaapt?
         Een maandje terug had ik Cucu op bezoek. We zaten in de keuken en voordat ik het goed en wel doorhad, had hij zijn stoel omgekeerd, omdat een van de poten los zou zitten. De man heeft het accent van het eiland, hij is van Arucas, en wist ik veel toen hij mij prompt naar een “macho” vroeg. Pas een dag later had ik het helemaal door: hij bedoelde een inbussleutel, een “llave macho hexagonal” volgens mijn onvolprezen woordenboek. Zo leer je nog eens bij als allochtoon; een “macho” is niet alleen een stoere bink, maar ook een de inbus, met een N, van een inbussleutel, met zes zijkanten.
         Om het af te leren verblijd ik jullie met nog een laatste woord in deze reeks: bidet, dat wastafeltje op de grond in de badkamer, dat volgens Trudie niet bedoeld is om je voeten in te wassen. In het Spaans is een bidet eveneens “un bidet”, meervoud “bidets”. (En voor Maastrichtenaren, bidette, dat is iets anders dan minette, een woord dat Johnny van Ans graag in de mond neemt. In mijn Frans woordenboek is “faire minette” beffen en daar is geen woord Frans bij. In ordinair Spaans is het “comer el coño”.)

         Wratten, ik ga het nu eens even met jullie hebben over wratten. Vreemd trouwens dat die dingen in het Engels “warts” heten; zouden wij Nederlanders ons in het verleden weer eens vergist hebben (of is het misschien omgekeerd?) (In het Spaans heb je dat met bijv. krokodil, dat is in het Spaans “cocodrilo”. De goedaardige oneffenheden zijn trouwens “verrugas”.) Waarom hebben kinderen er bijv. meer last van dan volwassenen? Komt dat omdat wratten besmettelijk zijn en kinderen elkaar meer aanraken? In ieder geval kunnen ze niet kwaadaardig worden, staat in mijn medische boeken, maar vreemde gevallen blijven het, die puisten. (Stukje uit een carnavalsliedje: “Wie kumps diech aon die wrattel op d’n neus? Iech had diech wel gekrege, mèh die wrattel steit miech tege.”)
         Hier is mijn persoonlijke verhaaltje over wratten. Ik herinner me dat ik als lagere schooljongen op mijn handen een paar wratten had, waaronder een grote op mijn rechter (?) duim, vlakbij de nagel. Leuk vond ik dat allerminst, maar wat doe je eraan, of liever ertegen? Ze laten wegbranden of wegsnijden leek me wel wat, maar me laten overlezen, wat in de jaren vijftig “in” was, zag ik absoluut niet zitten. Niettemin, ik zal of 10, 11 geweest zijn, toen ik met mijn vader naar Heer ging om er iets aan te laten doen. Daar zat een vrouw die met een vinger over mijn wratten ging en mij beloofde dat ze iedere dag (hoe lang dan?) een gebedje voor me zou gaan prevelen. Wat een gebazel, riep ik achterop de fiets naar huis op de terugweg. Echter, echter, een paar maanden later was ik ze ineens wel kwijt. Is dat niet wonderbaar?

         Zoals er vele wegen naar Rome leiden, heb je hier meer mogelijkheden  om vanaf mijn straat naar Triana te gaan. Als ik de bus buiten beschouwing laat en auto’s mijd ik sowieso als de pest, zie ik voornamelijk drie wandelwegen voor me: onderlangs, bovenlangs en middendoor. Ze duren alledrie even lang, ongeveer een uur in mijn niet al te hoge wandeltempo. Trudie doet er hooguit driekwartier over, als ze op weg is naar geocaches.
         Onderlangs begint aan het water bij El Muelle vlakbij Santa Catalina. Je komt dan eerst bij de gebouwen van de marine en de zwemclub, dan ga je langs de playa de Alcaravaneras en de zee van plezierbootjes naar El Muelle Deportivo. Denk niet dat je er dan bijna bent. Er volgen nog de twee pieren met de katten en een behoorlijk stuk tegelpad, voordat San Telmo in zicht komt.
         Bovenlangs vind ik ook best wat hebben. Het eerste stuk is de Tomas Miller tot aan de Mercado Central, daarna de Galicia Milton en de Pio XII (Pius de twaalfde voor de ongeletterden) tot bij het Parque Doramas. Daarna is het weer langs winkels lopen door de Tomas Morales te nemen en tenslotte ergens bij de Braco Murillo omlaag te duiken naar alweer San Telmo.
         Deze week verblijd ik jullie weer eens met de route middendoor. Die gaat allereerst naar El Corte Inglés en dan langs de lange León y Castillo helemaal tot aan San Telmo. Tussendoor kom je natuurlijk van alles tegen dat meer dan de moeite waard is. Daarover zal ik hier eens kond doen.
         Op het eerste stuk kom ik eerst langs een groot gebouw van MAPFRE en later van FREMAP. Is dat dezelfde nering, vraag ik mij af, een keer in Castiliaans en de andere in Catalaans, zoals aan de hand is met, ik noem maar wat, AIDS en SIDA of NATO en NAVO. Niet dus, MAPFRE is een grote verzekeringsmaatschappij, waar je terecht kunt voor je huis, je auto en weet ik veel. FREMAP is de “Mutua de accidentes de trabajo y enfermedades profesionales de la seguridad social”, iets met arbeidshygiëne dus en bedrijfsongevallen.  
         Even verderop ligt het stadhuis. Met het gebouw van Pieter Post in Maastricht heeft het in het geheel niets uitstaande, Het ziet eruit als het flatgebouw tussen de A2 en de Scharnerweg en mij kost het enige moeite om er de schoonheid van te ontdekken. Vroeger, sinds 1894, lag er hotel Metropol, dat bij de Engelse toeristen in de smaak viel en waar o.a. Agatha Christie graag kwam, zelfs boeken zou hebben geschreven. Later is het “omgeturnd” tot stadhuis. Voor de verdere details verwijs ik naar mijn Spaans lesje, dat de tekst bevat die voor het gebouw op een plakkaat is aangebracht.
         Willen jullie er nog een of liever twee? Laat ik tussendoor het hotel van het casino noemen dat even verderop bij het parque Doramas ligt. Waarom dat hotel Santa Catalina heet, is mij een raadsel. Als daar vlakbij ook de Clinica Santa Catalina is, is het dan niet tijd om mijn parque Santa Catalina om te dopen tot iets anders?
         Hoe dan ook, naar het zuiden doorlopend ben ik even later bij het “govierno de Canarias”. Boven de ingang ontwaar ik twee honden in steen die samen een bord omhoog houden met daarop zeven hoopjes, ik neem aan dat het om de zeven eilanden van de Canarische eilanden gaat. Boven het bord is een kroon geplaatst en daar weer boven niet “ISLAS CANARIAS”, wat ieder weldenkend toch zou verwachten, maar “OCEANO”. Het gouvernement met zijn omgeving ziet er aardig uit, dat wel, en ook terzijde aan de overkant staat nog een gebouw, “edificio de servicios múltiples”. Wie beweert zo veel noten op zijn zang te hebben, komt in aanmerking voor opheffing, denk ik dan. Net als in Nederland zouden we hier vandaag de dag de zaak kunnen opheffen en de weinige taken door het land of de gemeenten kunnen verdelen. (Maar dan ga ik wel voorbij aan de geplande onafhankelijkheid van de Canarische eilanden.)
         Het kan niet op, ik heb er nog een. Zijn jullie al bekend met de plaza de la Feria? Dat ligt nog weer korter bij San Telmo. Het is vooral een groot stenen plein voor de kinderen en, helaas, ook de skateboarders. Aan de kant die het verst van de León y Castillo afligt, wordt kunstenmaker Peréz Galdós de hemel ingeprezen, met een standbeeld ernaast. Een spreuk van hem, die ik wel aardig vind, staat uitgemeten op een stuk steen met een ronding erin: “Asi como de la noche nace el claro del día, de la opresión nace la libertad”, zoals uit de nacht de klaarheid van de dag geboren wordt, is dat ook het geval met onderdrukking; daaruit ontstaat de vrijheid. Mooi gezegd, ik had het zelf niet zo mooi kunnen bedenken! Als “men” het daarbij gelaten had, had “men” mijn zegen meer dan verdiend. Echter, echter, in megaletters lees ik eveneens de zinnen: “Imagen de la vida es la novela y el arte de componerla escriba en reproducir los caracteres humanos, las pasiones, las debilidades… Todo esto si olvidar que debe existir perfecto fiel de balanza entre la exactitud y la belleza de la reproducción.” Deze “discurso” van Peréz Galdós uit 1897 is mij oprecht te hoog gegrepen. Ik ga hem ook niet voor jullie vertalen. Maar het museum van de man in Triana moet ik toch eens met een bezoekje vereren.
         En dan zit mijn wandeling van een uur erop en loop ik rechts langs parque San Telmo. In het grote militaire gedoe daar, het “gobierno militar”, zou Franco in de dertiger jaren (1936?) nog even gezeten hebben, voordat hij en zijn nationalisten (de rest van) Spanje onder zijn dictatuur bracht. Over dat gebouw zal ik het graag ook nog eens hebben, maar niet nu, een andere keer. Ik heb een aantal jaren terug eens de stoute schoenen aangetrokken en ben naar binnen gegaan om een kijkje te nemen. Binnen een paar meter werd ik toen door twee dienstdoende soldaten op mijn plaats gezet. Buiten dus. Ik had er, in ieder geval volgens hen, niets te zoeken.

         Na deze promenade is het tijd voor weer eens iets heel anders. Aan alles komt een eind, zelfs aan mijn Cabrera-schoenen van schoenenzaak Lozano aan “mijn” parque Santa Catalina. De zaak wordt gerund door een man alleen, die waarschijnlijk zelf Lozano van achteren heet en de zaak al sinds vele decennia runt, nog van voor de tijd dat Gran Canaria het mede van de toeristenindustrie moet hebben. Ik schat hem op zo’n 75 jaar. Hij vindt zijn “zapatos de tela” “muy cómodos” en dat is nou precies waarnaar een mens als ik op zoek ben.
         Al voor carnaval waren mijn enigszins doorzichtige Cabreras al aan het afsterven. De onderkant begon dunnetjes te worden, zeker van de rechterschoen. Ik naar de vakman, voor deze keer wilde ik liever weer eens een gesloten paar blauwe instappers, zonder gaatjes. Die had hij niet meer in maat 46 en hij dacht dat ze zelfs niet meer bestonden. Toen kwam hij aanzetten met een gesloten paar in maat 45, dat me eveneens gegoten zat. Met die in een “tuut” liep ik trots de winkel uit.
         Ze gingen echter tijdens mijn carnavalsonderbreking mee naar Maastricht. Ik wil er ook in de komende zomer frank en vrij op rondlopen, zonder sokken uiteraard. En teruggekomen in Las Palmas, bleken mijn oude schoenen nog best even mee te kunnen. Maar ik schafte me wel nog een paar nieuwe aan, met gaatjes. Toen Trudie en Marij hier waren met de Pasen, dacht ik: nou gaat het gebeuren. Ik doe op paaszondag tot hun verrassing mijn nieuwe Cabreras aan; kom ik ook eens met iets nieuws! Maar - waarom weet ik niet - het kwam er niet van tot afgelopen weekend. Toen zat er ineens een gat in mijn rechter schoenzool, terwijl bij nadere inspectie de linker zool echt flinterdun geworden was. En dus ben ik nu toch een man met splinternieuwe Cabreras aan mijn voeten. En geen centje pijn, ik loop er zo mee weg.
         (Wisten jullie dat ik als jongeman thuis de schoenen inliep van Harry en mijn vader, als die zich nieuwe hadden aangeschaft, in dezelfde maat als ik? Terwijl zij vonden dat hun schoenen in het begin iets pijnlijks hadden, liep ik dan een dag of wat mee rond zonder probleem. Groot was hun dank daarna.)

         Het was al aangekondigd, maar hier is het dan: mijn Spaans lesje. Ik ga er maar van uit dat jullie best iets van de geschiedenis van het huidige stadhuis willen leren. Het ligt aan de León y Castillo, ongeveer ter hoogte van de woning van Jorge en Patricia, iets westelijker. Daar gaan we.
         “Oficinas municipales. Ocupan el edificio que albergó al hotel Metropol en su última etapa. Aquí tienen sus despachos el alcalde, concejales, técnicos y funcionarios, para realizar su labor ejecutiva cotidiana aunque los plenos y recepciones oficiales se celebran en las Casas Consistoriales de la plaza de Santa Ana, sede institucional de la corporación municipal.
         El viejo hotel Metropol, construido después en 1894, a iniciativa del empresario británico Alfredo L. Jones, y en el que trabajó el arquitecto Fernando Navarro en un estilo muy al gusto del turismo inglés de la época, contó con clientes muy notables, como algunos miembros de la Casa Real de aquel país o la escritora Agatha Christie, autora de numerosas noveles de intriga y misterio, que residió en él largas temporadas y que concibió más de uno de sus personajes y obras en este lugar.
         El hotel quedaría enclavado en un ámbito urbano muy del gusto inglés, la “Ciudad Jardin”, que a partir de 1922 urbanizaría el entonces joven arquitecto Miguel Martín Fernández de la Torre, por encargo del alcalde José Mesa y López, y en el que se levantaron, junto a los viejos hoteles y a las amplias huertas, chalets de aire europeo, muchos de ellos proyectados por el arquitecto Eduardo Laforel. El hotel Metropol, la estampa de su viejo edificio, es uno de los exponentes del auge que tuvo el turismo en las Palmas de Gran Canaria tras la apertura del nuevo y gran puerto de Refugio de la Luz.”
         Blijft de vraag hangen wanneer het hotel nou precies zijn stadhuisfunctie kreeg. Ik zal het voor jullie opzoeken in een van mijn boekjes over de stad. Of Ton, jij bent aar echt goed in; kun jij het eens voor me nagaan op het internet? En dan mag je me in een moeite door vertellen hoe het vliegveld van Gran Canaria ook al weer heet.

         Ik zal het hierbij laten, amistades, ik heb nog meer te doen. Cancelara is kennelijk de man die de voorjaarsklassiekers domineert en hebben jullie ook last gehad van het mailtjesbombardement op de diverse banken door cybercriminelen (waarmee Arno in zijn proefschrift hopelijk zal afrekenen). Ik was vrijdagmiddag net bezig om in te loggen op Triodos met de bedoeling om geld aan het versturen naar Rik, toen er nogal wat misging, ook met mijn identifier. Hoe dan ook, zoals het bankklokje thuis tikt, tikt het kennelijk ook in Las Palmas. Gooi niet teveel koeien in de sloot de komende dagen, is mijn welgemeende advies. Wie weet, kom ik a.s. vrijdag alweer met een nieuwe brief. Voor nu, geef de moed niet op en koop eens, net als ondergetekende, een paar nieuwe schoenen. Die van mij zitten als gegoten en dan druk ik me nog voorzichtig uit. En voor de rest is het weer tot ziens, hasta luego, en toedeloe, jullie toegenegen PaulK.    
        
BOEKENBIJLAGE

         Het lijkt wel een traditie te gaan worden, dat ik af en toe bij El Corte Inglés ga kijken wat de meest populaire van het moment zijn. Deze week laat ik mevrouw Rowling en meneer Tolkien alweer buiten beschouwing, idem dito de diverse vrouwenboeken. Bij de jeugd is er een speciale tafel voor George R.R. Martin. Ik zie vijf boeken van hem uitgestald liggen: “Choque de reyes”, “Danza de dragones”, “Festin de cuervos”, “Juego de tronos” en “Tormenta de espadas”.
         Onder de thrillers vind ik tot mijn vreugde het nieuwste van Dennis Lehane, “Vivir en noche”; zijn eerdere boek “The given day” bespreek ik hieronder; wat is dat een mooi boek! Ander nieuw werk, waarmee het hier prijs schieten is, zijn o.a. “Tiempo de cenizas” van Jorge Molrist en “Perdida” van Gillian Flynn. De schrijver van de week is, met stip, ene Albert Espinosa. Zijn boek “Brújulas que busca sonrisas perdidas” ligt met stapels op een groot model keukentafel en verderop zie ik zijn boek ook in veelvoud in een kast staan. Op de keukentafel is ook een foto van de man, niet verkeerd, en terzijde zie ik zijn aanbeveling geschreven staan: “Nunca dejaré de buscar un archipiélago sinceridad... ¿Quieres formar parte de él?” Eerlijk gezegd mag hij, wat mij betreft, best iets aan zijn reclame gaan doen; ik vind zijn piepkleine alineaatje om mij tot de aankoop van zijn boek over te halen maar lau loene (schrijf je dat zo?). Terzijde, in een winkel bij San Telmo zag ik nog twee andere boeken liggen die hoog scoren: “La lista de mis deseos” van Grégoire Delacourt en “la vida iba en serio” van Jorge Javier.

         En dan is het nu tijd voor mijn enige recensie van de week, een pil van Dennis Lehane. Van die thrillerschrijver lus ik al jaren wel soep. Wat heeft hij “hem” al van katoen gegeven met boeken zoals “Shutter Island” en “Mystic River”. Deze week is “The Given Day” aan de beurt, uit 2008. Toen ik het boek aangereikt kreeg, dacht ik even: 733 bladzijden, dat is twee of drie keer zoveel als bij zijn collega’s. Bijna alleen Stephen King’s boek over de moord op John Kennedy kan er deze winter mee concurreren. Nou vond ik dat een beauty van een boek; wat ga ik van “The Given Day” maken? Voor de Amerika-liefhebbers, Boston is het Athene van de VS, maar niet op het einde van dit boek, dat vooral in die stad speelt in 1918-19, zeg maar een kleine honderd jaar terug. Mensen die in Bolsjewieken, bommengooiers of arbeidshygiëne geloven, kunnen er hun hart mee ophalen. Dit is echt het verhaal van de rijken, die het plebs klein proberen te houden!
         Mag een inhoudsbeschrijving van dik boek twee keer zo lang of meer zijn dan van een dun boek? Zo zit ik niet in elkaar. Ik vertel kort iets over het verhaal, hoewel, en voor de rest zoeken jullie het zelf maar uit. Prominent op de voorgrond in het boek staan twee jongemannen, Danny Coughlin en Luther Laurence. Vanwege de werkloosheid verhuist Luther van Columbus naar Tulsa, Oklahoma en dan via St. Louis naar Boston boven New York. In Tulsa komt hij zijn vrouw Lila Waters tegen, die van hem in verwachting is, als hij de stad moet verlaten na een vuurgevecht met locale bandieten. Zijn jeugdvriend, junkie Jessie Tell overleeft het niet. In Boston komt hij, naast andere bezigheden, in dienst bij de Coughlins.
         De Coughlins, dat zijn vader Tommy, een van de hoofden van de Bostonse politie, zijn vrouw Ellen en de kinderen Danny, ook bij de politie, advocaat Connor en de jonge Joe. Het huishoudelijke werk wordt verder verzorgd door sexy Nora OShea, eveneens oorspronkelijk Iers. Aan de zondagse maaltijd daar zitten verder o.a. Silas Pendergast, baas van Connor, en Eddie McKenna, hoofd van de speciale politiedivisie die zich met oproerkraaiers bezighoudt. Te vertrouwen is die McKenna voor geen meter, niet naar Danny toe en zeker niet naar zwarte Luther.
         Vrienden van politieman Danny zijn o.a. Steve Coyle en van de Boston Social Club, het begin van een vakbond, Mark Denton en Kevin McRae. Op respectabele afstand, misschien wel tegenstand, zijn er de mensen van het Bureau of Investigation: Mitchell Palmer, Raine Finch, John Hoover en later ook Connor Coughlin. Hoog in de hiërarchie van de stad staan burgemeester Andrew Peters, een beetje een doetje, en de sympathieke Stephen O’Mearse, die echter dood gaat en vervangen wordt door de uiterst rechtse Edwin Curtis. Zelfs de baas van General Motors, James Storrow, krijgt hem niet zo ver dat hij een beetje inbindt.
         In het boek barst het daarnaast van de mensen, die hoe dan ook in het verkeerde kamp zitten, voorop bommengooiers als Frederico en Tessa Ficara. Bij de communisten zie ik o.a. Louis Fraina en dokter Nathan Bishop, terwijl zeer links in de socialistengelederen mensen als Jack Reed en Jim Larkin hun zegje doen. Je kunt erop wachten, vele honderden bladzijden lang, maar als Danny, Mark en hun locale politiebond geen poot aan de grond krijgen bij Curtis en in de steek gelaten worden door hun collega’s van andere bonden, moeten ze wel haast gaan staken. En dan zijn de rapen gaar...
         Ik zeg maar zoals het is: dit is misschien wel het beste boek dat ik deze winter in Las Palmas gelezen heb. Het kan zelfs de concurrentie met King’s meesterwerk 11-23-63 moeiteloos aan. Mensen met sympathie voor het zeer linkse gedachtegoed, bijv. Piet & Tonnie, misschien ook Jacques van Ellen, raad ik dringend aan om het boek te gaan spellen. Maar eigenlijk is het ook voor alle anderen, van links tot rechts, een vreselijk goed boek. Wie echt rechts is, wil toch eens over de linkse vijand lezen, toch? Dat het boek opent, intermezzoot en sluit met het alcoholische leven van Babe (Gidge) Ruth, de beste blanke honkballer aller tijden, maakt het er alleen maar beter op. Als recensiecijfer krijgt “The Given Day” van mij een 9+. Als zelfs Dennis Lehane daarvan moet blozen, zij het maar zo. Het is echt een meesterwerk en wie ben ik om het te ontkennen? Ik ga snel kijken of hij nog iets in de aanbieding heeft dat ik nog niet gelezen heb, zoals “Vivir de noche”, maar dan in het Amerikaans.   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten