donderdag 25 april 2013

Weblogbrief 8.30, 25 april 2013

Weblogbrief 8.30, 25 april 2013

         ¡Hola! Mi círculo íntimo! Is het er toch weer van gekomen. Ik hoopte dat ik ook deze winter de dertig brieven zou kunnen volmaken, maar hopen is iets anders dan doen. Hier is hij, mijn drie keer tiende en (dat wel) laatste brief van mijn jaar 8 in Las Palmas de Gran Canaria. En de dunste van dit winterseizoen is het niet, ik heb me voor dit laatste schrijven aardig zitten uitsloven. En dat terwijl we hier een “calima” hebben, de hitte en stofwolk die komt overwaaien vanuit Afrika naar mijn eiland toe. De afgelopen dagen, eigenlijk vanaf zaterdag al, was het hier best warm, met overdag een temperatuur tot boven de 30 graden. Ik zit hier niet voor “de bok z’n kloete” voor de kust van de Sahara. Als ik de afgelopen dagen ’s ochtends vroeg op mijn thermometer keek, gaf hij al 25 graden aan. Etel die maandagmorgen voor het laatst deze winter kwam “pótse”, vond het maar niks, maar ondergetekende, van huis uit amfibie, want ik neem ongestoord de temperatuur van de omgeving aan, vond de afwisseling prima de luxe.

         Wat zal ik eens kiezen als mijn laatste muziek van deze winter? Er zijn zangers en zangeressen die zo vloeiend een liedje kunnen brengen dat je er alleen maar jaloers op kunt zijn. Voor wie namen wil horen, denk eens aan Dean Martin, meer nog dan Frank Sinatra, Elvis Presley of voor iets moderners Robbie Williams. En bij de dames is het net zo: Billie Holiday, Dinah Washington of Edith Piaf. Vooruit, laat ik ook eens een Nederlandse noemen: Teddy Scholten, de mevrouw die met “Een beetje” de wereld veroverde, of toch in ieder geval West-Europa. Ik moet met voorrang eens een compilatie van haar downloaden. Kennen jullie de tekst van “Een beetje” nog? Dat is nog eens een klassieker.
         Bovenstaande artiesten en met hun vele anderen zijn eersteklas en staan hoog in mijn aanzien. Toch kan ik jullie evenzeer een rijtje namen geven van zangers en zangeressen die op een zangauditie stante pede door de mand zouden vallen, maar in mijn persoonlijke hitparade wel bij de bovensten eindigen. Moet ik jullie daarvan ook voorbeelden geven? Luister eens naar Tom Waits, Louis Armstrong, Chavela Vargas, Joaquin Sabina; die hebben stemmen om kolen te kloppen, ze kunnen er eigenlijk geen hout van, maar wat klinken ze apart. Uit de krakkemikkige hoek van nepcrooners heb ik een drietal platen voor jullie voor mijn ultieme muziekbijdrage, en het zijn platen van echte coryfeeën.

         Ik begin met good old Bob Dylan. Misschien dat hij in de zestiger jaren nog een beetje kon zingen, toen hij de straten van Zuid-Manhattan afschuimde, maar al snel was het beste eraf, in de jaren 90 zeker. En plotseling, in 1997, zag zijn CD “Time out of mind” het daglicht; de man was toen al 56. Ik heb zelden zo iets moois gehoord. Hier zijn de elf nummers:
01.     Love sick
02.     Dirt road blues
03.     Standing in the doorway
04.     Million miles
05.     Trying to get to heaven
06.     “Til I fell in love with you
07.     Not dark yet
08.     Cold irons bound
09.     Make you feel my love
10.     Can’t wait
11.     Highlands
         Is het mogelijk om binnen deze serie nog weer eens opnieuw te kiezen welke liedjes het allerbeste zijn? Singer-songwriter Bobby Zimmerman met “Love sick”, “Highlands” en bovenal “Not dark yet”. Als het een Miele  was, zou ik zeggen: er is geen betere.

         Ik beloofde een drietal, hier is nummertje twee. Canadees Neil Young heeft de neiging om hoger te willen zingen dan hij aankan. Nou vind ik dat niet heel erg, maar op het Maastrichtse conservatorium zul je hem als zangdocent niet aantreffen (tegenwoordig misschien wel als gitarist). Hij is in 1994 bijna 50, als zijn “Sleeps with angels” uitkomt, een plaat om zelfs per koptelefoon naar te luisteren, als je aan het fietsen bent. Het ene nummer is nog adembenemender dan het andere. Ook nu volsta ik maar met de twaalf liedjes van de CD gewoon op te sommen:
01.     My heart
02.     Prime of time
03.     Drive by
04.     Sleeps with angels
05.     Western hero
06.     Change your mind
07.     Blue eden
08.     Safeway cart
09.     Train of love
10.     Trans Am
11.     Piece of crap
12.     A dream that can last
         Alweer is nog weer een superkeuze niet of nauwelijks te doen. Wat vinden jullie van nummers als “Sleeps with angels”, “Safeway cart” en vooral “Blue eden”? Daar kan een mens vandaag de dag niet meer zonder.

         Ik had er drie beloofd met een foute stem, dus geef ik er hier nog eentje prijs: Lucinda Williams. Ook zij heeft enige moeite om maat te houden, laat staan om op de goede toonhoogte te blijven, maar wat is haar Americanamuziek onweerstaanbaar. In 1998 kwam haar beste plaat op de markt, voor mij dan: “Car wheels on a gravel road”, de dame liep toen naar de 50 toe, nu is ze precies 60. Ik zag haar in die tijd het titelnummer zingen in het programma van David Letterman en kon alleen maar roepen van “Wat sjoen!” Laat ik alle dertien nummers van de CD maar weer met jullie doorlopen; hier zijn ze:
01.     Right in time
02.     Car wheels on a gravel road
03.     2 kool 2 be 4-gotten
04.     Drunkel angel
05.     Concrete and varbed wire
06.     Lake Charles
07.     Can’t let go
08.     I lost it
09.     Metal fireceaker
10.     Greenville
11.     Still I long for your kiss
12.     Joy
13.     Jackson
         Wat een geweld, ik kan er nauwelijks over uit! Liedjes als “Right in time”, “Drunken angel” en bovenal “Lake Charles” zijn naar mij bescheiden mening echt wereldnummers. Vooral dat “Lake Charles”, dat is trouwnes haar geboorteplaats in het zuiden van Louisiana, niet ver van de grens met Texas, dat is er eentje die zonder meer in aanmerking komt voor mijn top 20 aller tijden, die op mijn crematie best uit de luidsprekers mag klinken. Ik krijg er geen genoeg van, zo indrukwekkend.

          Ik heb nog een correctie aan te brengen op mijn vorige brief. Op de “mercado central” vroeg ik mijn koffiemannetje, bij wie ik nog een paar pakken koffie ging kopen, naar het woord “arábico”. Met Arabisch, “árabe”, “arábigo” heeft het inderdaad niks te maken en een koffiesoort als “arábico Brasil” is zeer wel denkbaar. Kort gezegd, zijn er twee koffieplanten, “arábico” en “robusto”. De eerste plant komt op diverse plekken in de wereld voor en de tweede is Afrikaans. In mijn woordenboek vind ik de namen vreemd genoeg niet terug, maar goed, als je de deskundige raadpleegt, komt een en ander meestal op zijn pootjes terecht.

         Op het pleintje voor de markt, waar ook wel kanariepietjes verkocht worden en geregeld Roemeense dames zitten te bedelen, stond zaterdag een busje met daarop in kapitale letters: “Vida sin colesterol”. Alsof het een gunst was, kon je daar je bloedwaarde van je “cholesterol” laten meten> Achteraf kwam dan ongetwijfeld het advies om meer Danone te eten dan wel dagelijks  cholesterolverlagende medicatie te nemen. Er stond een hele rij mensen van alle leeftijden te wachten tot ze aan de beurt waren voor hun bloedprik. Een politiebusje om de LDL/HDL-onverlaten af te voeren heb ik niet gezien, laar staan een pelotonnetje ME-ers om eens flink om zich heen te slaan. Heeft er dan niemand iets geleerd van een boek als dat van Kendrick uit 2007, “The great Cholesterol Con”?

             Laat ik maar vlug naar een ander, meer alledaags onderwerp gaan. Afgelopen dinsdag 23 april was het hier “Día del libro” en kreeg je in de erkende winkel 10% korting op de aankoopprijs van je boek. En ik nam me voor om vandaag, tijdens mijn lange pauze tussen de praatjes van Lluis en die van mij en Almudena in ieder geval ook naar de boekenmarkt op San Telmo te gaan, die daar nu gaande is.
         Ik neem maar aan dat in Nederland idem dito nu zoiets als een “boekenweek” is of die bij ons eerder? In ieder geval vroeger werd die altijd geopend met een boekenbal, voor de schrijverswereld, en daar zette dan de redactie van mijn lijfblad Propria Cures de zaak op stelten. En, geloof het of niet, er zijn mensen die de gratis boekenweekgeschenken sparen. Voor mij zijn die krijgertjes zelden de moeite waard.

         De afgelopen week, vooral vanaf zaterdag t/m dinsdag, was het warmer dan gewoonlijk voor de tijd van het jaar. Reden te over dus om zelfs ’s avonds in een korte broek rond te lopen of zo eentje tot net over de knie. Ik heb er twee met die tussenmaat, allebei met een brede elastieken bovenrand. Eentje is intussen vaalrood van het vaak dragen en moet aan het kruis nodig eens opnieuw gestikt worden. Dus liep ik tijdens de tropische dagen rond in de andere, iets tussen lichtgroen en grijs in, met een extra zak rechts voor. Ik geef toe: het is mijn kleur niet, maar driekwart broeken met mijn buikmaat zijn niet altijd voorradig. Het liefste zou ik de broek in een badje zwarte of donkerblauwe verf doen om er acceptabeler bij te lopen.
         Ik heb dat ook met polo’s. Die heb ik in alle kleuren, van helwit tot donkerzwart, met alles ertussen in. Ooit kreeg ik er twee van Eva, merk Gap, ik geloof helemaal uit de VS opgestuurd voor vaderdag. En gegoten dat ze zaten! Echter, laat er nou eentje lichtblauw van kleur zijn! Die heb ik, om het niet te gek te maken, toch een aantal keren gedragen, als Eva in de buurt was, maar zijn lot was toch om in de vuilnisbak gedeponeerd te worden. Als ik toen dat verfbadje had gehad, dat ik me vandaag de dag voor mijn lichtgroene broek toewens, had hij, de polo, een heel lang leven beschoren kunnen zijn. Helaas!

         Zaterdagmiddag had ik met Noé afgesproken bij La Guarida, het café met zoveel muziek in zijn vaandel. Ik was er keurig op tijd, even voor 6 uur, maar mijn jonge vriend, het lijkt wel Kuifje, liet op zich wachten. Dus kon ik eens op mijn gemak met de muziekanten van die namiddag kennismaken: een viertal met een doorsnee zanger en idem dito basgitarist, allebei niks bijzonders, een al te lakse sologitarist, hij had net zo goed op een stoel kunnen gaan zitten, en een drummer die ik al van honderden meters afstand gewaar werd. Die drummer (“en la batería”) was mijn type, daarmee kon ik best door één deur, ook nog wel meer dan een, als jullie het eerlijk willen weten. Tussen de aanwezige publiek zag ik een vriend van Noé, mijn naamgenoot Pablo, die drie dames onder zijn hoede had. Bij die heb ik nog even staan praten.
         Noé liet om half 7 weten dat hij eraan kwam, maar het klokje had al 7 geslagen, toen hij er daadwerkelijk was. Het werd een gezellige avond met (vooral) ons tweeën. We zaten knusjes op het plein bij de speeltuin annex basketbalveld, daarna op de plaza del Pilar en nog weer later aan de boulevard bij Las Arenas. En overal waren we ter plekke, als er net levende muziek er uit de luidsprekers en versterkers kwam. Op de plaza del Pilar, aan de Lepanto, aten we, tussen honderden vooral jongeren, bij ons bier een lekker broodje, een “arrepa”, van een zaak uit Venezuela, genaamd “Oh! Que Bonito!”. Het verbaasde me dat de naam, ook op de T-shirts van de bediening, niet met een ¡  begon, maar volgens Noé doet niet iedereen meer me aan die Spaanse gewoonte. Tegenwoordig zijn “wij” Engels, was zijn verzuchting.
         Je leert steeds weer bij, op een uitheems zaterdagavondje, deze keer over matig alcoholische dranken. Ik vroeg Noé naar de TINTO DE VERANO. Volgens hem was dat rode wijn met spa of locale 7-up, casera, half om half. Voordat ik het goed en wel doorhad, kwam hij met een drietal andere “meidendrankjes” voor de dag. Wat is een CLARA? Dat is een mix van bier met Fanta limon (clara de limon), bier met casera (clara de casera) dan wel bier met echte 7-up (clara de 7-up). En verwar hem niet met een CALIMOCHO. Daarvoor staat een mix van rode wijn en coca cola, eventueel aangevuld met een scheutje Martini. En ten slotte, weet iemand van jullie wat een REBUJITO is? Dan gaat het om een combinatie van een zoete witte wijn, vino manzanilla, met 7-up en veel ijs.

         Trudie gaat, als ik net terug in Nederland ben, met Math geocachen op Fuerteventura. In die periode, 1 t/m 11 mei, heb ik alle tijd voor mijn bezoek aan Tonnie & Piet en Dalí, Lux, Eva & Jan Willem in Amsterdam en vervolgens aan Harry en Bert & Ada in Oegstgeest en Leiden. Greetje is op mijn dagen in Oegstgeest wandelen in Luxemburg, dus met Harry kan ik dan ongehinderd Maastrichts praten (het zijn haar woorden).
         Aan Noé vroeg ik naar een paar interessante plekken op het gortdroge Fuerteventura, ongeveer 120 km in lengte, ten oosten van Gran Canaria. Ik wilde graag namen horen van plekken, die je zo vlug niet afloopt, als je alleen in je reisgids kijkt. Daarmee kunnen Trudie en Math de komende dagen alvast warm draaien. Vlakbij het vliegveld in het midden van het eiland ligt de plaats Puerto del Rosario en daar is het dus NIET te doen, het is volgens Noé een stadje van niks. Voor het betere werk kun je allereerst naar het noordoosten reizen, naar de plaats CORRALEJO, die vele malen leuker is. Het eilandje er vlakbij, ISLA DE LOBOS, is maar luttele kilometers van Lanzarote af. De andere aanrader van Noé is om naar het zuiden af te zakken, naar MORROJABLE. Trudie, als jullie dat doen, kunnen jullie ook COFETE meepakken aan de echte zuidwest kust, waar destijds nazi-generaal Winter een verblijf had en waar op het uiteinde van WO2 bekende nazi’s plastisch chirurgisch werden bijgewerkt, voordat ze definitief naar Zuid-Amerika mochten vluchten. En - laatste tip - halverwege de westkust ligt op letterlijk een steenworp van het strand van GARCEY een kapot cruiseschip; het gevaarte is daar begin jaren 90 half de zee in gezonken, maar niet helemaal.

         Dinsdagmorgen had ik eindelijk weer eens een onderwerp voor de veel gelezen rubriek “Klein leed”. Ik had maandagmorgen een doos boeken en kleren ingepakt, in mijn oude, Nederlandse doos van de PTT of hoe dat bedrijf zich tegenwoordig pleegt te noemen. Hier hoort daar nog weer een grauwbruin “papel de embalaje” omheen, anders wil het postkantoor aan de calle Bernardo de la Torre het niet voor me versturen. Dus moest ik eerst naar een winkel daar in de buurt om pakpapier te kopen; een analoge zaak bij mij om de hoek heeft het niet. Mensen zoals ik nemen het steevast een beetje ruim, dus kwam ik maandagmiddag thuis met vier bij anderhalve meter papier, voor de prijs van zegge € 1,14.
         Uit het niets herinnerde ik me vervolgens dat ik vorig jaar een royale hoeveelheid pakpapier gekocht had. Na enig zoeken vond ik het overgebleven papier in de schoenenkast in de zijkamer, ruim genoeg om mijn “caja” mee te omwikkelen. Het oude papier deed ik om de op zich al postklare doos en dinsdagmorgen stapte ik daarmee monter als altijd in een taxi, op naar het postkantoor. Ter plekke was een oudere dame mij zeer behulpzaam met het verzenden van de doos en met een reçu-tje van € 63,90 stond ik een kwartier later weer buiten. (Terzijde, hier betaal je bijna het dubbele van Nederland om een postpakket te versturen.) Wanneer mijn doos, geprioriteerd en wel, in Maastricht aan zal komen, staat in de sterren, maar naar mijn € 1.14 voor het extra pakpapier kan ik sowieso fluiten.
         Is het “klein leed”? Wie het kleine leed niet eert, is het grote niet weerd.

         Ik schrijf mijn weblogbrieven niet ter plekke, vlak voordat ik ze verstuur aan jullie, maar grotendeels gaandeweg. Dus vertel ik jullie bij voorbaat dat Lluis vanmorgen een pracht van een “charla” heeft gehouden over de uitkomst het Predimed-onderzoek. Ik kan het nog steeds maar half geloven: jarenlang trouw zijn aan de mediterrane keuken, vergeleken met hooguit adviezen om minder vet te eten, zou de kans op het krijgen van een hartvaatziekte behoorlijk verkleinen. Meer vis, meer groente en fruit, meer olijfolie, meer noten, dat is de boodschap van het onderzoeksteam uit Barcelona en zijdelings ook Lluis. En ik maar denken: hebben we het gezeur over: calcium en magnesium, barbecuen, cholesterol, voedingsvezel, antioxydanten en wat weet ik nog meer eindelijk achter de rug, of de voedingswereld begint ons weer murw te maken met iets nieuws, iets dat Ancel Keys vijftig jaar geleden al ten onrechte voor waar hield. Op zijplaatsen als Cyprus, daar weten ze pas wat gezond voor hart en bloedvaren is, was toen zijn adagium.
        
         Ik vertel jullie dus nu ook al vast dat Almudena vanmiddag tussen 5 en 6 de vloer met mij zal aanvegen, als ik maar enigszins ga volhouden in mijn praatje dan dat vet eten niet zo gevaarlijk is als mensen wel denken. Maar discussie moet er zijn, dus zal ik mijn dwarse standpunt duur verkopen. Mijn verhaal vanmiddag is in notendop dat niet-experimenteel epidemiologisch onderzoek op voedingsgebied weinig zinvol is, hoe groot je de cohorten ook maakt. Daarbij zal ik de mensen vertellen dat er - het lijkt wel of ze weggemoffeld zijn - wel diverse voedingsexperimenten zijn, die veel minder overtuigend bewijs laten zien dat vet eten slecht is voor hart en bloedvaten. Pas na de nodige kritiek uit de zaal zal ik mondjesmaat toegeven dat PUFA’S (poly unsaturated fatty acids) misschien ietsje beter zijn dan volvette producten, maar dat we het vooral niet moeten overdrijven.

         Gisteren en eergisteren heb ik naar de Europacupwedstrijden gekeken, soms moet dat zo maar eens gebeuren. Dinsdagavond speelde Bayern Münchem thuis tegen Barcelona en in de tweede helft was het echt een spel van kat en muis, met Arjan Robben in een opvallende rol. Misschien was Lionel Messi niet in zijn beste vorm, maar met name de uitgedunde achterhoede van Barcelona maakte er een potje van. De uitslag, 4-0 voor Bayern München, is zodanig dat ik de return niet meer hoef te zien volgende week. Woensdagavond was Borussia Dortmund aan de beurt om Real Madrid in de pan te hakken. Ook dat gebeurde in de tweede helft in Dortmund genadeloos; met een uitslag van 4-1 is ook tussen die twee clubs de return voor de vaak. Heb ik, en met mij iedereen hier, een ommekeer in het Europese voetbal gezien, waarbij de Spaanse topploegen langzaam uitgerangeerd zijn en de Duitse meer nog dan vorig jaar de macht hebben overgenomen? Geldt dat ook voor de landenteams bij de WK in Brazilie volgend jaar? En wat doen Ajax en PSV, en het Nederlandse elftal? Voor wie van het spelletje houdt, staat, denk ik, een mooi jaar voor de deur.

Ik ga jullie ten slotte verrassen door jullie een Spaans lesje te besparen. Deze brief is al zo lang dat ik jullie rust gun, hooguit kom ik met iets Duits, want naar dat voetballand verplaats ik mij over een dag of drie op weg naar Maastricht. Kennen jullie de meezinger van Peter Held nog, die vroeger dagelijks om 11 uur ’s avonds op de radio gespeeld werd bij een actualiteitenprogramma? Gute Nacht, Freunde, es ist Zeit für mich zu gehen. Wass ich noch zu sagen hätte, dauert eine Zigarette und ein letstes Glas im Stehen! Dat lijkt me een uitstekende uittro voor deze achtste serie brieven. Over een half jaar, als ik wederom naar Las Palmas kom, zet ik mijn weblogboek met verve voort, maar nu houd ik ermee op. Tot binnenkort in levenden lijve, hasta pronto, 97 kilitos en persona, Paul.

BOEKENBIJLAGE

         Mijn boekenbijlage is een stukje van mijn brieven geworden dat ik niet kan laten zitten, zelfs als een boek dat ik gelezen heb, een beetje uit de toon valt. Eerder deze winter besprak ik in deze mij sympathieke rubriek een alleszins verteerbaar boek van Don Winslow, genaamd “The gentlemen’s hour”. En toch, er ontbrak iets aan. Het was een vervolg op een eerder boek dat ik eigenlijk daarvóór had moeten lezen: “The dawn patrol”. In dat boek van Don Winslow  werden o.a. de karakters van het zestal surfers uit de doeken gedaan dat steeds in de vroegste ochtend bijeen kwam om de golven in de omgeving van San Diego te keuren. Dit eerste boek van de twee is uit 2008 en op de valreep maak ik mijn verzuim goed.
         Hier zijn ze, alle zes, te beginnen met hoofdpersoon Boone Daniels. Hij was vroeger politieagent, maar na een affaire rond een zesjarig kind (Rain) heeft hij zijn ontslag ingediend en is nu privé-detective. Zijn slagzin luidt: “Alles smaakt beter op een tortilla”. Hij heeft of liever had een losvaste verhouding met Sunny (Emily) Day. Ze is serveerster in The Sundowner in afwachting van haar grote doorbraak als erkend surfer; het wachten is slechts op de hoogste golven. Nummer drie is Johnny Banzai, officieel Kodani, een braaf getrouwde Japanner, die in tegenstelling tot Boone wel nog bij de politie is, op de afdeling moorden (met naarling Steve Harrington als baas). Dan is er Dave, geen achternaam, tenzij jullie hem net als Don Winslow The Love God willen noemen, omdat hij als strandwacht al een vracht dames heeft veroverd. Hij is als de skileraar in de winter: hele hordes vrouwen smachten naar hem, en krijgen vervolgens waar ze op hopen. Dawn patrol nummertje vijf is High Tide, van huis uit Josiah Pamavatuu uit Samoa, een rastaman van 350 pond, in het leven na de vroege ochtend voorman bij de gemeentewerken. En dan is hier ten slotte de zesde, de veel jongere Hang Twelve, vanwege zijn twaalf tenen, in zijn paspoort Brian Brousseau, die echt bergen eten kan vermalen zonder dat hij over zijn nek gaat.
         Zijn jullie bijgepraat? Dan wil ik het nu wel ook nog even hebben over de belangrijkste bijfiguren. Voorop noem ik dan Petra Hall, een Engelse jonge advocate, die Boone inhuurt om te helpen bij het opsporen van een dame van lichte zeden, en die gaandeweg steeds meer trek in de man krijgt (trekken de tegengestelden elkaar aan?). Dan is er Cheerful, van huis uit Ben Carruthers, multimiljonair en o.a. eigenaar van de winkel in surfspullen, Pacific Surf, waar Boone en Hang Twelve uithelpen. Cheerful is een oudere man van 60 al (is dat oud?), dun en boomlang. En niet te vergeten Terry “D-cup” Cole, plastisch chirurg, die er zijn werk van maakt om schoonheden en mindere schoonheden van ander lichaamsmateriaal te voorzien. Aan de kant van de boeven treffen we o.a. Dan Silver met zijn bars met paaldansende dames en Red Eddie, eigenlijk Julius Pakololo, die niet te beroerd is om met zijn diverse handeltjes, drugs en meisjes, scheppen geld te verdienen. Komen ze ongeschonden door het boek? Daarvoor verwijs ik met graagte naar het einde dit boek en ook “The gentlemen’s hour”.
         Terzijde, “mojado” is het Spaanse woord voor nat, maar een mojado is ook een illegaal. Die lopen er voldoende rond in Zuid-Californië en aan fatsoenlijk werk komen is bepaald niet gemakkelijk. Voor wie het nog niet wist: de Verenigde Staten hebben halverwege de negentiende eeuw een flink stuk van Mexico ingelijfd om er zelf groter van te worden. De woorden surf en surfen zijn afgeleid van “surface”, oppervlakte; de surfer wordt verondersteld over het water te lopen, tenminste als de maan en de wind gunstig staan. Het is skateboarden aan de zee, zou je kunnen zeggen. Heel af en toe zijn bij San Diego de golven zo hoog dat je een rassurfer als vooral Sunny moet zijn om er overheen te scheren.
         Wie beide boeken van Don Winslow nog niet kent, raad ik dringend aan om eerst “The dawn patrol” te lezen en daarna “The gentlemen’s hour”. Dan is het dubbel genieten geblazen. Dit boek munt uit in zijn taalgebruik; het is zo goed Amerikaans, met alle kolderzinnetjes erbij, dat het m.i. als verplichte Engelse literatuur dienst kan doen. Ik vind “The dawn patrol” meer een leesboek van de bovenste soort dan een thriller waar de spanning vanaf druipt. Maar wat is het een super boek. Ik geef er als recensiecijfer een 9- voor. En dat ik nog veel andere boeken van Don Winslow mag tegenkomen.
        
         Mijn tweede boek wordt, toepasselijk, eindelijk eens een Spaans boek, wel in het Nederlands vertaald: “Bal masqué” van thrillerschrijfster Elia Barceló. Ook dat boek kan de toets der kritiek niet helemaal doorstaan. Ik had hier wel eens van haar gehoord en was wat blij, toen ik een dik boek van haar aantrof op mijn De Slegte site. Alleen was het boek een verzameling van drie moordboeken: “Bal masqué”, “Tangohart” en “Stemmen uit het verleden”. Bij elkaar gaat het om 1094 bladzijden, te verdelen in 436, 121 en de overige 537. Het eerste is uit 2004, het tweede uit 2007 en het derde, tevens het langste verhaal uit 2002, en nou komt het: ik heb alleen het eerste van de drie ter bespreking; de andere komen later nog eens. Het boek speelt voornamelijk in (Spaanse kringen in) Parijs. Volgens de kaft van het boek is Elia Barceló in 1957 in Alicante geboren en geeft ze les in Spaanse literatuur en schrijfkunst aan de universiteit van Innsbruck. Zoals ze op de foto staat, wil ik best eens een avondje met haar uit.
         De 44-jarige Ari(el) Lenormand is een aantal maanden in Parijs vanwege het schrijven van een biografie van schrijver Raúl de la Torre. Die is alweer zo’n tien jaar dood, overleden in 1991, na een woelig leven dat in 1922 in Argentinië begint en zich vanaf de jaren 50 voornamelijk in Parijs afspeelt, in de plaatselijke artiestenkringen. De la Torre heeft een aantal dichtbundels, boeken met korte verhalen en dagboeken op zijn naam staan. Het bekendste is hij echter geworden met twee romans, “Amor a Roma” uit 1964 en De la Torre in het kwadraat” uit 1973. Zijn vrouw is schrijfster van kinderboeken Amelia Gayarre en als die ook met een roman voor volwassenen bij hun vriend en uitgever André Terrasse verschijnt, wijst die haar roman, Labyrint der palindromen, af, omdat hij denkt dat haar man Raúl de schrijver ervan is. Vlak daarop verandert dezelfde Raúl de la Torre van uitgever. In 1976 scheidt hij van Amelia en de jaren erna is hij getrouwd met de Poolse Amanda Simansky, totdat die in 1979 door een auto-ongeluk om het leven komt. In de tachtiger jaren wordt Raúl opeens een verklaarde homosexueel, vanaf 1985 leeft hij samen met Hervé Daladier, nog een jonge man, die enkele jaren later aan AIDS te gronde gaat. Twee jaar daarna pleegt Raúl zelfmoord.
         Weten jullie zo het een en ander? Dan ga ik nu vertellen dat van bovenstaand verhaaltje een heleboel niet waar blijkt te zijn. Biograaf Ari
Lenormand komt er steeds meer achter dat de vork heel anders in de steel zit. Hij hoort en leest van alles, van en over André Terrasse en diens vriend Yves Durand, van en over Amelia, met als koosnaam Hauteclaire Stassin, en diverse andere mensen uit de omgeving van Raúl de la Torre, zoals Sabine, Maurice en vooral Armand, via diens familielid Solange. En zo waar, op het einde wordt Ari stapel van Amelia en met haar en André en Yves neemt hij het leven van Raúl nog eens door, op zijn Hercule Poirot’s.
         Ik vind het detectiveboek (“polar” in het Frans) van Elia Barceló zeer wel te pruimen. Vooraf dacht ik: als dat maar wat wordt, het moordverhaal van alweer een bekendheid in dameskringen, maar ik ben best gecharmeerd geraakt. Op het einde trekt het een beetje, maar ik moet zeggen: alles bij elkaar komt ze heel goed weg met haar “Disfraces terribles”, in goed ABN “Bal masqué”. Na enig wikken en wegen geef ik haar er een 8- voor, best wel goed. En de twee andere boeken in mijn bezit van Elia Barceló moeten er t.z.t. ook maar aan geloven.

         En nog is mijn boekenbijlage niet uit. Ik heb er sinds woensdagmiddag aan het einde van de middag nog eentje, te weten “The Drop” van Michael Connelly, uit 2011. Over de schrijver wil ik geen kwaad woord horen, zeker als politiedetective Harry Bosch in het spel is, in zijn vertrouwde Los Angeles. De man kan bij mij al vele jaren niet meer stuk.
         “The drop” is niet alleen een val of sprong uit een hoog gebouw, maar staat ook voor de Deferred Retirement Option Plan. Sinds een paar jaren heeft de politie van Los Angeles een Open-Unsolved Unit, met Gail Duvall aan het hoofd, Tim Marcia als zijn rechterhand, “whip”, en twaalf rechercheurs in teams van twee die aan “cold cases” werken, oude moorden waarbij nu een DNA-match gevonden is. Een van de zes teams bestaat uit Harry Bosch met de jongere David Chu. Ze worden op een verkrachting uit 1989 gezet, twintig jaar eerder, Clayton Pell. Alleen, toen was Clayton Pell pas acht jaar; nu krijgt hij therapeutisch hulp van Hannah Stone, waarmee Harry Bosch best mee door één deur kan. Bij nader inzien blijkt het om een andere verkrachter te gaan, “Chill”, met een meisje als slachtoffer, die destijds een spoortje bloed in haar nek had van Clayton, die dus later op hetzelfde pad is gegaan. Het duurt even voordat  hem hebben en dan blijkt dat hij nóg een en ander op zijn kerfstok heeft.
         Gelijktijdig wordt Harry Bosch gesommeerd om de dood van George Irving te onderzoeken, een val van een balkon op de bovenste etage van een duur hotel, Chateau Marmont. Opdrachtgever voor het onderzoek is een oude vijand van hem, Irvin Iring, vader van George, nu wethouder van Los Angeles. Ook deze zaak pakt Harry Bosch aan en met de wethouder op zijn hielen komt hij een zaak op het spoor van een taxibedrijf, Regent, dat een bestaand taxibedrijf, Black and White, opzij wil zetten bij het verwerven van rechten om mensen uit Hollywood te vervoeren. Bij de zwendel zou George Irving betrokken zijn, maar ook diens vriend en politieman Bobby Mason, met steeds op de achtergrond vader Irvin Irving. Ene Mark McQuillen is er destijds uitgebonjourd bij de politie vanwege zijn agressieve aanpak met verdachten, die hij graag in de “choke hold” neemt. Nu is hij werkverdeler bij het taxibedrijf Black and White, dat op het punt staat veel werk te verliezen. Heeft hij George misschien een duw omlaag heeft gegeven dan wel dat de man toch gewoon omlaag is gevallen of gesprongen? Zoals dat hoort bij een politieverhaal van Harry Bosch, hier samen met David Chu, komt ook deze zaak op zijn foute pootjes terecht.
         Vertel me vooral niet dat ik deze Michael Connelly wellicht minder zie zitten. De schrijver van tientallen bestsellers kan het nog steeds. Zijn “The drop” is echt spannend en tussen de bedrijven door is er een lach, bijv. van dochter Maddie van Harry Bosch, en aan traan, bijv. van oud-collega Kiz Rider, die gevraagd wordt een dubbelrol te spelen. Het boek kan op het stapeltje “bijzonder” met een 8½ als recensiecijfer. Ik heb ze intussen allemaal, de boeken van Michael Connelly en het eind is, geloof ik nog niet in zicht, gelukkig maar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten