dinsdag 16 april 2013

Weblogbrief 8.28, 16 april 2013

Weblogbrief 8.28, 16 april 2013

         ¡Muchas gracias! Dat jullie bereid zijn om mijn weblog na mijn vorige brief nu alweer aan te zetten, daar ben ik jullie best dankbaar voor. Het is overigens wel werken voor iemand als ik, die daarnaast zit te lezen of zijn leven ervan afhangt en op zijn tijd de boulevard afschuimt met zijn trippel-trappelvoeten en komisch-cynische oogopslag. Aan de andere kant, met het bedenken en neerpennen van mijn brieven houd ik mijzelf wel bij de les. Dus, hier is hij, mijn weblogbrief 8.28, geanimeerd als altijd.

         Ik begin maar weer met een “meziekske”. “Disculpen las molestías” zeg ik vooraf tegen de Maastrichtenaren, maar heb ik het niet over een allerlei mondharmonicamuziek. Zo’n Cd, waar de mondstukken van afvliegen, heb ik overigens wel, een dubbel-cd zelfs. Ze heet “Gob-iron” en staat vol met adembenemende “smoelijzer”blues. Ik heb de plaat eens gekocht in een jazzwinkeltje in de Amsterdamse Jordaan. Echter, ik bewaar “Gob-iron” graag voor een andere keer.
         Afgelopen vrijdag zei ik dat alle nummers op “Americana 1+2” van singer-songwriters kwamen en dat is niet zo, denk ik achteraf. Die gunst was en is weggelegd voor een andere dubbel-cd in mijn verzameling, met steeds weer nieuwe muzikanten: Pure Genius, met 2X20 nummers. (En ik bedoel nou niet de bekende plaat van Ray Charles, ik heb het over een compilatie, waarop brother Ray met geen enkel nummer vertegenwoordigd is.) Met het mes op de keel zet ik die dubbel-cd bij mijn folk- of popmuziek, vooruit bij mijn popmuziek, dat lijkt me het dichtste bij de waarheid. Verder vind ik ook op “Pure Genius”, net als bij “Americana” de meeste nummers zeer te pruimen, deze keer niet allemaal, maar toch.
         De Cd was mijn eerste kennismaking met het fenomeen Ryan Adams, die ook op “Americana” present is. Misschien heb ik me daardoor wel in de war laten brengen. Sommige andere artiesten waren (enigszins) nieuw voor mij en de plaat leidde ertoe dat ik vervolgens iets van ze wilde bemachtigen, bijv. van Carly Simon, Jewel en Paul Weller. (Naar muziek van Tony Joe White ben ik nog altijd op zoek.) En van nog weer andere singer-songwriters heb ik intussen dozen vol, maar kan hun nummer op “Pure Genius” gevoeglijk dienen als de zoveelste hernieuwde kennismaking: Bob Dylan, Tom Petty en Tracy Chapman. Een mens blijft aan de gang.
         Van de dubbel-cd “Pure Genius” heb ik op mijn iPod 25 nummers van de 40 staan. Gelukkig zijn de andere 15 gemakkelijk bij allmusic te vinden. Dus hier is ze voor jullie in complete vorm, zonder mijn weglatingen.

Pure Genius 1:

01.    Baby can I hold you
         Tracy Chapman
02.    Your Song
         Elton John
03.    (Something inside) So strong
         Labi Siffre
04.    Wicked game
         Chris Isaak
05.    Ironic
         Alanis Morissette
06.    Babylon
         David Gray
07.    How wonderful you are
         Gordon Haskell
08.    Pianoman
         Billy Joel
09.    Father & Son
         Cat Stevens
10.    Cat’s in the cradle
         Harry Chapin
11.    Love and affection
         Joan Armatrading
12.    Oh my sweet Carolina
         Ryan Andams
13.    Wildflowers
         Tom Petty
14.    A new England
         Billy Bragg
15.    You’re so vain
         Carly Simon
16.    Love the one you’re with
         Stephen Stills
17.    Catch the wind
         Donovan
18.    Morning glory
         Tom Buckley
19.    Everybody here wants you
         Jeff Buckley
20     Layla (unplugged)
         Eric Clapton

Pure Genius 2:

01.    Mr. tambourine man
         Bob Dylan
02.    Wild wood
         Paul Weller
03.    Ain’t no sunshine
         Bill Whithers
04.    Brown eyed girl
         Van Mossison
05.    Mother and child reunion
         Paul Simon
06.    Mandolin wind
         Rod Stewart
07.    She cries your name
         Beth Orton
08.    All this useless beauty
         Elvis Costello
09.    Walking in Memphis
         Marc Cohn
10.    Me and Bobby McGee
         Kris Kristofferson & Jackson Brown       
11.    Anchorage
         Michelle Shocked
12.    If I were a carpenter
         Tim Hardin
13.    Short people
         Randy Newman
14.    Songs from hope street
         David Kitt
15.    Hands
         Jewel
16.    Rainy night in Georgia
         Tony Joe White
17.    Time has told me
         Nick Drake
18.    The shining
         Badly Drawn Boy
19.    Where the wild roses grow
         Nick Cave & Kylie Minogue
20.    Perfect day
         Lou Reed

         Pas als jullie Perfect day uit hebben, mag je verder gaan met deze brief. Wat is acceptabel stelletje muzikanten heb ik wederom voor jullie bij elkaar getrommeld. Ook deze keer ga ik geen nummers een bijzondere vermelding geven in positieve zin. Wie ben ik om “Perfect day” beter of slechter te vinden dan “Mr. tambourine man”. Of “Wild wood” af te zetten tegen “Ain’t no sunshine” of “Wicked game”. Ik treed terug met de opmerking dat “Pure Genius” alweer een dubbel-cd is die in jullie cd-rekje hoort te staan.

         Vrijdagavond zat ik op de bank aan het strand bij de Tomas Miller, bij mijn flat om de hoek. Er kwam een oudere dame naast mij zitten. Ze was aardig opgetut met een vuurrode mond en een gestreept hoedje op haar hoofd. Even later haalde ze een zakje uit haar tas, daar zat lekkers in voor de duiven, en ze begon met de spaarzaam aanwezige beesten te voeren. Binnen een mum van tijd waren er wel tien en zeer tevreden met zichzelf en haar dieren kwam steeds weer een nieuw handje voer te voorschijn. Toen kwam er een jongetje aanrennen, ik schat van een jaar of 7, die vloog op de duiven af en weg waren ze. Een stuk of twee, drie kwam nog terug, maar nadat hij nog eens met veel geschreeuw aan kwam zetten, was de pret definitief voorbij. Wie heeft gelijk van de twee?
         Het ventje werd prompt helemaal verrot gescholden door de dame. Gelukkig was zijn familie vlakbij op een bank in de buurt en hij droop af. Voor de vrouw werd het toen helemaal een “pars pro toto”. De “traficantes”, “putas”, “pederastas”, daar moesten de mensen zich eens druk over maken, en niet over een paar duiven meer of minder. Ze werd steeds giftiger, en de andere bankzitters steeds ongemakkelijker. Die dachten er met mij aan hoe erg de duivenplaag tot afgelopen jaar geweest was, totdat de gemeente er een nogal drast einde aan gemaakt had.
         Als ik tussen de oma en het kind moest kiezen, zou ik intussen zeker op de hand van het kind geweest zijn. Hoe langer en hoe heviger de vrouw schold, des te meer verloor ze bij mij en andere omstanders van haar sympathie. Misschien moest de “policía local” zich er maar eens even mee bemoeien, om die de zaak sussen. Die is daar graag in de buurt aan het einde van de Tomas Miller, sommige agenten zelfs in korte broek, want daar beneden is hun koffiehoekje. (Mijn voorkeur gaat daarbij uit naar twee oudere agenten van onbestemd gedrag, van wie er onlangs eentje met pensioen is gegaan. Hij komt, nu met een lange broek, zijn maat wel nog geregeld opzoeken aan de boulevard.) Maar deze avond was er geen politieman of –vrouw te bekennen, althans niet bovengronds.
         Er kwam een oudere man voorbij, die zich er prompt mee ging bemoeien. Eerst probeerde hij de familie van het jongetje te bemoederen, waar niet veel moeite voor nodig was; het waren gewoon oppassende Palmezen, die het een en ander een beetje verongelijkt aankeken. Daarna was de oudere dame bij mij in de buurt aan de beurt en haar kalmeren lukte voor geen meter. Ik zat er vlakbij en had al snel door dat de oudere man ook niet goed snik was. Ter plekke dacht ik: dit zijn er twee van de inrichting verderop op Las Canteras. De bejaarden gingen nog een tijdje getweeën door met te roepen dat heel wat mensen wat hen betreft acuut van de straat moesten worden gehaald, maar niet de duiven.
         En is dat niet het moment om op te staan en eens aan een wandelingetje naar een bank verderop te beginnen? Dat heb ik maar gedaan.

         Zaterdag was echt een leesdag. Ik begon ’s ochtends om 8 uur aan mijn boek, heb tussendoor wel netjes mijn bordje leeggegeten en ook mijn wandeling gemaakt, een kilometertje of 4. Toen ik mijn bed opzocht om 11 uur, was ik bijna 250 bladzijden verder (ruim zeven katerntjes van 32 bladzijden). Een beetje doorlezen is wel gewenst, als je een dikke pil van een boek in je handen hebt. Zie verder beneden.
         Midden in de nacht, om ongeveer half 3, schrok ik wakker van geluiden die onmiskenbaar bij een feeststemming horen. Ik hoorde muziek, iets ondefinieerbaars (hiphop?), en mannen die iets te luid en vrouwen doe iets te hoog van stem waren. Er zou ook wel drank in het spel zijn. Het feest was gaande of in mijn flatgebouw of in dat ernaast. In ieder geval hadden de mensen grote lol.
         Dan ga je eens plassen, dat moet op zijn tijd gebeuren, en je kijkt eens door de balkondeur naar buiten. Niks te zien zo op het oog. Dus ging ik maar weer liggen en moet bijna direct daarna weer in slaap gevallen zijn. “Verkwikt” stond ik ’s ochtends op; van het feest was geen spatje meer te bekennen.

         En dan ga ik nu een paar zinnen aan slapen wijden. Er zijn in die sector twee dingen die je goed moet doen: inslapen en doorslapen. Met dat doorslapen heb ik geen moeite: als ik eenmaal in dromenland ben, zonder te dromen, is het maar moeilijk om mij al te vroeg uit mijn slaap te krijgen. Ik ben op een leeftijd dat ik er ’s nachts wel eens uit moet om te plassen. Meestal houd ik dan mijn ogen maar een beetje open en als ik mijn bed weer zie, ben ik subiet weer vertrokken.
         Nou denken jullie: dan zal hij wel een probleem hebben met inslapen. Maar, een zeer enkele keer uitgezonderd, heb ik evenmin last van wakker liggen in bed ’s avonds laat. Als Trudie naast me ligt, ben ik normaliter binnen een paar minuten in een andere wereld (ook zonder te vrijen) en ik weet niet beter dat ik ook alleen in bed bepaald niet lang wakker lig. Raar zijn en blijven ze wel, die eerste uren van je nachtrust, dat je de levende wereld om je heen verlaat voor enkele periodes REM- en stadium 4 slaap, voordat je aan je slaapperiode mag beginnen dat je gewoon lekker ligt, maar jezelf wel geregeld (20 à 30 keer op één nacht?) mag omdraaien. Als ik de uitvinder van de kleine uurtjes was, zou ik voor een simpeler systeem hebben gekozen.

         Wat later op de zondagavond deed ik mijn e-mail in het internetcafé bij mij in de straat, een half uur internetten voor 50 cent, spotgoedkoop. Veel post had ik deze keer niet en het beantwoorden van mailtjes kon best tot vandaag, dinsdag, wachten. Dus keek ik maar eens op nu.nl naar de sportberichten. Hier zijn er vier:
         Allereerst, Fernando Alonso heeft het weer eens voor elkaar. De favoriet van een van mijn Spaanse leraressen van vroeger, Natalie - Fernando!, hoor ik haar nog door de klas roepen - heeft weer eens een formule 1 race op zijn naam geschreven, de eerste van dit seizoen. Helemaal in China, op het circuit van Sjanghai, bleef hij Kimi Raikkonen en Lewis Hamilton voor. Nou heb ik niks met de autoracerij, maar als Alonso wint... Gaan daarvan mijn hoofd- of schaamharen overeind staan? Word ik dan helemaal warm van binnen, een kacheltje? Nee, dat doet me helemaal niks, die coureurs die op het rechte stuk met meer dan twee keer de maximum snelheid op de snelweg voorbij komen. En de miljonair van de “peninsula” kan me eerlijk gezegd gestolen worden.
          Dan is hier, voor wie het nog steeds niet weet, de winnaar van de enige klassieker die Nederland nog rijk is, de Amstel Goldrace. Ene Roman Kreuziger heeft hem op zijn naam geschreven? Veel opmerkelijker is dat de eerste Nederlander op plaats 8 eindigde, zonder enig uitzicht op de winst. Vanuit een ver land roept deze jongen dan: waar blijft de tijd? Vroeger, toen ik door de week nog bijna iedere ochtend naar mijn werk fietste, in alle vroegte, streden wij van Holland steevast mee voor de hoogste eer, toch? Had “wielerkanon” van vaderlandse bodem, ik bedoel Robert Geesink, misschien vergeten zijn pillen en injecties te nemen, toen hij zondagochtend in Maastricht op zijn fiets stapte?
         A.s. vrijdag vindt de loting plaats voor de halve finales van de Champions League. Vroeger was dat een werkje van niks, maar vandaag de dag is zelfs de bak met vier balletjes een gebeurtenis die “live” op tv wordt uitgezonden. Tegen wie gaat Barcelona het opnemen, tegen Real Madrid, Bayern München of Borussia Dortmund en moet mijn clubje, met Messi vanaf de start mag ik hopen, eerst thuis spelen of eerst uit? En wie mag de official helpen bij het uit de bak halen van de vier balletjes, ik neem aan in Genève? Onze eigen Ruud van Nistelrooy! Dat hij zich voor zo iets leent... De eerste halve finales zijn op 23 en 24 april en wanneer zijn de returnwedstrijden? Op 30 april en 1 mei, dan ben ik al op mijn return in Maastricht. (En voor wie de finale wil aanstrepen in zijn agenda: die is op zaterdag 25 mei.)
         Het is jammer, maar de Nederlandse clubteams spelen geen rol van betekenis in het Europacupvoetbal, zeker niet in de Champions League. Maar in eigen land was het nog wel even spannend. Afgelopen zondag speelde Feyenoord uit gelijk tegen RKC en daarmee is de club bijna kansloos voor de titel. In Eindhoven namen PSV en Ajax het tegen elkaar op en Ajax won verdiend, als ik nu.nl mag geloven, met 2-3. Mijn Nederlandse clubje staat nu zes punten voor op nummer 2 en 3, PSV en Feyenoord. Er kan haast niks meer mis gaan met nog vier wedstrijden te gaan. Over een maandje mogen Jan Willem, Eva en de kids naar het Leidseplein om de godenzonen voor het derde jaar achter elkaar toe te juichen.
         Toen was mijn internettijd op, zodat ik nog even in het duister blijf over de wetenswaardigheden van “us MVVke”.

         In Nederland en ook hier is de scheidslijn tussen een bar, café en een restaurant aardig aan het vervagen. Er zijn barkeepers, cafébazen die zelfs geen pinda’s in huis hebben, alleen drank schenken, net zo goed als er restauranthouders zijn, die pas een fles opentrekken, als het eten besteld is. Toch houd ik vol dat de twee neringen fors naar elkaar zijn toegegroeid. In mijn “Guía de usos y costumbres de España” staat het aldus: la diferencia no está en todos los casos clara, prueba de ello es que en la fachada de muchos de estos establecimientos hay un cartel que pone ”bar restaurante”. Por supuesto, hay una gran distancia entre un lujoso restaurante y un modesto bar, pero también hay bares lujosos y restaurantes más modestos.
         In een restaurant vandaag de dag gaat het, afhankelijk van de zaak, tussen een “comida a la carta”, “menú del día” dan wel een “plato combinado”. In zaken die het van snelheid moeten hebben, zoals de Burger King en MacDonalds, kom ik niet graag. Zeker als ik alleen ben, ben ik bij voorkeur te vinden in een van de vele “bares y terrazas”. Wat neem ik daar? Nu begint mijn Spaans lesje pas echt interessant te worden: “En los bares no sólo se bebe, también se come: se pueden tomar tapas, raciones o bocadillos y en muchos incluso un menú completo. Las tapas y las raciones consisten en lo mismo, sólo se diferencian en l cantidad y en el precio. Las tapas son pequeñas porciones de comida que acompañan a la bebida que se toma y las raciones son cantidades mayores de esa misma comida. Las tapas y raciones queden ser de patatas bravas, de aceitunas, de croquetas, de tortilla, de pescado, de carne, etc. Cuando no apetece una comida convencional de dos platos y postre, una alternativa común es comer de tapas o ir de tapas. De todos modos, el “tapeo”, que también se llama así, no siempre sustituye al almuerzo o a la cena: con frecuencia sirve más bien para picar algo mientras llega la hora de almorzar o de cenar.”
         Ir de tapas, op tapasjacht gaan (vergelijk ir de compras, winkelen), als er bij het drinken gegeten moet worden, dat heeft mijn voorkeur.

         Dat lijkt me tevens een mooie kers op de pudding van de afgelopen dagen. Op naar de volgende brief van de twee die ik nog te gaan heb, waarschijnlijk a.s. maandag en donderdag (want ik wil de dertig vol maken). Op nu.nl afgelopen zondagavond las op dat de eerste Nederlandse dag van 20 graden en meer zich had aangediend, nog wel op de verjaardag van mijn moeder zaliger. Als dat zo doorgaat, kom ik met extra veel reden terug naar Nederland over bijna twee weken. Intussen, zet alvast de Bokma koud, haal eens iets anders in huis dan dat vermaledijde Heineken en trek in één moeite door ook maar eens een dunnere broek aan, zo eentje die als je er te lang op zit, aan je kont blijft plakken. Het ga jullie nog steeds goed en tot ziens maar weer, hasta luego, Dolce Paolo.

BOEKHOEK

††††††††††Pox on sorry†††††††By Jesu†††††††††God’s death†††††††††††
         C.S. Sansom, let op de N en de M, het lijkt wel Diederick, is de Engelse schrijver van een aantal mooie, dikke boeken. Zijn “Winter in Madrid” was en is een echte bestseller en tevens zijn enige losstaande boek. Alle andere zijn historische thrillers in de tijd van Henry VIII (door Nederlandse geschiedenisleraren vertaald in Hendrik VIII, en bijv. niet Harry de Achtste). Eerder besprak ik hier “Dissolution” en “Dark Fire” uit de jaren vlak ervoor, nu is “Sovereign” uit het jaar 1541 aan de beurt. Het boek is op de markt gebracht in 2006 en speelt grotendeels in York. Daar ben ik wel eens een weekje geweest zo’n vijftien jaar geleden, bij Jos Kleijnen op bezoek, maar ik was ook al in Hull en best vaak in Londen, waar de rest van het boek zich ophoudt.
         Zoals de kenners van diens boeken weten, is de hoofdpersoon van alle historische thrillers van C.S. Sansom onverminderd een advocaat met een bochel, genaamd Matthew Shardlake. In dit boek is hij 39, op zijn top qua leeftijd, denk ik er dan bij. Zijn assistent, voorheen van Cromwell, is Jack Barak (en hun paarden heten Genesis resp. Sukey). Cromwell is een paar jaar eerder ten val gekomen, het heeft hem letterlijk de kop gekost, maar aartsbisschop Cranmer van Canterbury is onverminderd in functie. Advocaat Shardlake moet voor Cranmer vanuit Londen naar York om op te zitten in het gevolg van Henry VIII en zijn vijfde vrouw Catherine Howard, “The Progress”. Shardlake dient daar, in Henry’s naam, recht te spreken, samen met een locale bejaarde advocaat genaamd Giles Wrenne. Als extra taak wordt Shardlake gesommeerd door Cranmer om erover te waken dat gevangene Edward Broderick vanuit York heelhuids in Londen aankomt. Diens cipier Fulke Radwinter heeft nogal losse handjes en zonder Shardlake’s hulp zou het naar de Tower vervoeren van de belangrijke samenzweerder tegen de koning wel eens mis kunnen gaan.
         Op mijn velletje papier dat ik bij het lezen gebruikte, staan nog een heleboel andere namen. Tot de Yorkers hoort hoofdglazenier Peter Oldroyd, maar, dat verklap ik vast, die maakt het niet lang. In de koninklijke huishouding bespeur ik bij de dames namen zoals lady Jane Rochford, Jennit Marlin en niet te vergeten Tamasin Reedbourne, die het liefje van Jack Barak wordt. Bij het mansdeel zie ik o.a. Simon Craike, een oud-studiegenoot van Shardlake, nu organistor bij “The Progress”, sergeant George Leacon voor hand- en spandiensten, secretaris van de koningin Francis Derehan en hogerop Sir William Maleverer met zijn hulpje Thomas Culpeper. Maleverer is de hoogste baas van de stoet, met boven zich alleen nog Richard Rich, aartsvijand van Shardlake, die eveneens present is.
         Zijn dat genoeg namen of zijn jullie nog niet tevreden? Belangrijk lijkt me om te vermelden dat vijf jaar eerder en ook nog eens pas een half geleden een opstand van York en het noorden tegen Henry VIII werd verijdeld en dat Henry VIII is vooral is om zijn gezag te laten gelden. Tegelijkertijd zijn in Londen en York, ook onder de officiële koningstroepen, nog steeds de nodige “verraders”, ik bedoel mensen die nog steeds in het pauselijke gezag en de kloosterorden geloven. Die bovendien de Engelse koning met zijn opeen volgende vrouwen, als Gods plaatsvervanger op aarde, met plezier een “mol” noemen, een “moulswarp” in het Engels. De bevolking van York, de laatste jaren fors verarmd na de samenzweringen, is idem dito bepaald niet gecharmeerd van Henry VIII en de brute leiding van The Progress.
         Ik heb er nog een. Wie helemaal geïnformeerd wil zijn, en dat is voor het boek nodig, dient ook te weten dat Henry VIII, een afstammeling van de Tudors, waarschijnlijk helemaal geen koning had mogen zijn. Zijn opa, koning Edward IV, was waarschijnlijk een bastaardkind van Cecily Neville, de vrouw van de oude hertog van York, de ware vader een boogschutter uit het Engelse leger. Een dochter van Edward IV trouwde vervolgens met een Tudor en Henry VIII is een zoon uit dat huwelijk. Uitgaande van de echte stamboom zou, bij het verscheiden van Richard III een kind uit de lijn van de gravin van Salisbury, de enige dochter van Cecily Neville, op de troon moeten zitten.
         Matthew Shardlake en Jack Barak zijn geen fans van Henry VIII en zijn rouwdouwers. Maar goed, er vallen doden, er worden vergeefse aanslagen op Shardlake gepleegd en hoe loopt het af? Pas na 650 bladzijden weet ik het naadje van de kous en als jullie over dat naadje willen weten, moet je het boek zelf maar lezen. Ik heb in één woord genoten, met volle tuigen, meer nog dan bij de vorige twee in de serie. Mijn recensiecijfer is navenant, een volle 9 geef ik aan “Sovereign”. De volgende boeken van C.S. Sansom, die ik thuis in Maastricht al heb liggen, gaan er zeker aan geloven. De man is een historische thrillerschrijver van de allerbovenste plank.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten