Weblogbrief 8.29, 19 april 2013
¡Buen día, compinches! Nog een week en mijn winter in Las
Palmas zit er weer op. Wat maak je toch wat mee in een week, als je het allemaal
terughaalt. En dan heb ik het niet over allerlei dingen die door mijn hoofd
spoken en desnoods via dit medium een uitweg zoeken, maar ook over wat er zo al
om mij heen gebeurt. Ik ga jullie alweer met beide verassen, sorry verrassen.
Hier is mijn voorlaatste brief van deze jaargang, nummertje 8.29. Dat hij moge smaken!
Het zal ergens halverwege de jaren 80
geweest zijn dat ik in de Waldeck Pyrmontstraat op bezoek was bij de buren van
nummer 30, Mieke en Theun Hamer. Harry kent Theun misschien nog als een ver
familielid van bisschop Hamer, waarop hij gepromoveerd is; hij heeft Theun er
wel eens over gesproken. Ik was er die keer om Eva op te halen, die lang
bevriend is geweest met een dochter van Mieke en Theun, Rozemarijn. Zoals dat
gaat, kwam er een fles op tafel en toen kwam Mieke, zelf zangeres in die tijd,
met twee platen op de proppen die ze erg mooi vond. De ene was van Barry
Reynolds, “I Scare Myself” uit 1982 en de andere van Kevin Coyne, “Beautiful
Extremes” uit 1977. Ook ik was direct gecharmeerd en wilde best een kopietje van
de platen hebben, in die tijd een cassettebandje. Dat kwam er, Mieke kwam het
zelf aanreiken. Niet lang daarna verhuisden de Hamertjes naar randdorp van
Maastricht, Itteren. Daar ik met Wil en Eva nog één keer geweest ben, maar contact
“verwatert” nogal eens, als mensen verhuisd zijn: uit het oog, uit het hart. Ik
heb Mieke de laatste 25 jaar niet of nauwelijks meer gezien en ik heb haar nooit
naar meer muziek van Barry Reynolds en Kevin Coyne kunnen vragen.
Mooi zijn en blijven de beide platen,
zo mooi dat ik ze jullie hier als muziek van de week aanbied. Ik begin met
Barry Reynolds. De Brit werd in de periode 1978-1983 vooral bekend als
liedjesschrijver voor Marianne Faithfull; drie platen bevatten nummers van de
man. Later, in 1999 hebben ze het samen nog eens geprobeerd. Het bekendste
nummer van Barry Reynolds voor Marianne Faithfull is ongetwijfeld “Broken
English”. Hij werkte eveneens met Sly & Robbie, voor de mensen die dat iets
zegt. En nou komt het: in 1982 kwam een LP van hem uit met eigen nummers die
hij zelf ook maar eens in een studio had opgenomen. Als titel kreeg de plaat
inderdaad “I Scare Myself” mee. Waarom er geen tweede van Barry Reynolds
verschenen is, weet ik niet. Zijn enige album is ook na dertig jaar nog steeds
de moeite van het afluisteren waard. Ik volsta hier met alle tien liedjes op te
sommen. (Fenian is iets Iers, komt zijn familie oorspronkelijk uit Eire, Erin?)
01. I scare myself
02. Irony
03. Guilt
04. More money
05. Till the doctor gets back
06. Broken English
07. Times Square
08. Over here (no time for justice)
09. Give me love
10. The bold Fenian men
Gaan we naar de andere van de twee, Kevin Coyne. Als
ik die nu opzoek op Wikipedia, komt er een heel verhaal boven tafel. Deze Engelander
(niet: een 7 Up met een kraag pils) overleed in 2004 als 70-jarige aan
longfibrose in het Duitse Neurenberg. Zijn kracht zat hem in zijn onorthodoxe
muziekstijl, ik neem aan ook levensstijl, waarbij hij graag een intense stem
opzette. Nogal eens gaat hij in zijn nummers te keer tegen het onrecht dat de
“mentally ill” wordt aangedaan. Hij had zijn eigen publiek, bij wie hij best populair
was. En heeft hij meer dan één album op zijn naam staan? Nou komt het: ik tel
er 28, achtentwintig. Daarvan is “Beautiful Extremes” de achtste (en ik heb er
nog eentje kunnen bemachtigen uit hetzelfde jaar). En wat is ze mooi, die
plaat. Een van de nummers van “Beautiful Extremes” staat, geloof ik, zelfs in
mijn top 100 aller tijden: “Roses in your room”, een liedje met op de
achtergrond een radio aan. Vooruit, ook van Kevin Coyne geef ik jullie gewoon
de nummers van de plaat op een rijtje. En terzijde, ik heb hem niet, ook niet
op mijn iPod, maar kan alle nummers zonder probleem voor- en nazingen, als
jullie mijn krakkemikkig stemgeluid willen accepteren.
01. Something gone wrong
02. Looking for the river
03. Roses in our room
04. Face in the mirror
05. All the bateered babies
06. Right in hand
07. Hello friends, hello
everybody
08. Mona, where;’s my trousers?
09. So strange
10. Rainbow curve
11. Fool
Genoeg over muziek, er zijn nog meer
onderwerpen om te bespreken. Afgelopen woensdag hebben René en Maddy hun nieuwe
woning in de Begijnenstraat (aan de Poort Waarachtig in Maastricht) ingewijd. Voor
mij was het ietsje te vroeg, maar Trudie was uiteraard present. Hoe zeg je dat;
een house-warming party, op zijn Frans, want René is van origine leraar Frans,
nu een half jaar met prepensioen. Dat zoeken we op, zou men bij Twee Voor
Twaalf zeggen, in ons Nederlands-Franse woordenboek op je computer. “Une
pendaison de la crenaillère” is de vertaling, letterlijk het ophangen van het
hangijzer, en kortweg een “cremaillère”. (In het Spaans is een houseparty een
“fiesta house”, maar een housewarming party? Mijn gok voor het moment:
“inauguración de la casa”.)
In een eerder brief had ik het over
verzekeringsmaatschappij MAPFRE, een grote speler in de bankwereld, zo blijkt.
Bij mij om de hoek in de Ripoche is een filiaal ervan gevestigd en daar zie ik achter
de ruit een annonce, die René en Maddy, nog net geen 60, interessant zullen
vinden, want hij slaat op mensen tussen de 40 en 60 jaar. Nog een paar jaar,
dan mogen Eva & JW en Trudie’s kinderen er ook van profiteren.
“No “arriesque” el
dinero de su jubilación. Traslade los derechos consolidados de su plan de
pensiones de cualquier caja o banco. MAPFRE le garantizamos el capital + una
rentabilidad fija basta su jubilación. Además despendiendo de la edad (40-60 jaar, blijkt in een
voetnoot) e importe le garantizamos una
rentabilidad de hasta un ¡¡5.91%!! Pase e informe, no le cuesta nada y estamos
hablando de ¡¡su futuro!! Waarom het rentepercentage 5.91 is en niet iets
simpeler 5.9 of 6%, daarnaar alleen al zou ik eens binnen eens moeten informeren.
Of het zo moet zijn, is er geen
verschil in alcohol tussen een glas bier, een glas wijn en een glaasje sterke
drank. Netjes uitgeschonken giet je in alle drie gevallen 10 gram alcohol naar
binnen. Met koffie is hetzelfde aan de hand, maar daar hoor je de mensen niet
over. Een espresso heet hier “café solo” en ik houd vol dat daar net zoveel
koffieboon in vermalen zit als in een “café americano”. Bij de laatste is
alleen nog wat water toegevoegd. Overigens, een doorsnee Amerikaan, niet van
Italiaanse afkomst, vindt een “café americano” nog steeds te sterk spul. Die wil
zijn koffie graag nog wat slapper, op zijn Starbucks, en in zijn grote
Amerikaanse mok is de koffie nog weer extra verdund.
Als ik te kiezen heb, is mij een “café
solo”, ook met een glas water ernaast, ietsje te geconcentreerd. Ik ga persoonlijk,
coffeewise, voor de middenmaat, “café americano” met een kleine a aan het begin
van americano. Over melk in de koffie zal ik het niet hebben, dat is iets voor
watjes.
Bovenstaande is niet meer dan een
inleiding voor mijn cafetariaverhaal. In mijn Amsterdamse jaren (1964-1980) had
je daar nog allerlei koffiehuizen. Ze zijn er intussen uitgebonjourd, een café
is geen koffiehuis meer, maar een zaak, waar je bovenal iets te drinken bestelt.
Zeker ’s avonds is er soms zelfs geen koffie meer te krijgen. Hier is de koffiehuisformule
wel nog intact, hoewel, nogal wat van die zaken hebben een embleem met daarop
Bc, bar cafetería.
Een van de aanleidingen om hier op Luis
Morote 30 te gaan wonen is dat een van de betere cafeterías van de stad bij mij
beneden was en nog steeds is. Het is een zaak zonder enig buitenterras, maar
verder is ze wel helemaal open aan de voorkant. Ene Carlos zwaait er de scepter,
een taaie man van middelbare leeftijd met een gulle lach. Hij werkt zich met
zijn van boven kale kop een uur in de rondte met het zetten en uitserveren van
koffie. Uiteraard kun je er ook iets anders drinken, zelfs een kleinigheidje
nuttigen, maar koffie is zijn vlag.
Nou wil het geval dat zijn apparatuur
het begaf in de week voor Pasen. Trudie en Marij, toen ze hier waren, hebben
meegekregen dat hij zijn tent tijdelijk moest sluiten tot allerlei nieuwe
spullen gearriveerd waren. De afgelopen drie weken heeft hij, bij gebrek aan
beter, ook maar eens zijn toonbank en tafeltje en stoeltjes mondjesmaat laten
moderniseren. Natuurlijk was hij dagelijks present om het werk te controleren en
zelfs om de meest verstokte klanten van een handgemaakt kopje koffie te voorzien,
buitengaats. En toen... En toen... Sinds een paar dagen is hij weer helemaal
bij de les. Als ik nog op een oor lig ‘s ochtends, staat hij al als vanouds met
zijn klanten te keuvelen.
Ik
heb hier mijn eigen koffiezetapparaat, een onafhankelijk type. Toch heeft het
wel wat, koffie in een koffiehuis als dat van Carlos. Voordat ik terug naar
Nederland ga/kom, ga ik toch weer eens een bakje bij hem doen.
Afgelopen dinsdag was ik de vorige keer
op de faculteit. Ik zal niet in herhaling vervallen, maar toen ik om 1 uur op
mijn etage arriveerde, was er behalve Patricia, die tot half 3 bleef, helemaal
niemand. Wel ontwaarde ik om half 4 bij het kopieerapparaat Marta, die elders op
een kamer bivakkeert. Ik verzond braaf mijn brief 8.28 aan jullie, las en
beantwoordde mijn e-mail, zat een tijdje op het internet, o.a. om meer over
Kevin Coyne te weten te komen en las een alleszins aardig artikel van Harry
over de Engelse groep Badfinger, heel populair in de jaren 1968-1973. Ik val in
herhaling, ik weet het, maar www.harryknipschild.nl blijft voor mij een
interessante site en niet alleen omdat Harry mijn broer is. Zijn stukken over
popmuziek verdienen een groot publiek (en zijn missie- en reisverhalen
tussendoor neem ik op de koop toe). Onlangs is een tweede boek van hem over de
missie verschenen, “De bekering van de wereld”, een pakkende titel. Ik ga het
me bij hem thuis aanschaffen, met een opdracht van de auteur, als ik over ruim
twee weken in Oegstgeest ben.
Het was 4 uur, iets eerder dan anders, toen
ik besloot om de pijp aan Maarten te geven, wat een rare uitdrukking, en de
kuierlatten te nemen, die vind ik beter, te voet naar Vegueta te lopen. Het was
wel 20+ graden, maar bewolkt, en dan is een stuk wandelen misschien gezond,
maar bovenal aangenaam. En daar liep ik noordwaarts, langs het gebouw van de
guardia civil. Zoals gebruikelijk stond er eentje met een driehoekig petje op
bij de slagboom. Hij knikte mij vriendelijk toe en wie ben ik om dan niet met
“adios” te antwoorden. Ik passeerde de atletiekrenbaan en even later de vier
brede, flats, foeilelijk en te dicht op elkaar gebouwd, die bijna klaar zijn om
allerlei overheidspersoneel te gaan huisvesten. Dat gaat nog een pantomime worden!
Eigenlijk veel sneller dan ik vermoedde,
stond ik op de Plaza Alcalde Alejandro del Castillo en kon ik eindelijk eens
het kerkhof bezoeken, waar ik met de bus weet ik hoe vaak al langs gekomen ben
zonder ik er uitstapte. Binnen de muren van “el cementerio” was het erg stil.
Een medewerker zat op een van de grote familiegrafstenen een broodje te eten,
maar bezoekers kon ik niet ontdekken, niet een. De begraafplaats is zo’n 150
bij 150 meter,
schat ik, met in het voorste deel een aantal grote, echte graven, maar aan de
zijkanten ook allerlei muurgraven. Het
achterste deel heeft alleen maar een heleboel muurgraven, aan de zijkanten en
in het midden ook nog een aantal. De muurgraven zijn vierkant, meestal zeg
driekwart bij driekwart meter, maar in het achterste deel zag ik ook kleinere, zelfs
ook openingen waar ik met mijn brede schouders niet doorheen zou kunnen komen.
Op bijna alle graven stond niet het bekende R.I.P., Requiescat In Pace, maar
D.E.P., Descanse En Paz, hij/zij ruste in vrede in het Spaans. Ik heb er nog
even lopen zoeken naar de graven van de moeder van Jorge en die van Patricia,
maar snel zag ik in dat het in die zee van graven, als ze er al lagen, geen
doen was. Na een half uur hield ik het kerkhof voor gezien.
Verderop naar het noorden was een
stukje van niks langs de snelweg en toen kwam ik bij het “Centro de atención
especiallizada Prudencio Guzman”. Daar stappen altijd een hoop mensen uit de
bus, het werk daar heeft iets met gezondheid te maken, maar wat precies, kreeg
ik zo vlug niet mee. De “rastro solidario” ernaast, een wel zeer rommelige
binnenmarkt met vrachten uiteenlopende spullen, was dicht, toen ik erlangs
kwam. De alternatieve winkel was alleen open tussen 9 en 2 en tussen 5 en 7 op
werkdagen en dat 5 uur mag met een klein korreltje zout genomen worden. Dus had
ik wel tijd om het immense standbeeld op het pleintje eens goed te bekijken:
een ouderwetse half ontblote baardmans met een stok in de aanslag. Een bordje
naast het beeld vertelde iets meer. Het was ene “Adarema
(espaldas anchas), notable Guayre del Guanartemato de Galdar. Celebre por su
valentia fortaleza participó en la batalla del Guiniguada (1478)”. Hij
zal de veldslag niet overleefd hebben met al zijn dapperheid en kracht. Van de
oorspronkelijke bewoners van Gran Canaria, tegenwoordig als relikwieën gekoesterd,
als ik het wel heb, destijds niemand overgebleven in de strijd tegen het West-Europese,
vooral Spaanse geweld.
Ik ben nou toch onderweg, zullen we nog
een klein stukje Vegueta nemen? Nog weer noordelijker liep ik allereerst langs
het “Palacio de Justicia”. Van buiten zit het er met zijn bijzondere gevel
nogal grauwbruin uit en het was dinsdag om kwart over 5 zo gesloten als wat.
Pottenkijker als ik ben, loop ik dan wel de trappen op en kijk met mijn beste
ogen door de glazen ruiten naar binnen. De hal en de trappen naar één hoog
waren een en al marmer. Voor minder doen de magistraten het kennelijk niet.
Voorbij het paleis van justitie ging ik
omhoog om op het plein achter de kathedraal te komen, de “plaza del pilar
nuevo”. Een “pilar” is niet alleen een pilaar, maar ook een waterbak, van
steen, “cantería”, behorende bij een fontein. “En esta plaza se
erigió a fines del S. XV (vijftiende eeuw) la primera Iglesia
Catedral al de Santa Ana, después conocido como “Iglesia Vieja”. A mitad del S.
XVIII (achttiende eeuw) se instaló un
pilar de cantería para el suministro de agua. Al finalizar esa centuria se
levantó el respaldo (rug, achterkant) de
la actual catedral. El pilar sigue dando nombre a la plazuela”.
Opzij naast de fontein en waterbak is het nogal groene beeld te vinden
van Nestor Álamo met ernaast, in dezelfde steen, enkele boeken op een eenvoudige
stoel. Het is uit 2003 en best indrukwekkend. Aan de “plaza del pilar nuevo”
zijn verder een paar bibliotheekhuizen en de achterkant van de “casa de Colon”,
het huis van Columbus. De zeeman heeft er zegge en schrijve een nacht geslapen
op zijn tweede reis, geloof ik. In het huis en museum, best leuk, ben ik al zo
vaak geweest met bezoekers uit Nederland dat ik het deze keer “links” heb laten
liggen, zelfs de twee papagaaien. Aan het “plein van de nieuwe waterbak” is
bovendien een behoorlijk groot huis te koop aan de kant waar het naambord van
het plein staat; ik denk dat het niet voor een habbekrats te krijgen is.
Ietsje verderop is trouwens een
tweedehands boekwinkel, waar Noé me nog eens heen wil slepen, “El rincon del
lector”, “librería solidaria”. In de kelder zie ik daar een klein rekje Engelse
boeken en een bak Cd’s, maar veel stelt het allemaal niet voor. (Als het op
tweedehands boeken aankomt, kies ik liever voor de winkel “Libros de ocasión”
aan de Cirilo Moreno bij El Corte Inglés. Daar heb ik bijv. nog eens een
kookboek van Isabel Allende voor Trudie uitgehaald.)
Gaan we naar de voorkant van de “Iglesia
Vieja”, de kathedraal Santa Ana. Eerlijk is eerlijk, ik vind het maar een plomp
gebouw zonder de leuke fritsen en fratsen waarmee sommige bekende kerken gesierd
zijn. En om het nog onaantrekkelijker te maken, mag je alleen bij speciale
gelegenheden binnen een kijkje nemen, bijv. als de processie uittrekt op
palmzondag. Ik ben uiteraard wel eens binnen geweest; veel stelt het niet voor,
het is vooral een nogal lege ruimte. De kerk is dicht voor restauratie, staat
op de buitengevel, al vanaf 1995. Op andere plakkaten op de buitenwand staat aangegeven
dat er vroeger wel eens halve zaligen en heiligen voorbij kwamen om de kerk met
een bezoek te vereren. Ik geef jullie één voorbeeld: “Su
santidad Pio XII siendo cardenal secretario estado visita esta S.I. Catedral
cuando se dirigia al congreso eucaristo de Buenos Aires como legado pontifico
el 28 septiembre de 1934.”
De toren is voor het
toeristenpubliek wel te bezoeken, los van de kerk, maar een klim kost anderhalve
euro per gelovige.
Mijn allerlaatste Vegueta-stukje gaat
over het langwerpige plein bij de kathedraal, de “plaza Santa Ana”. Net als het
Vrijthof in Maastricht is het veel te leeg en mede daarom naar mijn mening best
saai. Wel is de toegang prima verzorgd met de twee keer vier stenen honden van
redelijke grootte. Daar is niks mis mee, met die viervoeters! Aan de andere kant
van het plein staat het zoveelste overheidsgebouw dat potdicht is. “Para información turística de esta lugar, marque desde su teléfono el
numero 902507250”. Het bellen kost 46 cent per minuut, dus daar begint
een Hollander zoals ik niet aan. De diverse grote huizen aan de lange zijkanten
van de “plaza Santa Ana” hebben interessante gevels en balkons, dat zij gezegd.
Vanaf de kerk halverwege links zie ik o.a. het archiefgebouw opduiken. Vlak
erbij is het enige terrasje van het plein. Dat is bij ons op Santa Catalina wel
eens anders, denk ik dan. Als ik even plaats neem op een bank, komt net een vrouw
aan die een zak met maïskorrels voor de duiven bij zich heeft. In een mum van
tijd komen er 40 à 50 aanvliegen.
Ik ben blij, als ik de snelweg mag
oversteken en terug mag keren naar de drukke, bewoonde wereld, te beginnen met
de “plaza de las ranas” van Triana.
Af en toe begeef ik mij keukenwaarts
hier om eten klaar te maken voor een aantal keren. Bezoekers uit Nederland
kennen mijn onevenaarbare soep met ballen, om maar een zijstraat te noemen. De
afgelopen dagen mocht ik weer eens aan de tonijn en dus ging een groot blik van
een kilo door mijn blikopener, goed voor drie royale porties. Daar hoort wel
groente bij; in dit geval lijkt mij een mix van vleestomaten, rode paprika’s en
rode uien mij opportuun. Dus ging ik woensdagmorgen eerst naar de Spar en stond
ik om 11 uur groeten te wassen en te snijden. Bij het snijden van de rode uien
viel mij iets op, dat de keukenprinsessen (en -prinsen) wellicht wel weten:
tussen de schillen van zo’n ui zitten doorzichtige velletjes. Daarover hoor je de
meesterkoks niet! En waarvoor God ze heeft toegevoegd aan de uien, is mij niet
duidelijk; ik weet geeneens wat het zijn, die langwerpige velletjes. Kan iemand
van jullie mij uit de brand helpen?
Wisten jullie dat gisteren, zondag 21
april, een topdag was voor de vele basketballiefhebbers hier? Ons clubje,
eredivisie uiteraard, moest het opnemen tegen als ik het wel heb de kampioen
van vorig jaar: Real Madrid. Ik heb daarbij twee vreemde toevoegingen. Eentje
is dat “onze” club niet meer Basketbalclub Las Palmas heet, maar Herbalife, om
de gelijknamige sponsor, een firma in heilzame planten tegen betaling een
plezier te doen. De tweede toevoeging is het tijdstip van de wedstrijd. Als de
wedstrijd niet op de televisie wordt uitgezonden, heeft de sponsor de neiging
om zijn bijdrage af te blazen, dus stond de wedstrijd aangekondigd voor 11.40
uur in de morgen. Zo ver is het kennelijk ook al met het “baloncesto” gekomen:
de sponsors dirigeren.
Jullie en ik weten dat het de grootste
flauwekul is, maar allemaal - niet alleen de kneusjes - hebben we de neiging om
in de bus en trein in de rijrichting te gaan zitten. Ik zie het dan ook als een
misser dat de nieuwe “guaguas” hier weinig dubbele plaatsen vooruit hebben,
maar wel een aantal vierzitsbanken met twee plaatsen met de bus mee en twee tegen
de rijrichting in. Dan zie je soms de raarste taferelen. Ik heb al uiterst krakkemikkige
bejaarden zien staan in de bus, op hun laatste benen, omdat alleen nog plekken
tegen de busrichting in vrij waren. “Ik moet er toch zo uit”, is dan de bekende
verontschuldiging. Ammehoela, denk ik dan, ammenooitniet! (Op zijn Spaans kun
je dan zeggen: “¡Una porra!”, letterlijk een gummiknuppel. Bedoeld is geloof
ik: al sla je me met de gummiknuppel, dan nog vertel ik het nog niet.)
Los daarvan, op een tweezitsbank, in de
goede rijrichting uiteraard, vind ik dat je moet aanschuiven. Als beide
plaatsen nog vrij zijn, hoor je aan het raam te gaan zitten, zodat er eventueel
nog iemand bij kan. Het komt helaas nogal eens voor dat iemand aan de
middenkant van de bus gaat zitten en de raamkant de raamkant laat. Is dat de
weg om ervoor te zorgen dat er niemand naast je komt zitten, nee toch? Zo zijn
we niet getrouwd, mensen! Het is al erg genoeg dat er maar zo weinig plekken in
de rijrichting zijn; ga de boel nou niet verder versjteren!
Moet ik, na al zoveel Spaans
tussendoor, nog met een lesje komen? Nee, liever niet! Dan doe ik het net, maar
het is wel een kleintje. Ik zal jullie zeker meer dan eens over mijn
koffiemannetje in de mercado central verteld hebben, een middenstander om zaken
mee te doen. Toen mijn voorraad blikjes en mij koffie de afgelopen week op
waren, moest ik noodgedwongen bij El Corte Inglés zijn en dus heb ik gezondigd:
ik heb daar een pak koffie gekocht. Eéntje, niet meer, morgen ga ik het bij de
koffie-expert goedmaken. Op het uitheemse koffiepak staat haast geen tekst, het
eigen merk van de winkel is “Natural,
café tostado molido. Hemos seleccionado los cafés de
las mejores procedencias y los hemos tostado, molido y envasado al vacío, para
que conserven intacto todos u aroma y sabor. Consejos para preparar un buen
café: utilice una cuchara sopera por cada taza de café. Use
agua mineral o de la máxima pureza. No lo deje hervir. Servir recién hecho, nunca recalentado. Consejos de conservación:
Una vez abierto el paquete, métalo en un recipiente hermético y consérvelo en
el frigorífico hasta que vuelva a utilizarlo.” Volgens mij heb ik jullie al eens iets dergelijks
voorgeschoteld, maar mijn betere adviezen mogen best eens herhaald worden,
toch? De “eigen merk” koffie van El Corte Inglés is in zoverre anders dan die van
mijn mannetje dat ik het met een mix moet doen van vier gelijke delen koffie
uit Colombia, Brazilië, Guatemala en ergens uit Afrika. En vreemd genoeg noemt
men alle vier delen “arábica”; is dat iets anders dan Arabisch (dat je volgens
mijn woordenboek in het Spaans met een G schrijft, niet met een C)?
Jullie kunnen het me doen. Vanmiddag
zet ik deze brief op het internet en dan heb ik rust tot a.s. donderdag. Dan ga
ik ’s ochtends heel vroeg naar het praatje van Lluis voor de clinici hier luisteren.
Daarna heb ik die dag alle tijd om te niksen en voor jullie mijn dertigste
brief te vervolmaken en op te sturen. Daarna, om 5 uur “en la tarde”, ga ik
tegen Almudena in het strijdperk treden over vet eten en het ontstaan van hart-
en vaatziekten. Wie van de twee gaat in de contramine? Ikke! Ik zal jullie daar
in mijn laatste brief met plezier over lastig vallen. En daarna weer ga ik met
enkele mensen van de club van Lluis “picotear” in Vegueta.
Voor nu, het is lente, volgens Ton ook
in Nederland. Eindelijk zijn jullie verlost van een strenge Nederlandse winter,
ik ook. Laat er de komende dagen geen gras over groeien en hou je daarbij wel
nog een weekje haaks. Ik wens het jullie, tot ziens, hasta luego, compleminte,
con la cortesía de Sr. Don Pablo Knipschild Jongen.
APÉNDICE
Ik heb maar één boek helemaal uit voor deze,
mijn voorlaatste brief, maar het is wel geschreven door een grootheid op
thrillergebied, Donna Leon. De Amerikaanse, uit New Jersey, is geboren in 1942
en woont sinds 1981 in
Venetië, waar haar moord- en doodslagboeken allemaal spelen. Van Donna Leon heb
ik hier al eens een boek, zelfs meer boeken besproken, in positieve zin, maar
hoe ik aan “Friends in high places” kom? Is dat het boek dat ik eens van Eddy
“vaan noonk Pie” gekregen heb? Hoe dan ook, het is uit 2001 en ze heeft er als
bijna 60-jarige een “silver dagger” aan overgehouden.
Commissaris van politie, dottor Guido
Brunetti is de man die weer eens een zaakje (of meer) heeft op te knappen. Hij
krijgt ene Franco Rossi van het kadaster thuis op bezoek, een ouderwetse ambtenaar.
Die legt hem dapper uit dat zijn ruime flat, de vierde etage van een prachtig
woonhuis aan de gracht, wellicht moet worden afgebroken. Lang geleden zou er geen
vergunning voor de bouw van de extra etage zijn aangevraagd door een vorige
bewoner met vervolgens de goedkeuring van de overheid. Guido’s vrouw Paola wil
haar vader inschakelen om de zaak op orde te maken op de bekendse Venetiaanse
wijze, maar Guido koestert nog steeds de linkse ideeën uit zijn jeugd en vraagt
zich af wat hij er zelf aan kan doen.
Dan wordt de dag erop Franco Rossi
vermoord en wordt het tijd om thrilleractie te ondernemen. Met de hulp van zijn
assistent Vianello en meer nog secretaresse Elettra komt Guido Brunetti in een
web terecht van allerlei corruptie, vreemde huizenkoop en -verkoop en
onderhandse geldleningen, tegen een rente waar je U tegen zegt. De kampioenen
op dat terrein zijn Angelina & Massimo Volpato, twee bejaarden die eruit zien
als straatarme muizen, maar intussen zo schatrijk zijn als het maar zijn kan.
Intussen blijven andere doden niet uit, zoals advocaat Cappelli, student Marco
en een junkenduo uit het gebouw waar Franco Rossi kennelijk omlaag is gestort.
Terzijde wordt Roberto, zoon van Guido’s baas vice-questore Patta, betrapt op
het dealen van ecstasy; dat wil pa Patta maar wat graag onder de pet houden.
Waar eindigt het, vraag ik me dan in arren moede af. Bij signorina Loredana
Dolfin, uit een oud geslacht, en vooral haar baas, ingeniere Fabrizio dal
Carlo, van het kadaster? Hebben die misschien iets met de Volpato’s? En welke
rol spelen de banken, in het geval die niet bereid zijn om zelf als
geldschieter te dienen? Joost, in dit geval Giovanni, mag het weten.
Wie zijn Xenophon wil ophalen, hoe het
Griekse leger vanuit Perzië terug naar eigen land trok, kan eveneens in
“Friends in high places” terecht. En hoe heet ook al weer een mobieltje in het
Italiaans? “Telefonino”. Ik vind dat Donna Leon best weer een leuk boek heeft
geschreven, boekje eigenlijk, want echt pontificaal kan ik het niet noemen. Ik
kon het Engels deze keer zeg maar zonder enig woordenboek volgen, dat is weer
eens wat anders na een boek van Sansom uit de zestiende eeuw. “Friends in high
places” gaat dus best voor een hoog punt, maar voor heel hoog is het mij iets te
gewoontjes. Een 7½ geef ik ervoor, dat is niet verkeerd. Terug in Maastricht ga
ik Eddy, de Venetië-deskundige in mijn kennissenkring, vragen wat de beste
Donna Leon’s zijn. Volgens mij heeft hij ze allemaal en de beste zal ik aan
mijn boekenverlanglijstje toevoegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten