woensdag 11 november 2015

Weblogbrief 11.02, 11 november 2015

Weblogbrief 11.02, 11 november 2015

“¡Churumbelerías!”, “amigos y familia”, zo heette het eerste nummer na de pauze dat de “Banda Municipal de Música de Las Palmas de Gran Canaria” vrijdagavond speelde op de plaza Sáulo Torón. Het is zo iets als jongenspraat, een “churumbel” is een jochie, maar het kan ook teruggaan naar de Argentijnse drinkbeker,een “churumbela”. Hoe dan ook, de componist van het lied is ene E. Cebrián Ruiz. De ongeveer 25 muzikanten (met maar drie dames, alle drie op de klarinet) maakten er het allerbeste van en de ongeveer 150 toeschouwers hoorden het met plezier aan. Zelfs ik vond de paso doble zeer te pruimen en vroeg me zo waar af of ik niet eens een Maastrichtse gooi naar het winnende carnavalsliedje moest doen met een heuse paso doble. Direct na afloop van “¡Churumbelería!” riep iemand in het publiek achter mij “¡Bravo!”en zo was het maar net.
Ik was die avond getuige van een semi-klassiek optreden van het orkest. Ook een andere paso doble (“Lagartilla”, hagedisje) mocht er zijn. Laat ik van de zeven composities tenslotte ook nog “Utopía” (een beetje een James Bond filmnummer) noemen, omdat het (m.i.) door een Nederlander gemaakt was, ene Jacob de Haan. De volgende optredens van de “banda” zijn op donderdagavond 19 november 8 uur op de Plaza Pilar Nuevo en op vrijdagavond 27 november 7 uur in parque San Telmo.Misschien kan ik Trudie overhalen om met mij naar de laatste voorstelling te gaan.

Maar laat ik vooraan beginnen op de vrijdagmiddag. Om twee uur diende ik mijzelf aan bij Lluis Serra. We hebben een half uur geanimeerd zitten kletsen over van alles en nog wat, de hype rond vlees en darmkanker, ook hier een (on)dankbaar onderwerp (maar geef mij maar het commentaar van Lubach op de Nederlandse TV), de bemoeienissen van Lluis in Gambia, de stroeve voortgang van Predimed II, de weinige wisselingen van het afdelingspersoneel – maar Adriana is weer terug - en de aanstaande verhuizing van de afdeling naar het nieuwe complex van de faculteit in het uiterste zuiden van de stad, waar Jorge als hulpdecaan al een tijd zit. De afdeling “public health” krijgt een plek in de hoge nieuwe flat op de tweede verdieping. Op begane grond en in de kelder komt in dat gebouw het nieuwe researchlaboratorium (dus geen epidemiologie), waarmee Lluis ook “beschäftigt” is.
Na mijn onderonsje met Lluis nam ik de lift baar de zesde etage om mijn hernieuwde opwachting bij Cristina te maken. Die wist de datum van de verhuizing nog wel te relativeren; het zou volgens haar best ook wel ietsje later dan de kerst kunnen worden. Toen ze weg naar huis was, heb ik stante pede mijn eerste weblogbrief aan jullie verstuurd. Daarna waren de te beantwoorden e-mails aan de beurt en volgde nog enig zoekwerk op het internet.
Om ongeveer 5 uur zat ik weer in de bus naar Las Palmas-Noord. Vanuit het raam zag ik dat die dag, 6 november, de James Bond film “Spectre” in première ging. Wil ik er heen? Eigenlijk niet, ik vind de Bondfilms eerder spektakelstukken dan dat ik met verfilmde meesterlijke thrillers geconfronteerd word. Ik hield pas halt bij het parkje bij mijn favoriete Lichtkasteel, waar ik nog aardig wat bladzijden heb weggelezen. Vervolgens hobbelde ik naar de boulevard, waar het stadsorkesteven later “Lagartilla” begon te spelen, het eerste nummer van hun optreden. Zie verder hierboven.>BR>
Afgelopen winter sprak ik een paar keer met een Italiaanse - haar naam weet ik zo vlug niet meer – uit Sardinië. Ze was als biologe op bezoek bij Julien zijn hortus botanicus. We kwamen over Italiaanse platen te praten en trots vertelde ik haar dat ik het werk van Fabrizio De André compleet op MP3 had. Desgevraagd raadde ze mij vervolgens aan om ook eens muziek te verzamelen van singer-songwriters met als voornaam Francesco, De Gregori en Guccini. De Gregori komt hier een andere keer aan de beurt, maar ik heb twee platen van Francesco Guccini heb kunnen bemachtigen bij het Rotterdamse Muziekweb. Die uit 1981 heet Metropolis en die uit 1983 “Guccini” zonder verdere franje. Hier zijn de, in totaal, dertien nummers, resp. 7 en 6, links “Metropolis”, rechts “Guccini”.
01.Bisanzio
01.Autogrill 02.Venezia
02.Argentina 03.Antenòr
03.Gulliver 04.Bologna
04.Shomèr Ma Mi-llallah 05.Lager
05.Inutile 06.Black-out
06.Gli Amici 07.Milano(Poveri Bimbi Di)
Eerlijk gezegd, “Metropolis” valt mij als plaat nogal tegen. Ik vind het meereen voorbeeld van cabaret, kleinkunst dan van aimabele muziek. Daarbij spreek ik geen syllabe Italiaans, dus laten we maar naar het rechter rijtje gaan: “Guccini” uit 1983. Is dat een verzamelplaat, van overigens maar zes nummers? Na ampel overwegen vind ik vooral “Argentina” mooi, maar het beste nummer van de zes is voor mij zonder meer “Autogrill”, met trouwens naast Fernando Guccini een alleszins acceptabele saxofonist. Dat nummer kan de vergelijking met het betere werk van Fabricio De André echt doorstaan.

Zaterdagmiddag dacht ik: nou ga ik eens een paar tosti’s ham/kaas in elkaar flansen, daar ben ik aan toe. Bleek dat er geen lucifers (“fosforos”, “cerillas”) of aanstekers (“mecheros”, “encendedores”) meer in huis waren, althans ik kon ze zo vlug niet ontdekken. Dus heb ik gewoon brood zitten eten, “pata asada”(gegrilde varkenspoot) en ham, wel gelardeerd met mijn supersalade van tomaten, rode paprika’s, uien en komkommer, in een sausje van olijfolie, azijn en peper. Later ben ik bij De Spar in de Alfredo Jones “zwegele” gaan kopen, drie doosjes, “cajitas”. Terzijde, de Sparwinkel in de Ripoche is nu een Spar Express; daar kan ik voor alledaagse boodschapjes niet meer terecht.

Wat doet een bejaarde man alleen op de zaterdagavond?Televisie kijk ik hier niet en in mijn uppie op het terras zitten is ook niet alles. Ik koos voor een wandelingetje naar Las Canteras, dan naar links, door de Doctor Grau Bassas langs mijn Spaanse schooltje (nummertje 27) om uit te komen bij plaza Farray. Bij café El Rincón De Velazquezdaar zat niemand die ik kende, op me te wachten en dus ging ik weer terug in de richting van Santa Catalina. Daar zou om half 9 de “nightrun” van start gaan, had ik begrepen. Hoeveel kilometers hij is, weet ik niet, maar vorig jaar deden wel duizenden mensen mee. Echter, op Santa Catalina was van alles te doen, maar hardlopers kon ik er niet ontwaren. Er was een grote markt “Fashion & Friends” (alweer een Engels woord), waar ik maar eens overheen ben gelopen, tussen horden andere pottenkijkers. Het stelde m.i. weinig voor, maar vooral de cafés aan de Santa Catalina-kant konden de drankjes nauwelijks aanslepen, zo druk was het.

Om half 9 dacht ik: dan maar terug naar huis en haard (bij een temperatuur van royaal boven de 20 graden; mijn colbertje had ik thuis gelaten.) Zag ik aan het begin van de Luis Morote overal linten gespannen, met daarop “Nightrun”. Daarachter, “detrás de la cinta”, mocht ik me met allerlei andere toeschouwers uitleven. Twintig minuten later kwamen de eerste twee hardlopers voorbij, met op honderd meter de volgende twee. De eerste vrouwelijke loper zag ik pas 6 minuten later. De avondstratenloop was kennelijk wel om half 9 van start gegaan, maar van elders en nu gin g het via de Sagasta naar Santa Catalina en vandaar weer verder. De meeste deelnemers hadden een oranje-blauw T-shirt aan, van sponsor “SPAR” met het boompje. Waar ik stond, of liever op een bank zat, was een punt van waterverstrekking. Het werd vlak voor mijn voeten in tijd van niks een uiterst natte bedoeling. Om half 10 was ik weer op mijn honk.

Vroeger hadden kinderspelletjes in Maastricht hun komen en gaan. Dan was het landje veroveren, vervolgens “verbergermenneke”, dan knikkeren (“huive”), waarna - ik zeg maar wat – “pinkele” of “reipe” en bij de meisjes touwtje springen en ballen de voorkeur had. Hier zie ik momenteel diverse kinderen druk in de weer met een priktol aan een touwtje. Het vrij ronde geval hoort om zijn as te draaien als een “kokerel”. Het touwtje dient om hem te lanceren en later om hem de lucht in te tillen en nieuwe vaart geven. Best aardig!

Op het gebied van insecten zijn hier vooral de vliegen een verzoeking. Bijen en wespen heb ik nog niet gezien en ook mieren, vlinders en muggen blijven mij bespaard. Die ene kakkerlak die ik tot dusver zag, mag al evenmin naam hebben. Blijven over de vliegen, niet al te groot en vliegensvlug (vergeef de woordspeling). Als ik op mijn balkon zit, is er in een mum zo’n mormel in mijn buurt dat vervolgens steeds op een stukje van mijn vel wil zitten, waar geen kleding over heen zit. Met ondergetekende in een polo met korte mouwen en korte broek is er dan heel wat huid af te speuren. Ik laat vliegen liever leven dan dat ik ze dood sla, maar men moet het niet te bont maken. Dan slaat mijn slechte ik toe en is die vlieg, hoe rap ook, snel kastje wijlen. Waarvan acte!

In oktober ging ik met Trudie en een hele meute (46) UM-mers een weekje naar Krakau, Krakow of hoe heten mag. In de tweede stad van Polen speelde op een marktje vlakbij de Grote Markt een trio oudere heren. Ze presenteerden een soort muziek die ik na ampel overwegen als Poolse carnavalsmuziek kan omschrijven, een beetje zoals “de twie dreuvige inkaffee Kien mèt de karneval”. De uitslag van het liedjesconcours in Maastricht laat nog even op zich wachten, dus kondig ik hier als surrogaat een CD aan die ik van ze kocht (voor een prikje, dat weer wel). Als artiesten staan “Makino i Andrusy” genoteerd, een duo kennelijk, maar met de hulp van een Poolse schone in plaats van een derde bejaarde. Hun album heet “Piosenki 25-lecia”, wat dat ook betekenen mag - in ieder geval niet 25 liedjes, want er staan er maar 22 op de plaat. Hun muziek draait intussen op mijn computer en ik heb wel eens slechtere carnavalsmuziek gehoord. “Makino i Andrusy” kunnen er wat van, maar met hun taaltje zal ik jullie hier niet vermoeien. Vooruit, enkele nummers van de plaat heten “Hymn Krakowii”, “Krakowianka” en “Tango Krakowa”, en dan laat ik “Jesk w Krakowie ta dzielnica” (“oiga”, “oiga”, het lijkt wel Spaans) nog maar buiten beschouwing. We hebben het kennelijk niet over een ode aan Warschau of Dansk.Het Krakowse dialect klinkt uit de mond van het lokale duo Bex-Menten met geregeld zang van Lenie best florissant!

Terug naar de Palmese realiteit. Maandagavond was het tijd om mijn bibliotheekje te bezoeken, aan de boulevard bij de basketbalvelden. Eerder al, op vrijdagavond, was de stad opgeschrikt, beide keren toen UD Las Palmas tegen Real Santander gescoord had. Nu zag ik dat de drie nieuwe punten niet veel zoden aan de dijk hadden gezet. Wij hadden intussen 9 punten, uit 11 wedstrijden, en daarmee stond de club 18de op een totaal van 20 in de “Primeradivisión”. Hoe ging het er bovenaan aan toe? Barcelona had in het weekend met 3-0 gewonnen van Villareal, Sevilla had zijn thuiswedstrijd tegen Real Madrid met 3-2 winst afgesloten en Atletico was Sporting Gijon met 1-0 de baas. In de stand had Barcelona nu 27 punten, Real Madrid 24 en Atletico 23.
Bij Barcelona is Messi bepaald nog niet afgeschreven, maar wel al een tijd geblesseerd. De man van de “perfección y constancia”, de “tecnico puro”, was intussen opgevolgd door Neymar. De Braziliaan, met zijn “inprovisación y creatividad” voert nu de Spaanse topscoorderslijst nu aan met elf doelpunten. Tweede staat zijn evenknie Suarez met negen stuks, terwijl Cristiano Ronaldo op acht doelpunten is blijven steken. Komend weekend zijn landenwedstrijden en de zaterdag erop staat Real Madrid-Barcelona op de rol (vanaf 18.15 uur Nederlandse tijd).

In de regiokrant Canarias7 las ik trouwens ook een interview met de hoogste baas, de “director general “ van de twee universiteiten hier, ULPGC in Las Palmas en ULL in La Laguna op Tenerife. Zijn naam is Ciro Gutiérrez en op mij komt hij over als een manager met weinig verstand van inhoudelijke zaken. Het vraaggesprek met de krant ging erover dat nu 85% van de financiering van de universiteiten uit publiek geld was. Ik zou zeggen: dat is positief, maar de man vond uiteraard dat het aandeel van de industrie in de financiën maar eens fors moest worden verhoogd. Daar wil ik het bij laten. Ik ga Lluis eens vragen wie of wat die CiroGutiérrez precies is.

Een mooie reclame op Las Canteras zie ik op diverse plaatsen staan: DISFRUTATEPSER. Daarbij horen de letters aan de rechterkant wel andersom geschreven te zijn, dan staat daar van rechts naar links: RESPETA. De boodschap is glashelder: amuseer je op het strand, maar je dient je ook aan de diverse voorschriften moet houden (zoals geen peuken in het zand achterlaten).
Jullie willen er nog een? Op 25 november krijgt het huiselijk geweld weer eens de aandacht, althans wat we ertegen kunnen doen. De dag wordt op legio borden aangekondigd met de spreuk: SI DUELE, NO ES AMOR, als het je pijn doet, is het geen liefde. Aan de andere kant, 25 november, dat is pas over twee weken, als Trudie zich hier aandient.

En tenslotte, gisteravond ging ik voor het eerst weer eens naar het dubbele warenhuis El Corte Inglés, die trouwens nu ook alle zondagen open is. Het was mij vooral te doen om het Wasa knåckebrood en de blikjes met Schweppes light in de kelder van het noordgebouw, maar wie ben ik om dan niet ook even bij de muziek en de boeken in het zuidgebouw te gaan kijken. Voor de best verkochte boeken van het moment verwijs ik naar mijn boekenbijlage, maar hier zijn alvast de Corte Inglés de best scorende Cd’s. Op 1 staat jongedame Calina met “Hey Babe!” en op 2 de bejaarde Julio Iglesias met “México”. Daarna komt op 3 Vanesa Martín met een dubbele “Directo”, een live optreden. De rest van de top 10 zei me net zo weinig, met uitzondering van plek 7. Die is gereserveerd voor Joaquín Sabina met zijn 16 albums uit 1980-2015 in een doos, met een boek van 100 bladzijden erbij met o.a. alle teksten. “Puro Sabino” heet het verzamelwerk en voor de luttele prijs van 50 euro is het te “bekomen”. Heel charmant en ik zou het me zeker aanschaffen, als ik de hele handel niet al op mijn computer had staan!

En daar laat ik het bij voor deze brief. Mijn volgende kunnen jullie verwachten over een week, op de dinsdag of woensdag. Het is hier prachtig weer, overdag tot 30 graden en ’s avonds een kleine 25, geen wind en geregeld een zonnetje. Ik ben weer helemaal “in the mood” van mijn tweede stad, met al zijn hebbelijkheden en onhebbelijkheden. De tekst van het nieuwe winnende carnavalsliedje in Maastricht houden jullie nog een week van mij tegoed. Geef hem eventueel van jetje, als jullie je vandaag nog op en om het Vrijthof begeven, vanwege de opening van de “vastenaovend”. Tot ziens maar weer, hastaluego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Gisteravond in El Corte Inglés kon ik het niet laten om eens bij de thrillers te kijken. Op de tafel ervoor kregen drie boeken extra aandacht: “El chica del tren” (van wie?), “El secreto de Gray Mountain” van John Grisham en “El marciano”van Andy Weir. Vergeet ik er een? De hoofdprijs – de beste “novela negra” van het jaar - gaat dit jaar naar “El cártel” van Don Winslow, een van mijn favorietste thrillerschrijvers. Het boek is het vervolg op een eerder boek, “El poder del perro”, de macht van de hond, over de drugshandel in Mexico en Californië, waarmee Don Winslow tien jaar terug scoorde, een prachtig boek. Zal ik me het nieuwe in het Spaans aanschaffen?

Ik ben een echte fan van de boeken van Ian Rankin, de man die Edinburgh op de thrillerkaart heeft gezet. Zijn D.I. John Rebus-boeken, met D.S. Shiv Clarke op de tweede viool, heb ik al bijna allemaal gelezen en ik moet zeggen, met de nodige goesting. Het laatste boek van John Rebus als politieman, voordat Rankin gewoon doorgaat met Rebus als onderzoeker van cold cases, heet “Exit music” uit 2007 en is nummertje 17. Het eindigt met de man’s laatste dagen voor zijn pensioen, vandaar de titel.
Aan de kant van de detective politie vinden we ook het duo Phyl & Colin en gewoon agent Todd Goodyear. Een beroemde van oorsprong Russische dichter wordt vermoord in en bij een parkeergarage (met bewakers Jo en Gary en superviseuze Cath) aangetroffen. Bij zijn lichaam zijn ene Nancy Sievewright en het echtpaar Anderson aangetroffen. Niet veel later wordt een geluidsman verbrand in diens huis, ene Charles Riordan. Langzaam maar zeker worden de connecties duidelijk met de Nationale Schotse Partij, een Russische delegatie op bezoek, het Russische consulaat en diverse mensen van de First Albannach Bank (waar ook Anderson werkt). Of dat niet genoeg is, blijkt de lokale crimineel Big GerCafferty ook een vinger in de pap te hebben; die wordt vervolgens in een half coma geslagen.
John Rebus krijgt het met de halve en hele Russen en nog meer met zijn superieuren te kwaad en wordt drie dagen voor zijn pensioen zelfs voor de resterende tijd geschorst, op blz. 226 van de 460). Echter, hij en Shiv Clarke weten, zoals dat hoort, wel de zaak tot een goed einde te brengen. Vanwege de mooiheid van het Schots van Ian Rankin geef ik hier nog twee citaten: Als John Rebus wordt gezien als een “nighthawk”, in ieder geval vroeger, geeft hij als antwoord: “Pipe and slippers these days. Cocoa and in bed by ten.” (blz. 85). En als Stuart Jannet van de bank en het consulaat zegt dat hij een hoop op zijn bord heeft, krijgt hij terug van John Rebus: The whole help-yourself buffet”.
Uiteraard vind ik “Exit music” (op een iPod als cadeau van Clarke) een prachtig boek. De spanning blijft erin zitten tot bijna aan het einde, als de afscheidsborrel voor John Rebus begint. Ian Rankin heeft zijn zoveelste thriller van formaat bij mij afgeleverd en bijna zat ik alweer op een 9 als recensiecijfer. Omdat ik de afloop ietsje onderwaardeer, kom ik uit op een 8½, ietsje lager. Maar “sjoen” blijft het, dit boek van Rankin. Ik vind het jammer dat ik er nog maar een paar te gaan heb.

Mijn tweede boek is er een van Lawrence Durrell uit 1957, een boek van bijna zestig jaar terug dus. Het betreft deel 1 van een vierluik, spelend in Alexandrië. Vorige winter vroeg ik hier op het Plaza Farray terras eens aan Noé en zijn companen wat ze nou echt een fantastisch boek vonden en toen kwam (o.a.) dit boek op de proppen. Het zijn er eigenlijk vier: drie die ongeveer gelijktijdig spelen (Justine, Balthazar en Mountolive) en eentje van daarna (Clea), uiteraard allemaal in de Egyptische stad aan de Middellandse zee. Terug in Maastricht bleek het bij Marijke’s neef Peter Sollet in Smeermaas in de kast te staan en hij was graag bereid om het me in de (oorspronkelijke) Engelstalige versie uit te lenen. We hebben het over vier uitgaven in de jaren 1957-1960, samengevat als “The Alexandria Quartet”.Zoals het hoort, kreeg “Justine” als eerste een leesbeurt.
De ik-persoon van het boek vertelt daarin over zijn relatie met zijn vrouw, Melissa, maar meer nog over zijn langdurige affaire met Justine, de vrouw van rijkaard Nessim. Ze is Joods, is als kind verkracht, heeft seks met veel mannen (daardoor?) en ik zou het haast vergeten: ze maakt een “gemaakte” indruk, alsof ze geen eigen persoonlijkheid heeft. Eerder heeft een vroegere man van haar, schrijver Arnauti, een boek aan haar gewijd, “ Moeurs” (dagboek Mores). Nu is de ik-persoon aan de beurt om haar liefde te zijn. Andere op de voorgrond tredende personen in het boek zijn bijv. filosoof Balthazar en schilderes Clea, van de latere delen van het vierluik, en ook huisgenoot van de ik-persoon Pombal, schrijver Pursewarden en (mijn type) kapper Mnemjian.
En dan is hier mijn kritiek. Helemaal sporen vind ik Lawrence Durrell niet. Op blz. 100 lees ik: “The noise of his voice is jumbled in the back of his brain like a sound-track of an earthquake run backwards.” Even later, op blz. 113, staat: “At night you can hear her brain ticking like a cheap alarm-clock”, en even later, op blz. 117: “You can throw a shadow of the retina blood-vessels on the wall”. Eerlijk gezegd begon mij die Lawrence Durrell met zijn “Justine” al veel eerder de keel uit te hangen, bij herhaling. Dus besluit ik dat het na deel 2 van de vier van “Justine” genoeg is. Wees blij dat ik voor jullie (en mijn Palmese kring) nog tot blz.120 van de bijna 200 (en bijna 900 totaal) heb doorgelezen. Dit boek, bijt ik jullie toe, is er een dat ik jullie absoluut niet kan aanraden. Daar wil ik het graag bij laten. Wat een prietpraat!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten