dinsdag 17 november 2015

Weblogbrief 11.03, 17 november 2015

Weblogbrief 11.03, 17 november 2015

“Queridos apaches”, how’s tricks? (om met Val McDermid te spreken). Hier is mijn derde brief uit Las Palmas deze winter. Het is een beetje een “diario” geworden, een dagboek, maar dan als week uitgeserveerd, een “semanario”. Hoe dan ook, ik heb mijn best gedaan, tegenvallen is er niet bij.
Laat ik eerst nog even terugkomen op mijn verhaaltje over priktollen van vorige week. Je ziet ze inderdaad overal hier in de stad. Bij mij voor de deur ’s ochtends om vlak voor half 9, als de school om de hoek op beginnen staat, is een meute kinderen ermee in de weer. Hoe heten die dingen in het Spaans, vroeg ik mij af. Uiteraard zijn ze te koop in alle winkels hier die ook maar iets (of nog minder) met speelgoed te maken hebben. Het zijn “trompos cometa”, vliegende tollen in vertaling, en voor ongeveer 5 euro heb je er een, met touwtje. In diverse etalages liggen ze in werkelijk alle kleuren van de regenboog toon gesteld met de toevoeging: “¡La temporada ha llegado!”, het seizoen is aangebroken. Vraagje: is de Nederlandse lagere schooljeugd ook al aan de priktol?

Vorige week beloofde ik jullie meer informatie te geven over de verkiezing van het nieuwe carnavalsliedje van “Groot-Maastricht”. Ton vond dat ik het nummer binnen vijf tellen op internet zou vinden, maar Trudie stuurde het me voor alle zekerheid toch maar op per email. Het werd deze keer een ander nummer dan ik vooraf voorspeld had: CONFETTI van Mario Verhoeven (tekst) en Patrick Ummels (muziek), op het podium bijgestaan door “De zès köp”. Het kreeg op 8 november in een bomvolle Muziekgieterij de eerste prijs. Voor meer informatie, zie bijv. www.rtvmaastricht.nl/nieuws/15409718/confetti. Hier is de enige echte tekst al vast vaan CONFETTI. Eerst geef ik maar het refrein:
Iech höb confetti in mie blood,
De dreikwaartsmaot in mienevoot,
’n Dikke zjiem trèk door mienoere.
Iech höb e roed geel greungemood,
Dee vastaovenddeitmiechgood
En miene rikketik dee drejt op volle toere.
Zoe gaon iech drei daoglaank op weeg
Mèt gans ’t volk vaan Mestreech.

En daan is ’t ouch tied veur ’t koeplèt:
Iech moos lès bij d’n dokter zien,
Iech vooltmiech nogal gek.
’t Razelde miech vaan mien veuj tot boven in de nek.
Heer vroog miech zus, heer vroogmiechzoe,
Heet duide hei en dao,
En nao e paar menute had heer al antwoord klaor.
Heer zag: “Iech weit wat geer mankeert.
’t Weurt ins tied tot geer uuchdreidaogammezeert!”

In alle eerlijkheid: daar kan weinig tegen op. Verhoeven & Ummels hebben best een aardig carnavalsliedje afgeleverd, vind ik. “Iech höb confetti in mie blood”, waarom niet? Het is geen paso doble geworden, maar wat kan het schelen; een driekwartsmaat kan immers ook best door de beugel. Wel zal ik ervoor moeten zorgen dat ik t.z.t. genoeg confetti in huis heb, als mijn twee kleinkinderen met carnaval voor de deur staan. Lux & Dalí krijgen hiermee de bevoegdheid om carnavalsvierders zoals ondergetekende helemaal onder te sneeuwen met door mij ingeslagen confetti. (En zou een enkele snipper een confetto zijn, op zijn Italiaans, zoals paparazzi het meervoud is van paparazzo?)

Gaan we naar mijn muziek van deze week. Wie het in mijn kring over muziek uit Zweden heeft, bedoelt meestal ABBA. Toch is er, op muziekgebied, meer in dat land aan de hand; kijk maar eens naar bijv. de verzamelingen artiesten, iedere tien jaar apart, in het ABBA museum. Terzijde, in het museum kocht ik voor Harry een Cd genaamd, ABBA before ABBA, waarin de vier leden van de groep alvast hun best doen in de aanloop van hun fameuze carrière daarna, zoals Bennie Anderson in de Hep Stars en Anne-Frid solo met “Du är så underbart rar”, I can’t take my eyes off of you. Na ABBA in 1974 met “Waterloo” heeft Zweden onlangs weer eens het songfestival gewonnen en wie – van de jongeren zeker – kent de zusjes Johanna & Klara Söderberg niet, het duo dat sinds 2007 mooie balladen zingt. Over die laatste twee wou ik het hier eens hebben. Intussen zijn er al weer vier Cd’s van hen verschenen: “Drunken trees” in 2009, “The big black& the blue” in 2010, “The lion’s roar in 2012” en in 2014, “Stay gold”. Die laatste Cd heb ik op MP3 staan en ik zet hem (haar eigenlijk) met plezier op. Laten we zeggen dat ik dat doe, omdat ik het nodige leesplezier beleef aan “Roep uit de verte” van de Zweed Åke Edwardson; zie verder mijn boekenbijlage. Er staan tien nummers op “Stay gold”:
01.My silverlining
02.Master pretender
03.Stay gold
04.Cedar lane
05.Shattered andhollow
06.The bell
07.Waitress song
08.Fleeting one
09.Heaven knows
10.A long time ago
In alle oprechtheid vind ik dat de jongedames met “Stay gold” een mooie plaat hebben afgeleverd. Het vrouwelijk equivalent van de Everly brothers is het nog niet, de First Aid Kit (E.H.B.O.-doos), maar wat niet is, kan nog komen. Vrolijk klinkt het al wel. Luister maar eens met mij naar “My silver lining”, “Cedar lane” of “A long time ago”; daar zit best harmonie in.

Wie zoals ik naar een andere wereld reist - vooruit, laten we Las Palmas op ruim 3000 km maar zo noemen - krijgt te maken met twee vraagstukken, waar we in Nederland een afdeling microbiologie voor hebben. Aan de ene kant stoot ik, zeker de eerste dagen, zelf allerlei virussen en bacteriën uit die mijn nieuwe wereld nog niet kent. Met enkele daarvan kan mijn Palmese omgeving best een probleem hebben, wie weet zelfs ziek van worden. Zou er nu iemand in de straat hoesten of grieperig zijn, omdat hij of zij mijn uitheemse bacillen heeft binnen gekregen? De keerzijde van de medaille is dat ik als nieuweling uiteraard geconfronteerd wordt met allerlei bacillen van de nieuwe wereld die hier in Las Palmas gangbaar zijn, maar die ik me als nieuweling nog eigen moet maken.
Laat ik hier maar toegeven dat ik een aantal dagen een milde vorm van diarreeheb gehad. Die zette in op maandag 9 november, dus al voordat ik mijn vorige brief aan jullie verstuurde. Mijn ontlasting, nu enkele keren per dag in plaats van een keer, was ineens vrij dun en waterig en dat bleef zo een aantal dagen. Dat was me al lang niet meer gebeurd, maar echt last heb ik er niet van ondervonden.
Gelukkig was het euvel, door een of ander lokaal darmvirusje denk ik, ongeveer in het weekend weer helemaal verholpen.

Het enige echte biermerk van Gran Canaria is Tropical. Voor concurrentDorada dien je eigenlijk op Tenerife te zijn, maar zoals het gaat, is dat merk hier ook overal voorradig. Ik zag op Santa Catalina bij de bushalte een jongen lopen met een advertentie van Dorada op zijn T-shirt: “Dorada, amigos para que sino”. Hoe ga ik dat “sino” vertalen? Dat ga ik nog eens rondvragen.

Soms heb je ineens een liedje in je hoofd dat je er moeilijk meer uitkrijgt. Ik had dat vorige week met “Er is leven na de dood” van Freek de Jonge. Zijn tekst was aardig, maar had hij echt zelf ook de melodie bedacht? “Er is leven na de dood” is een Nederlandse vertaling van “Death is not the end” van fenomeen Bob Dylan. Het staat op diens Cd “Down in the groove” uit 1988, waarop bijv. ook “Let’s stick together” te vinden is, de latere meezinger van Bryan Ferry (van Roxy Music). Postpunker Nick Cave met zijn Bad Seeds heeft “Death is not the end” in 1996 ook nog eens een plek gegeven op zijn Cd “Murder ballads”.

Donderdagavond had ik mijn eerste “date”, met Lorena. Voor wie het nog niet en niet meer weet: ze is intussen 43 jaar, komt oorspronkelijk uit Buenos Aires, is psychologe en dialyse-patiënte, dringend toe aan een nieuwe nier. Om half 8 hadden we bij mij afgesproken. Lorena is niet te beroerd om het lief en leed van haar vriendenkring voor mij onder de loep te nemen. Noé heeft het volgens haar momenteel niet gemakkelijk in Santa Cruz. Zijn baan daar is slecht betaald en Maria schijnt alweer passé te zijn. Daarbij is hij volgens Lorena echt een binnenvetter, bepaald niet gemakkelijk uit zijn tent te lokken. We zullen binnenkort samen eens een weekend bij hem op bezoek gaan om hem “een hart onder de riem te steken”.
Carlos is intussen definitief uit beeld, terug naar de “peninsula”, Burgos, maar zijn voormalige liefde Rafaela loopt hier wel nog rond. Wiskundeman Agustino en zijn aardige vriendin met een Griekse naam (Nefrete?) zijn op vakantie (geweest) in Thailand. En Juli, net terug uit Marokko waar hij iets met “dragos”, drakenbloedbomen, moest doen, gaat binnenkort voor twee weken naar New York. Als hij definitief terug is, begin december, moest ik hem maar eens mailen.
Met Lorena heb ik een heel gezellige avond gehad. Eerst zaten we op een bank op Las Canteras te keuvelen en daarna mocht Lorena aan de spa – ze drinkt geen alcohol - en ik aan het bier, het Duitse Paulaner, in El rincón de Velazquez. Het café blijkt een nieuwe eigenaar te hebben; mijn kennis Ana kon de huur (4000 euro per maand, zwaar overdreven) niet meer opbrengen, ik begrijp dat haar man niet meer wou bijspringen en hup, daar ging ze overboord. Het was overigens lekker zitten op het terras daar. Om even voor 11 was ik weer in mijn flatje. Volgende week donderdagmiddag ga ik met Lorena op herhaling: eten, in de buurt van Alcaravaneras.
Van haar leerde ik trouwens een Spaans woord dat ik nog niet kende: TDAH. Haar neefje van vier in Buenos Aires lijkt aan een ziekte te lijden. Vroeger hadden we het met elkaar gewoon over drukke en rustige kinderen, maar ook daarvoor bestaat nu een medische term. De “aandoening” heet nu ADHD en in het Spaans wordt dat “Trastorno por Deficit de Atención con Hiperactividad”, kortweg TDAH, met op het einde Hache. Er zijn verscheidene pilletjes om het leed te verzachten en die worden vandaag de dag op grote schaal voorgeschreven.

Hoe houd je als overheid je oppassende burgers bij de les dat ze hun afval, gescheiden en wel, in de afvalbakken deponeren? Dan bedenk je een slagzin die hout snijdt en die je overal kunt aanplakken. “Más envidriosos como tu necesitamos”. We hebben meer mensen zoals jij nodig, die keurig hun afval scheiden en opruimen. “Vidrio” staat voor glas, ook wel glasbak en “vidrioso” is breekbaar (als glas), maar “envidrioso”, hoe zou je dat in het Nederlands zeggen?
Terzijde, “envidioso” zonder R is jaloers. Zijn jullie niet een beetje “envidioso de mi”, afgunstig op mij, omdat jullie met een winderige, natte herfst zitten opgescheept, terwijl ik hier in mijn korte broek de straten onveilig maak?

Over de aanslagen in Parijs afgelopen vrijdagavond zullen we het maar niet hebben.

Hier is intussen zaterdagavond laat, mijn diarree is over en het is tijd voor nieuwe muziek. Vorige winter had ik hier bijna een tweedehands Cd van Dolly Parton gekocht bij Daily Price. Bleek ze een aantal krassen te hebben. Dus heb ik Muziekweb geconsulteerd en hier is ze: Dolly Parton met “Heartsongs, live from home”, uit 1994. De Cd telt maar liefst 23 nummers, dat is een hele lap op papier, maar daarom niet getreurd. Hier zijn ze:
01.Heartsong
02.I’m thinkingtonight of my blue eyes
03.Mary of the wild moor
04.In the pines
05.My blue tears
06.Applejack
07.Coat of manycolors
08.Smoky mountain memories
09.Nighttrain to Memphis
10.What a friend we have in Jesus
11.Hold fast totheright
12.Walter HernyHagan
13.Barbara Allen
14.Brave littlesoldier
15.To daddy
16.True blue
17.Longer thanalways
18.Wayfaring stranger
19.My Tennessee mountain home
20.Heartsong (reprise)
21.Cas Walker theme
22.Black draughttheme
23.PMS blues
Wat een optreden! “En directo” is La Parton in 1994 net zo briljant als op haar studieplaten. Luister eens met mij naar nummers zoals “In the pines”, het religieuze “Hold fast to the right”, “Walter Henry Hagan”, “To daddy” en “True blue”, echt mooi. En dan is er nog bijv. “Applejack” en vooral “Coat of many colors”, waar ik maar niet genoeg van kan krijgen.

In Del Real, naast Granier aan de boulevard, is naast het bekende werk ook een “merienda” te krijgen. Die moest ik opzoeken. Een “merienda” is een tussendoortje, een vieruurtje. Bij een picknick, “merienda campestre”, is het zo iets als een lunchpakket.

Aan het begin van de zondagavond liep ik weer eens voorbij de serie terrassen van La Puntilla, door naar rustige boulevard erachter. Daar zijn de restaurants kennelijk van eigenaar gewisseld, in ieder geval van naam, want ze heten nu “El rinconcito de Kelly” met daarnaast “Clipper”. En nou komt het: het was er helemaal niet rustig, zelfs behoorlijk druk, want er trad een groepje op. Het bestond uit een drummer, iemand met een draagbare piano die zich de leider waande en een aardige zangeres, genaamd Monica Santana. Het clubje speelde vooral jazznummers, gelukkig van het soort dat ik en de vele toeschouwers wel kon waarderen. Het duurde tot half 8, toen Monica en haar kompanen er de brui aan gaven met de woorden: “un beso por todo”. Daarna heb ik nog een tijdje op een bank vlakbij gezeten, voordat ik me weer in het terrasgedoe mengde.
Op de terugweg naar mijn “piso” zag ik dat het terras van “Pizza & Brace”, naast hotel Reina Isabel, nu ook beschikbaar was voor bezoek. “Brace”, is dat een plek om te brassen? Boven de zaak liggen best interessante appartementen, maar daar zag ik nog niemand.

Over de maandag, gisteren dus, heb ik weinig te melden. Vooruit, bij mij onder langs liep een jongeman voorbij in een kanariegele polo met ronde boord en lange mouwen. Over de breedte van zijn veredelde T-shirt had hij aan de voorkant staan: DISSIDENT. Dat is geen Spaans, de mensen hier zouden andersdenkenden “DISIDENTES” noemen. Niettemin, ik vond dat hij er in zijn Engelstalige of wie weet Nederlandse outfit acceptabel bijliep.

Terwijl ik deze brief nakijk op spelling en grammatica, heb ik de nieuwste Cd van Iris DeMent opstaan, uit 2015. Ze heet “The tracklesswoods” en de plaat is goed voor 18 nummers. Ik zal jullie de titels van de diverse nummers besparen, maar wat blijft ze mooi, die Iris Dement, met haar nogal iele country-stemmetje.
Daarmee kom ik aan het einde van mijn brief. Eet alvast eens een chocolade letter, geef de moed niet op en kleed je wel, mocht je de deur uit gaan. Hier is het onverminderd zomer. In de vroege ochtend, als ik op het balkon plaatsneem, is het al 24 graden. Laten we zien of het mooie weer hier de komende week aanhoudt. Mijn volgende brief komt (waarschijnlijk) op dinsdag 24 november, de laatste dag voordat Trudie de gelederen hier een week komt versterken. Tot dan: olé – in Nederland zouden we zeggen: hoppa - en tot ziens maar weer, hasta luego, jullie liefhebbende buitenboordmotor PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Na Durrell’s schrikverhaal is het tijd voor lichte kost, een thriller uit Zweden. In het Zweeds heet hij “Rop från långt abstånd” uit 1998, maar ik ben die taal niet machtig. De mensen van Zwarte Beertjes hebben hem in 2008 voor me vertaald in “Roep uit de verte” en dus lees ik een Nederlands boek van ruim 400 bladzijden. De schrijver is Åke Edwardson en hij wordt wel gezien als de opvolger van Henning Mankell. In ieder geval heeft hoofdpersoon Erik Winter (37) van de Göteborgse recherchepolitie wel wat weg van Wallander. Het is Edwardson’s tweede Erik Winter en er zullen er nog de nodige volgen.
Samen met zijn rechterhand Bertil Ringmar (52) in diverse andere rechercheurs (Aneta, Fredrik, Lars, Sara, Göran etc. in Göteborg en niet te vergeten Michaela en Jens in Aalborg) onderzoekt hij de moord op Helen Andersén (29) en de verdwijning van haar dochtertje Jennie (4). Terzijde heeft hij thuis zijn besognes met vriendin Angela, zus Lotta en zijn ouders in Marbella. Belangrijk in het speuronderzoek blijken o.a. de kindertekeningen te zijn van Jennie nu en Helene vroeger. Helene zou 25 jaar eerder bij een bankoverval in het Deense Aalborg in de auto gezeten hebben, met haar moeder Brigitta als chauffeur voor de toenmalige boeven. De casus toen en nu wordt uiteindelijk opgelost, na het nodige werk om een Ford Escort op te sporen en met hulp van het allernieuwste vingerafdruk- en DNA-werk.
Ik zak het maar toegeven: dit is dus het soort politieroman waarvan ik gecharmeerd ben. Erik Winter en zijn mensen maken het zich niet gemakkelijk, maar als de spanning groot genoeg is, is de redding nabij. Ik heb er als recensiecijfer een volle 8 voor over, met een muziekje van First Aid Kit. Voor maar over het laatste, ga terug naar mijn brief.

Zoals jullie wellicht weten, heeft Jane Austen heel lang geleden een zestal romans geschreven, waarvan “Pride and prejudice” misschien wel de bekendste is. En wat is het minst bekende boek van de zes? Dat is denk ik “Northanger abbey”. We gaan naar het heden. Val McDermid is niet alleen een verwoed schrijfster van thrillers, enkele bundels met korte verhalen en twee nonfiction boeken, ze is privé ook een liefhebber van klassieke Engelse literatuur. Toen ze op jonge leeftijd in Oxford studeerde, was ze al gegrepen door Jane Austen’s werk. Onlangs besloot ze om “Northanger abbey” maar eens over te doen, wel in de moderne tijd. Bath werd Edinburgh en nogal wat communicatie in haar versie van het verhaal liep via Facebook, Twitter en SMS-berichtjes. Als fan van Val McDermid moest ik het boek natuurlijk lezen. Hier is mijn recensie.
Hoofdpersoon is Cat Morland, 17 jaar en uit Dorset in de Piddle Valley (Noord-Engeland), waar maar weinig loos is. Ze mag met de buren, Susie & Andew Allen, mee mag naar Edinburgh, het groot festival daar in augustus. Haar eerste reis wordt een ervaring om niet te vergeten. Ze krijgt er nieuwe vriendinnen, Bella Thorpe en Ellie Tilney, wordt belaagd door rouwdouw Johnny Thorpe en wordt zelf verliefd op Henry Tilney. Tussendoor leest ze zich een slag in de lucht met de Hebridean Harpies boeken, over zombies en andere horror. Als Bella haar in de steek laat, gaat ze met Ellie, Henry en vader Generaal Henry Tilney naar Northanger, waar die een hele abdij (abbey) als woning hebben. Enz. enz. Het boek eindigt op blz. 339 met ““Vampire”, she said. “Lesbian”, he replied.” Mag ik het daarbij laten?
“Northanger abbey” is bepaald geen thriller en toch komt Val McDermid er bij mij mee weg, zelfs probleemloos. Ik vind de Jane Austin in een nieuw jasje zeer te pruimen, zelfs zonder dat er ook maar één dode hoeft te vallen. Het is een beetje een boek voor opgeschoten meisjes, maar goed is en blijft het. Ik bedeel het graag met een volle 8 als recensiecijfer. Van Val McDermid kan ik maar moeilijk genoeg krijgen. Haar allernieuwste, “The skeleton road”, moet er binnenkort ook maar weer aan geloven.

En nog is het niet op, jongens en meisjes. Al een jaar of tien terug kocht ik “De bergduivel” (in het Engels “The journeyman taylor”, de reizende kleermaker, uit 1992) van Gerald Seymour. Om onduidelijke reden belandde het boek op een verkeerd stapeltje waar ik van af bleef, tot ik het onlangs pas weer in de gaten kreeg. Toen besloot ik dat het per semee moest naar Las Palmas. Hier is mijn mening over een boek dat in Londen speelt en nog meer in Noord-Ierland, Ulster, waar de katholieke IRA zijn best aan het doen was om de protestantse Engelsen uit hun land te verdrijven.
Er zijn enkele hoofdpersonen in het boek. Aan de kant van de IRA is er Jon Jo Donnelly, die allerlei aanslagen in Engeland pleegt, o.a. in Londen, voordat hij mag terugkeren naar zijn dorp, bij de berg Altmore. Het is tevens het dorp van allerlei andere IRA-sympathisanten; er is zelfs een East Tyrone brigade met een brigade-chef, een kwartiermeester en een inlichtingenofficier. De laatste is Mossie Nugent, bijgenaamd Song Bird, die al snel een verrader voor de Engelsen blijkt te zijn, maar hem ontmaskeren is moeilijk. Aan de kant van de Engelsen noem ik hier als hoofdpersonen Cathy Parker en Gary Brennard, Bren. Met die twee in het dorp en een heel regiment van het leger en de politie gebeuren er allerlei onverkwikkelijkheden, o.a. leidend tot de dood van Vinny, Jacko en Malachy en de moord op Patsy Riordan. Op het einde krijgen Cathy en Bren de opdracht om Jon Jo Donnelly zelf onschadelijk te maken, nu die weer in het dorp is opgedoken. Dat moet genoeg zijn voor een korte samenvatting.
Ik vind “De bergduivel”, in het Nederlands uit 1994, een echt spannend boek, waarmee Gerald Seymour zelfs na mijn lange uitstel om het te lezen hoge ogen gooit. Als Engeland de baas wil spelen over Noord-Ierland, als de protestanten zich meer voelen dan de katholieken, is het tijd voor oorlog. Ik ben blij dat die de oorlog anno nu eindelijk voorbij lijkt te zijn. Voor “De bergduivel” van Gerald Seymour heb ik intussen zo maar een volle 8 over, zelfs een 8+, een alleszins acceptabel recentiecijfer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten