woensdag 31 december 2014

weblogbrief 10.12, 31 december 2014

Weblogbrief 10.12, 31 december 2014

¡Buenos años! amigos y familia, wat is is het verschil tussen een “choco” en een “chocho”? Ik heb hem van Lorena, een vriendin van Noé, bij wie ik afgelopen vrijdag mijn vorige brief aan jullie probleemloos wist te versturen. Ik had haar gebeld of ik bij haar thuis, in calle Lanzarote, een zijstraatje van Las Canteras, “even” van het internet gebruik kon maken. Dat werkte niet, haar telefoon moest op dat moment nodig opgeladen worden. Een uurtje later stuurde ik nog maar eens een SMS-je en dat werd toen prompt beantwoord. Ze lag aan de thuisdialyse, maar haar vriend Cucu was er en ik kon uiteraard op bezoek komen.
(Lorena, door haar vrienden Lollie genoemd, wordt sinds jaar en dag geplaagd door cystenieren, grote gevallen, waarvan er intussen eentje operatief verwijderd is. De andere doet ook maar nauwelijks wat ze behoort te doen. Vijf dagen in de week moet ze aan de dialyse. Ze spoelt zichzelf tegenwoordig thuis; dat duurt steeds ongeveer 3½ uur. Haar hoop is al een aantal jaren dat er eindelijk een donornier voor haar ter beschikking komt. Cucu heeft al aangeboden, heel hoffelijk, om een van zijn nieren aan haar te overhandigen, maar is kennelijk geen geschikte kandidaat.
Lorena is ongeveer 40, spreekt een mondje Engels, heeft een brommer. Van origine is ze een psychologe uit Buenos Aires. Zij doet, mede door haar ziekte, maar weinig meer aan haar vak. Haar favoriete onderwerp in de psychologie is huiselijk geweld (door mannen), maar veel meer heeft ze op met lekker eten en op zoek gaan naar koopjes. Haar vriend Cucu is van ongeveer dezelfde leeftijd, misschien iets jonger, en hij verdient zijn schamele brood als boertje ergens in het noorden van Gran Canaria. Hij spreekt louter en alleen Canarisch en is zelfs door Lorena en Noé soms moeilijk te verstaan. Ik kan het wonderwel uitstekend met hem vinden, in het Canarisch en deels ook in gebarentaal. Cucu, die eigenlijk Jesús heet, is zich aan het omscholen tot masseur, “masajista”. Ik wacht het moment af dat hij me eens van kop tot teen gaat in- en uitdeuken.)
Ik erheen en uit het niets worden dan hapjes en zo te voorschijn getoverd, o.a. mijn favoriete oude kaas uit Guia. Mijn brief aan jullie was in no time verstuurd, het was echt zo gepiept, en daarna moest het leven zelf uitvoerig met Lorena en Cucu worden doorgenomen. Ik leerde er ook weer een uitdrukking bij. Lorena en ik zijn van ongeveer dezelfde dikte en ze legde me uit wat zwembandjes in het Spaans zijn. In mijn woordenboek Nederlands-Spaans vind ik alleen het woord “aro salvavidas” voor een zwemband, maar daarmee heb ik de vetrolletjes onder aan mijn buik niet benoemd. Die dingen heten volgens Lorena (en ook Cucu) “michelínes” Pas na ruim een uur mocht ik hun flat pas weer verruilen voor een bank in het park bij het Luchtkasteel.
Terug naar mijn vraag: wat is een “choco” en wat een “chocho”? Een “choco” is niet alleen een kinderafkorting voor chocolade, maar ook en vooral (o.a.) een kleine inktvis. En een “chocho” kan werkelijk van alles betekenen: een lupineplant, een kut (ik kan het niet helpen), snoepgoed (in het meervoud, “chochos”). Als ik het wel heb, dien ik me met Lorena, Cucu en Noé onverwijld een keer naar een restaurant in de buurt van Agaete te begeven, dat naar de naam Choco of Chocho luistert. De koteletten daar zouden fantastisch zijn. (En verwar die twee niet met “chollo”; dat is een buitenkansje, ook wel een amoureus avontuurtje.)

Gaan we naar een plaatje of beter gezegd: twee. Ik luisterde afgelopen zaterdagmorgen op mijn computer naar “Theme time radio hour - with your host Bob Dylan” en werd weer eens gecharmeerd door twee van mijn favoriete jazz-zangeressen: Billie Holiday (1915-1959) en Dinah Washington (1924-1963). De stem van de laatste vind ik op de Cd terug op het nummer “Big long slidin’ thing”. (Denk daar niks verkeerds bij; het is de trombone van haar vader.) Het nummer is uit haar Mercury-tijd (1946-1961), die ik op maar liefst 3x7=21 Cd’s heb staan. Als ik het wel heb, is “Big long slidin’ thing” van beginjaren 50. Cd 3.2 van haar Mercury-doos is goed voor vijftien nummers. Hier zijn ze uitgespeld:
01.Such A Night
02.Until Sunrise
03.One Arabian Night
04.I Let A Song Go Out of My Heart
05.A Foggy Day
06.Bye Bye Blues
07.Blue Skies
08.(No, No, No) You Can’t Love Two
09.What A Great Sensation
10.Raindrops
11.Big Long Slidin’ Thing
12.Dream
13.I Can’t Hurt Anymore
14.Soft Winds
15.If It’s The Last Thing I Do
Nummertje 1, “Such A Night“, is hopelijk bij jullie bekend van de latere versie van Elvis Presley. Andere mooie nummers vind ik bijv. “(No. No, No) You Can’t Love Two, “Dream”, “Soft Winds” en het uiterst jazzy “I Let A Song Go Out Of My Heart”.
Een ander hoogtepunt op het “Theme time radio hour – with your host Bob Dylan” is Billie Holiday’s “Good morning heartache”. Dat lied heb ik overigens op diverse Cd’s van haar staan. Het nummer is uit haar Verve-tijd, die loopt die van 1945 tot 1957. Billie Holiday’s muziek uit die periode vind ik het gemakkelijkste terug op een box met tien Verve-Cd’s. Als ik mijn computer mag geloven, is “Good Morning Heartache” uitgebracht in 1956 en staat die op Cd 7 van de tien. Ook van die Cd geef ik jullie maar eens het hele rijtje:
01.Travelin’ Light
02.I Must Have That Man!
03.Some Other Spring
04.Lady Sings The Blues
05.Strange Fruit
06.God Bless The Child
07.Good Morning Heartache
08.No Good Man
09.Do Nothing Till You Hear From Me
10.Cheek To Cheek
11.Ill Wind
12.Speak Low
13.We’ll Be Together Again
14.All Or Nothing At All
15.Sophisticated Lady
16.April In Paris
Billie Holiday, wat is het toch een fenomeen. Naast “Good Morning Heartache” vraag ik jullie vriendelijk, doch dringend nog weer eens te luisteren naar bijv. “God Bless The Child” en nog meer naar “Strange Fruit”, dat is voor mij een evergreen van het zuiverste water. Zijn jullie daarmee nog niet tevreden? Doe er dan maar bijv. “Some Other Spring”, “Do Nothing Till You Hear Fom Me”, “Speak Low” en “All Or Nothing At All” bij en, niet te versmaden, “Ill Wind”.
De uitbundige Dinah Washington en de verlegen Billie Holiday zijn mij beiden even lief. En toch, als ik louter en alleen naar Mercury 3.2 en Verve 7/10 kijk, geef ik aan de droevige stem van Billie Holiday nog net even meer krediet. (Maar nou bekruipt mij wel de neiging om allerlei wapenfeiten van Dinah Washington te gaan opsommen.)

Hier is een jeugdfout die zich maar moeilijk laat herstellen. Ik had als jongen natuurlijk nooit naar een katholieke middelbare school moeten gaan, maar het was niet anders: mijn broer Harry zat sinds de zomer van 1956 op het Veldeke gymnasium in Maastricht, dus ging ik hem twee jaar later achterna naar die school. In alle jaren op het Veldeke, behalve jaar 1, had ik voor Duits een oudere, ongetrouwde leraar die onder ons, jongens op de speelplaats “De pudding” heette. Zijn officiële naam was Beuken, zonder umlaut. Hij had iets raars over zich; was hij bovenmatig gesteld op (mannelijke) schoolkinderen? Dan wist hij dat voor mij en mijn vrienden in ieder geval aardig verborgen te houden.
Hier wil ik het over een andere eigenaardigheid van de man hebben. “De pudding” had een prachtig ouderwets handschrift, waarmee hij het schoolbord graag volschreef, in het Duits uiteraard. En nou komt het: zijn kleine letter r schreef hij niet als: schuin naar boven, twee kleine topjes en dan weer terug naar beneden, maar als: schuin naar boven, terug naar beneden, dan op hetzelfde lijntje weer naar boven, gevolgd door een bijna horizontale streep. Op een typemachine is de letter niet goed aan te geven, zelfs niet met mijn bijzondere symbolen en bij de diverse lettertypes zou ik deze r-en ook niet zo snel kunnen thuisbrengen. Hoe dan ook, ik vond zijn r destijds helemaal uit-de-kunst en nam hem direct over. Later kreeg ik daar spijt van, veel spijt, maar toen was het al gebeurd met me. Volledig terugschakelen naar de oorspronkelijke r was knap lastig. Het eindresultaat is dat ik nu beide r-en door elkaar gebruik, geen gezicht! Vooral als ik bij het schrijven niet nadenk, neig ik nog steeds naar het gebruik van mijn Duitse leraar r, een pudding r.
Dat alleen al lijkt mij een reden om aan een type r boven geschreven r-en de voorkeur te geven. Mijn gangbare type r is een Times New Roman, grootte 14 en daar ben ik heel tevreden mee.

Zaterdag op het einde van de middag maakte ik weer eens de gang naar La Guarida. Dat is Spaans voor het hol, de schuilplaats. De volledige naam van het café is “la guarida del blues”. Deze keer trad een bandje op, los Gumbo, dat ik met enig goede wil de lijfband van de zaak zou willen noemen. Er hangen binnen foto’s van de vier jongens: een in zichzelf gekeerde pianist annex man met een hammondorgel, een nogal blije basgitarist, een behulpzame gitarist voor de akkoorden en een enkele solo en ten slotte de kennelijke leider, achter een drumstel. De laatste, Alberto Gulias, was degene die tevens als blueszanger figureerde en de diverse Engelse, eigen nummers, aan elkaar praatte in het Canarisch. Het mag hier gezegd worden: ik was uitermate gecharmeerd van Los Gumbo en hoop dat ze binnenkort nog een keer komen spelen. Dan ga ik zeker weer kijken.
Echter, een vraag op de achtergrond heb ik wel weer. Als ik de diverse zangeressen buiten beschouwing laat, waarom zitten er niet veel meer dames in muziekgroepjes - pop, folk, country, blues, noem maar op? Ik kan jullie best namen noemen van vrouwen die zonder te zingen, op de piano, gitaar, als blazer of zelfs als drumster actief zijn, maar dat zijn uitzonderingen. Noem mij eens twee vrouwelijke sologitaristen, trompettisten of drummers? Zijn bijvoorbeeld iemand als Candy Dulfer op de saxofoon of die basgitariste van The Scene in Nederland niet grote uitzonderingen? Hedendaagse muziek maken is, net als zoveel andere terreinen, een business van mannen, waarin vrouwen, behalve voor de microfoon, geen rol van betekenis spelen. Aan hun spierkracht ligt het niet, want waarom zou je als vrouw in een orkestje geen trombone kunnen spelen? Dames, is dat niet een mooi terrein om je gigantische achterstand om te zetten in een gelijkwaardige positie of zelfs een voorsprong?

Zondagavond zag ik op de boulevard een Telegraaf van zaterdag liggen. De krant had als kop op de voorpagina: WINTER IN AANTOCHT. Ik was er al op aan het wachten, maar daar is-t-ie: vrieskou, natte sneeuw en meer ongerief in Nederland, terwijl ik hier in korte broek boodschappen doe. Zo iets wil je graag bevestigd zien. In mijn internetcafé was www.nu.nl iets minder agressief in zijn beoordeling, maar een e-mail van Ton zei eveneens dat het echt bar en boos zou worden. De tijd zal het leren (of al geleerd hebben).
Op www.nu.nl zie ik ook wel cartoons, maar die bevallen mij zelden. Maar zondagavond was er een, die over de drukte bij de voedselbank ging, wel in de roos. Aan de bar van een café vertelt een oudere man trots dat hij “voedselbankier” is. Ernaast zit een man die tegen zijn buurman zegt: “Hij werkt bij de voedselbank. Het succes is hem naar het hoofd gestegen.”

Eerder die avond was ik op Las Canteras nu eens niet om de “belén de arena” weer te visiteren, waar nummertje 7 nu toch wel definitief ontbreekt, maar de zandhopen van lokale beeldhouwers een kans te geven om in de race te blijven. Vooraan, voorbij hotel Reina Isabel (Elisabeth II) had een nogal excentrieke man een verzameling tekenfiguren uitgebeeld die mij verder onbekend zijn. De grootste, ene Duƒƒ, zat tussen een verzameling cadeautjes met een vat bier van 40 liter voor zich. Geslaagd is anders naar mijn bescheiden overtuiging.
Verder op bij hotel Cristina had alweer een alternatieveling de kop, pardon, het hoofd van onderwijsvernieuwster Maria Montessori uitgebeeld, met daar omheen in het klein een aantal schoolkinderen en wat lesmateriaal. Naast het emmertje, waarin wij verondersteld werden enige muntjes in te gooien, had hij bovendien een hele verhandeling over de persoon Maria Montessori en haar verdiensten op papier gezet. Voor deze zandbuste heb ik wel een ruime voldoende over, een 7. Hij mag nog een keer terugkomen om een nieuwe gooi naar de macht te doen.
Gaan we naar de laatste sculptuur van de drie: een grote ouderwetse kerstman, “papá Noel”, alsof de firma Coca Cola hem zelf geconstrueerd had. Hij was omringd door een groepje kaboutertjes en een grote klok, die uiteraard op 5 voor 12 stond. De maakster, een pront meisje dat hier al jaren als zandvrouw actief is, stond er uitdagend een sigaretje bij te roken. Best interessant! Helaas, op een misser moet ik haar betrappen: het cijfer 4 schrijf je als IV behalve op een klok, daarop is het IIII. Foutje, bedankt! Niettemin krijgt zij mijn dagprijs. Ik geef haar creatie een 8; dat is tevens meer dan dat ik over heb voor de meeste van de zes “officiële” kunstwerken in de kerststal van zand.

Het probleem met opschriften op T-shirts is dat ze, zelfs hier in Spanjaardenland, bijna allemaal in het Engels zijn, als er al niet de naam van een firma opstaat. Helaas zie je weinig een leuke tekst in het Spaans. Liep ik maandagavond over de Tomás Miller om bij Daily Price een kijkje te nemen, en daar was er een die ik niet kan laten om aan jullie door te geven. “Al ido, olvido” stond op een zwart geval, waarachter een obstinaat meisje schuil ging. In goed Spaans staat dat voor: als iets geweest is, vergeet ik het. In het A.B.N. zeggen we dan: “uit het oog, uit het hart”.
Even later kwam ik een meisje tegen die “Déjà Vu” op haar truitje had staan. Dat is Frans, in ieder geval geen Engels, voor “ik heb je al eens eerder gezien”. Of zou het opschrift verwijzen naar de LP van Crosby, Stills, Nash & Young, waar ik nog steeds met plezier op terugkijk?

Cecilia heeft me dinsdagochtend weer eens met een bezoek vereerd. Tot de vele voordelen van haar behoort dat ze nog nooit verzaakt heeft en altijd op ongeveer het afgesproken tijdstip aanbelt. Ik word zelfs gezoend, twee wangkusjes waar ik niet onder uitkom. Na afloop was er wederom discussie over het honorarium. Ik kwam met 25 euro aanzetten, maar zij vond dat ze iets minder dan 2½ uur voor me in touw was geweest. Haar voorstel van 23 maar euro heb ik gelukkigerwijs kunnen afwimpelen.

Daarna had ik nog alle tijd om mij naar de “mercado central” te begeven. Volgens een bord mag je er niet in met een brandende sigaret, een fiets en skates. Horen jullie het eens van “een ander”, dat gedoe met die skates op allerlei plekken moet maar eens afgelopen zijn.
Bij de ingang stond een glazen bak met doppen van waterflessen. “En los mercados municipales recogemos los tapones para buena causa”, op onze markten verzamelen we de doppen voor een goed doel. Wat is dat doel dan wel, vraagt deze jongen zich af. Dat staat nergens, alleen “no me tires, depositame en este cubo, juntos podemos ayudar alguien. Gracias”. Stop me in deze bak, samen kunnen we iemand helpen. Bedankt. Dat “no me tires” is een uitdrukking die ik niet onder mijn pet heb. En wie nou gaat profiteren van al die doppen, is me nog steeds een raadsel. Dit is iets dat ik Noé of een van zijn vrienden eens moet vragen. Lorena lijkt me typisch iemand die er het naadje van de kous van zal weten.
Ik heb jullie eerder verteld over de verloting van een splinternieuwe auto door de markten. Voor het kleinere werk zijn er iedere week trekkingen. “Consíguela dada martes y jueves”, kennelijk om 1 uur ’s middags. “Con la ticket de compra igual o superior a 10 €, rellenando tu nombre y tu número de teléfono en él y depositándolo en nuestras urnas para el sorteo”, vul op je bonnetje van 10 of meer euro je naam en telefoonnummer in en stop het in de bus voor de trekking. Erbij zie ik een complete rauwe ham staan, toch al vlug 50 tot 100 euro waard, die mij toeroept: “¿A quien le tocaré? Aan wie zal ik hem uitdelen?
Op de markt is uw gulden een daalder waard, zouden we in Nederland zeggen. Hier lees ik over de “Frescura y calidad. Sin lugar a dudas”, Versheid en kwaliteit. Zonder ook maar de minste twijfel. Op de markt kocht ik deze keer koffie uit Kenia en Columbia, Russisch ei en pulpo (inktvis), sperzieboontjes en spinazie, oude kaas van Guia en gebrande amandelen. Ik kom wat eten befreft, weinig tekort op deze manier.

Ik heb er een gewoonte van gemaakt om tegen het schemerdonker, “atardecer”, de straat op te gaan voor een wandelingetje, eventueel gevolgd door een rondje internetten en/of een paar “kemissies”. Gisteravond, op de dinsdag, kreeg ik het ineens in mijn hoofd om een bezoekje te brengen aan La Regenta, het kunstcentrum bij mij om de hoek. Ik heb jullie er eerder wel eens over verteld, toen daar een fototentoonstelling over posters was. Als je vanaf Santa Catalina de Leon y Castillo ingaat, is het vooraan, schuin tegenover de nieuwe vestiging van het casino. Daar staat momenteel de relatie tussen moderne muziek en grafische kunst in the picture (tot 10 januari, dus je kunt er nog heen). De officiële naam is “Una historia del diseño grafico musical”, dat heeft, denk ik, geen vertaling nodig. Voor de toegangsprijs hoef je het niet te laten: de entree is gratis, voor wie daarin geïnteresseerd is.
Op twee ruime etages zijn ruim 800 platenhoezen te zien, allemaal uit de tweede helft van de vorige eeuw. Jullie bedenken een bijzondere hoes en hier ligt ze, of beter: hangt ze. Jazz, blues en country zijn weinig vertegenwoordigd, maar het begin van de rock ‘n’ roll wel al. Voor Elvis is een heel wandje ingericht. De Rolling Stones en nog meer de Beatles zijn goed voor vele tientallen afbeeldingen. Van Sergeant Pepper hangen er ook allerlei opvolgers/imitaties en de Stoneshoes met de ritssluiting is twee keer aanwezig.
Ook allerlei andere platen met een aparte hoes, die ik zo vlug kan bedenken, zijn hier present. Wie nog verdere belangstelling heeft voor de vertegenwoordigers van de “Beatlemania” en de periode er vlak na, zoals de Who, de Hollies, de Kinks, Roxy Music, en niet te vergeten Pink Floyd, hier hangt echt de hele handel keurig op een rijtje. Dat geldt ook voor de diverse Amerikaanse psychedelische artiesten zoals de Velvet Underground (met Lou Reed), Debbie Harry en andere groepen rond Andy Warhol. Van de popkunstenaars zijn ook bijv. Roy Lichtenstein en Keith Haring goed voor het nodige hoesmateriaal. Het verbaast me dat ik foto’s van Bob Dylan of kunstwerken rond zijn platen nauwelijks heb kunnen ontdekken en ook de Beach Boys blijven buiten schot. Wie vooral in de latere muziek geïnteresseerd is, zoals van de Sex Pistols of Nirvana, kan echter zijn hart weer uitgebreid ophalen. Het Engelse en Amerikaanse materiaal is er bijna allemaal. Ik constateer wel weer dat het Spaanstalige gebied maar zeer beperkt vertegenwoordigd is (en de lage landen bij de zee helemaal niet).
De aangegeven tweedeling in artiesten en stijlen in de begeleidende folder, die ik mee snaaide, kan ik overigens niet bepaald ontdekken. M.i. loopt steeds een bepaalde kunststijl aardig gelijk op met bepaalde muziek. Maar mooi blijft het! Ik heb een uur met veel animo naar de platenhoezen staan kijken, vooral LP-hoezen op ware grootte, als enige bezoeker trouwens. Pas toen ik weer naar de uitgang liep, kwam er een nieuwe nieuwsgierige binnen. Het was een man van mijn leeftijd, niet helemaal vreemd.

Zo ben je nog onthand en zo is het leed weer geleden. Dinsdagavond, gisteravond dus, was ik net weer thuis, toen ik Noé aan de telefoon kreeg. Ik word met hem vanavond, “nochevieja”, bij Lorena thuis verwacht voor een copieuze maaltijd. Dan heb ik tussendoor zeker de kans om jullie alweer deze brief te versturen. Wel is mij door Noé ook duidelijk gemaakt dat ik eventueel wat wijn zou kunnen meenemen. Dus heb ik mij vanmorgen bij de hipercor van El Corte Inglés aangediend voor de aanschaf van flessen “Baron De Ley Reserva”, uit 2009, uit eikenhouten vaten. Het rode spul is “embotellado en la propiedad”, wat een extra aanbeveling schijnt te zijn. In de schappen staat mijn “baron” bij de rioja’s en vooruit, een klein Spaans lesje, om het af te leren, moet toch kunnen:
“Este reserva fue criado durante 20 meses en barricas nuevas de robley posteriormente envejecido en botella hasta alcanzar su plentitud. Su profundo color y aromas complejos expresan la calidad de nuestras más de 350 hectáres de vinedo. Este vino no ha sido sometido a filtrados o estabilizados, por lo que puede presentar precipitados de origin natural.”
Als dat niet mooi klinkt! Ik weet niks van wijn, dus laat ik de vertaling naar het Nederlands graag aan jullie over.

Daarmee blaas ik de aftocht aan mijn blog 10.12. Dat ik er toch nog twee heb kunnen versturen, nummertje 11 en 12, Lorena wordt bedankt! Nu heb ik rust tot laten we zeggen 7 januari, als jullie mijn volgende brief mogen verwachten, weer als vanouds te versturen vanaf de universiteit. De vele honderden, misschien wel duizend vierkante kerstbomen, met meer dan 100 van die kerststerplanten per boom, die hier in de hele stad door de gemeente zijn neergezet, kunnen de pullenbak in. Het verbaast me in positieve zin dat ze de afgelopen weken allemaal echt ongeschonden zijn gebleven. Zijn wij niet een net volkje hier?
Voor wie nu denkt dat de donkere dagen NA kerstmis inmiddels zijn aangebroken, over 2½ week staat in Maastricht de nieuwe prins carnaval “oppe merret” naar jullie te zwaaien (tenzij je niet gaat kijken dan wel zelf tot het hoge ambt verkoren bent.) Hier verbijt, sorry verbeid ik mijn tijd; dat moet op zijn tijd ook eens kunnen. Tot ziens, hasta luego, PaulK.

BOEKENBIJLAGE

Ik heb er weer eentje uit. Jullie en ik weten dat Zweden een land is dat in het verleden en nog steeds vele auteurs van moordboeken voortbracht en voortbrengt. Een vrij nieuweling is Kjell Eriksson, geboren in 1953. Ik heb hem hier vorig jaar al eens in het zonnetje gezet. In 2003 kwam zijn boek “Nattskärran” uit, in de Nederlandse vertaling van 2006 heet het “Nachtschaduw”. Voor wie een verklaring van de titel wil, kijk maar eens op blz. 100 of 273 van het boek. De plaats van handeling is het Zweedse Uppsala, ten noordwesten van Stockholm, waar Kjell Eriksson vandaan komt.
De ster van het boek is politie-inspecteur Ann Lindell, in de dertig, ongetrouwd en met een minizoontje genaamd Erik. Zij en haar team, met o.a. Ola Haver, Bea Andersson en Sammy Nilsson, moeten de moord op een jongeman oplossen, Sebastian Holmberg, die tijdens de brandstichting en rellen in de Drottninggatan met een stoel is doodgeslagen. Als verdachte is Marcus Ålander opgepakt, Sebastian’s rivaal bij de keuze van een meisje. Niet veel later wordt nog eens een opvanghuis voor allochtonen in de fik gezet, met nog eens drie doden. Later blijkt dat de verschillende ongeregeldheden waarschijnlijk van een groepje extreem rechtse racisten komen, met als doel om de allochtonen in diskrediet te brengen. En voor de aanslag op Sebastian is, althans volgens Ann Lindell, iemand anders dan Marcus verantwoordelijk, terwijl ook enkele Perzische jongens, Ali en Mehrdad, er zijdelings bij zouden betrokken zijn. Enkele agenten van de ordedienst zouden bovendien een verkeerde rol hebben gespeeld.
Het duurt ruim 300 bladzijden voordat de moordzaak of meer en de ongeregeldheden tot een einde komen. Daarbij komen zoveel mensen met een achternaam eindigend op –son voorbij, dat ik er hier een zaak van maak om nog enkele mensen zonder -son op het einde te noemen: Lund, M-molin, Munke, Risberg, Ryke en Wolf.
Is Zweden meer dan het detectiveland van voormalige grootheden als Sjöwall & Wahlöö en Henning Mankell? Wel zeker, met bijv. Kjell Eriksson en zijn Ann Lindell is er nieuw licht aan de horizon. Zijn Zweeds “Nachtzwaluw” is er een om bij de betere politieromans in de kast terug te zetten. Ik geef er een 8+ voor, vooruit zelfs een 8½, en beloof jullie dat ik, wat hem betreft, nog vaker van me zal laten horen.

Of het niks is, heb ik zelfs nog een tweede boek voor jullie in de aanbieding. Ken Follett (uit 1949) is vandaag de dag een beroemde schrijver, o.a. vanwege zijn recente trilogie: “Fall of giants” uit 2010, “Winter of the world” uit 2012 en “Edge of eternity” dat momenteel in hele stapels in de boekwinkel op klanten ligt te wachten. Hoe was Follett vroeger als schrijver, toen hij nog een jong ventje was? Een van zijn eerste was The Modigliani scandal” uit 1976. Dat ga ik hier voor jullie uit de doeken doen.
(Voor wie het niet weet, Amedeo Modigliani is een Italiaanse schilder uit Livorno van meer dan honderd jaar terug. Oud is de man kennelijk niet geworden, niet veel meer dan Jezus Christus. Zijn botten liggen op Père Lachaise in Parijs, de stad waar hij in 1920 overleden is.)
Hier is het verhaal in notendop. Dee Sleigh is een studente kustgeschiedenis in Parijs die een proefschrift wil gaan schrijven over drugs en schilders. Als ze hoort dat in de buurt van Livorno een Modigliani ligt te verkommeren, die hij onder invloed van drugs geschilderd zou hebben, gaat ze proberen om die te bemachtigen. Ze stuurt vanuit Italië ansichtkaarten naar haar oom Charles Lampeth en vriendin Samantha Winacre in Londen. Die zijn evenmin vies van een nog onbekende Modigliani. Dan is er nog Julian Black, schoonzoon van de rijke lord Cartwell, die eveneens achter de Modigliani aan gaat.
Intussen besluiten de afgewezen schilder Peter Usher en zijn vriend Mitch om werken van bekende schilders te vervalsen en aan galeries te verkopen om zo de schijnheiligheid van het kunstkennerswereldje aan de kaak te stellen. Moet ik nog meer verklappen? Nee, dus.
Als ik Ken Follett’s “The Modigliani scandal” vergelijk met zijn veel latere boeken, is dit boek echt een stuk minder. Dat kan met gedateerdheid te maken hebben, maar ik vind het verhaal maar matig en ook de verteltrant kan me niet heel erg boeien. Dat vertaalt zich in een matig cijfer: meer dan een 6½ kan er als recensiecijfer niet van af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten